Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen / Klachtafhandeling
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
40142/60848
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klager klaagt dat hij lang moest wachten op de behandeling van zijn aanvraag bij de zorgaanbieder en over de afwijzing van zijn verzoek om behandeling van ASS. Hierdoor heeft de klager lang op een wachtlijst moeten staan. Ook vindt de klager dat de zorgaanbieder op de website haar behandelaanbod onvoldoende duidelijk heeft gemaakt. Volgens de zorgaanbieder heeft de intake langer dan normaal geduurd, maar dit kwam door de Covid-19 maatregelen. Daarnaast was er geen sprake van co-morbiditeit en daarom is de klager terugverwezen naar de huisarts. De zorgaanbieder heeft klager aangeboden te bemiddelen bij een andere zorgaanbieder, maar hier is de klager niet op in gegaan. De commissie oordeelt dat de periode die de klager moest wachten tussen de ontvangst van de verwijsbrief en het intakegesprek niet buitensporig lang is. Verder staat zowel op de oude als de nieuwe website van de zorgaanbieder duidelijk vermeld dat autisme spectrum stoornissen alleen kunnen worden behandeld indien sprake is van bijkomende co-morbide problematiek. De zorgaanbieder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat tijdens het intakegesprek niet is gebleken van bijkomende co-morbide problematiek. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats]
en
Amacura B.V., gevestigd te Geleen (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2021 te Den Haag via een Zoom-verbinding met beide partijen.
Namens de zorgaanbieder heeft [naam] het standpunt nader toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de weigering van de zorgaanbieder om klager te behandelen.
Standpunt van de klager
Voor het standpunt van de klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 6 mei 2020 is klager door de huisarts verwezen naar de zorgaanbieder in verband met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis en een gegeneraliseerde angststoornis. Voorafgaande aan deze verwijzing heeft klager naar aanleiding van informatie op de website telefonisch contact met de zorgaanbieder opgenomen met de vraag of de zorgaanbieder de gewenste zorg (onderzoek en/of behandeling autisme) kon bieden. Dit werd bevestigd. Op 8 juni 2020, 5 weken na de aanmelding, werd klager tijdens een telefonische intake door de zorgaanbieder meegedeeld dat de zorgaanbieder al geruime tijd geen onderzoek en/of behandeling meer biedt bij Autisme Spectrum Stoornissen (hierna: ASS).
De klacht is tweeledig: enerzijds hanteert de zorgaanbieder een onduidelijk behandelaanbod en anderzijds heeft klager ook vanwege die onduidelijkheid te lang op de wachtlijst gestaan.
Door het handelen van de zorgaanbieder heeft klager onnodig lang in onzekerheid verkeerd omtrent het doorgang vinden van een noodzakelijke behandeling. Dit heeft heftige angstgevoelens en stress gerelateerde klachten, zoals slapeloosheid, veroorzaakt. Hierdoor is klager structureel slaapmedicatie (zopiclon) gaan gebruiken. Oktober 2020 is klager gediagnosticeerd met een autisme spectrum stoornis, welke stoornis, evenals een reeds eerder gediagnosticeerde angststoornis, ook bestond in mei/juni 2020. Ten tijde van de aanvraag was er dus wel degelijk sprake van een co-morbiditeit.
Door het onrechtmatige handelen van de zorgaanbieder heeft klager (im)materiële schade geleden welke schade door klager wordt begroot op een bedrag van € 385,–. Klager verzoekt de commissie de zorgaanbieder te veroordelen tot betaling van dit bedrag aan klager.
Ter zitting heeft klager zijn standpunt toegelicht.
Klager is van oordeel dat de zorgaanbieder op de website haar behandelaanbod onvoldoende duidelijk heeft gemaakt. Dit blijkt ook uit het feit dat nadien het betreffende tabblad over ASS op de website is aangepast. Ook de zorgverzekeraar heeft klager in eerste instantie verwezen naar de zorgaanbieder.
Na de telefonische afwijzing is klager naar zijn huisarts teruggegaan. Deze adviseerde klager om geen tijd te verliezen en zich aan te melden bij een andere zorgaanbieder. Klager staat daar op een wachtlijst en wacht nog steeds op een behandeling.
Het is juist dat de zorgaanbieder klager heeft aangeboden voor hem te bemiddelen bij een andere zorgaanbieder maar gezien de sfeer tijdens dit gesprek is klager op dit aanbod niet ingegaan.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 8 juni 2020 heeft een telefonische intake met klager plaatsgevonden omdat er vragen over de verwijzing door de huisarts waren. Normaal vindt een intake binnen twee weken na aanmelding plaats. Vanwege veel crisissituaties, thuiswerkende medewerkers en ziekte ten gevolge van Covid-19 heeft de intake pas na 4 weken plaatsgevonden.
Tijdens de intake heeft klager aangegeven dat zijn hulpvraag slechts betrekking had op een diagnostiek naar autisme en dat er geen sprake was van bijkomende problematiek. De angstklachten die waren vermeld op de verwijsbrief werden door klager ontkend. Ook in een later gesprek van 29 juni 2020 heeft klager geen melding gemaakt van zijn angstklachten c.q. van co-morbiditeit. Omdat er geen sprake was van co-morbiditeit is klager terugverwezen naar zijn huisarts en heeft de zorgaanbieder de huisarts hiervan op de hoogte gesteld. De huisarts heeft daarop niet meer gereageerd.
Zoals ook op de oude en de nieuwe website van de zorgaanbieder staat vermeld, kan de zorgaanbieder sinds medio september 2018 geen diagnostiek en/of behandeling aanbieden zodra de hulpvraag betrekking heeft op ASS, zonder dat er sprake is van een bijkomende problematiek.
De zorgaanbieder heeft dit beleid uitgebreid en bij herhaling gecommuniceerd richting de huisartsen in de regio, waaronder de huisarts van klager.
De zorgaanbieder is overgegaan tot een telefonische intake omdat in de praktijk bleek dat huisartsen in hun verwijsbrief vaak opnemen dat er sprake is van co-morbiditeit terwijl tijdens een intakegesprek blijkt dat dit niet zo is.
De zorgaanbieder heeft klager aangeboden te bemiddelen bij een andere zorgaanbieder. Hierop is klager niet ingegaan. Het is vervolgens de eigen keuze geweest van klager om te kiezen voor een zorgaanbieder die blijkbaar geen contract heeft met de zorgverzekeraar, waardoor de klager een deel van de behandeling wellicht zelf moet betalen.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de vordering tot een schadevergoeding van klager af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat de klachten van klager zich enerzijds richten op duur van de behandeling van de aanvraag van klager en anderzijds op de afwijzing van zijn verzoek om diagnose/behandeling van ASS.
De commissie overweegt dat het intakegesprek heeft plaatsgevonden op 8 juni 2020 naar aanleiding van een verwijsbrief van de huisarts die is ontvangen op 8 mei 2020. Naar het oordeel van de commissie is de maand die klager heeft moeten wachten tussen de ontvangst van de verwijsbrief en het intakegesprek niet buitensporig lang. Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat, vanwege de Covid-19 maatregelen, werkzaamheden niet meer op kantoor kunnen worden uitgevoerd en sprake is van een hoger ziekteverzuim waardoor de behandeling van de aanvraag iets langer heeft geduurd dan normaal. De commissie verklaart dit onderdeel van de klacht niet gegrond.
De commissie stelt vast dat zowel op de oude als de nieuwe website van de zorgaanbieder duidelijk staat vermeld dat autisme spectrum stoornissen alleen kunnen worden behandeld indien sprake is van bijkomende co-morbide problematiek (stemmings- en angststoornissen en persoonlijkheidsstoornissen).
De zorgaanbieder heeft naar het oordeel van de commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat tijdens het intakegesprek niet is gebleken van bijkomende co-morbide problematiek. Een bevestiging daarvan haalt de commissie ook uit het feit dat de huisarts niet heeft gereageerd op de brief van de zorgaanbieder waarin klager is terugverwezen naar de huisarts. De commissie gaat ervan uit dat indien er wel sprake was geweest van een co-morbide problematiek de huisarts hierop actie had ondernomen. De klager heeft ter zitting tevens aangegeven dat hij na de terug verwijzing naar de huisarts geen contact meer heeft opgenomen met de zorgverzekeraar met een verzoek om te bemiddelen bij de zorgaanbieder.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder op grond van haar eigen – op haar website duidelijk verwoord – beleid de zorgaanvraag van klager terecht heeft afgewezen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
Klager heeft de commissie verzocht de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding van een (im)materiële schade ter hoogte van € 385,–.
Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten. Nu hiervan niet is gebleken wijst de commissie deze vordering af.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is ongegrond en het door de klager gevorderde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, dr. J.W. Stenvers, mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 23 februari 2021.