Zorgaanbieder maakt onterecht gebruik van vlindertechniek

De Geschillencommissie




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 23963/29685

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klager stelt dat de zorgaanbieder verschillende keren een hanteringstechniek toegepast heeft bij zijn zoon, waarbij een arm op zijn rug werd gedraaid en zijn hoofd richting de grond werd geduwd. De klager heeft hier geen toestemming voor gegeven. De zorgaanbieder vindt dat de klacht ongegrond is. Volgens de zorgaanbieder heeft de klager ermee ingestemd dat zijn zoon bij uiterste nood met de vlindertechniek zou worden begeleid, zolang hij niet naar de grond wordt gebracht. Dit is ook niet gebeurd volgens de zorgaanbieder. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder nalatig is geweest in een goede omschrijving van de term vlindertechniek in het toestemmingsformulier en steken heeft laten vallen betreft de communicatie, rapportage en evaluatie. Hierdoor is een lange tijd toepassing gegeven aan een hanteringstechniek waarvoor de klager, die ervan uitging dat alleen de tiltechniek zou worden toegepast, geen toestemming heeft gegeven. De zorgaanbieder is tekortgeschoten in de uitvoering van de zorgverleningsovereenkomst. De klacht is gegrond. De zorgaanbieder moet de cliënt een schadevergoeding van € 3000.—betalen.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Naam klager], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Pedagogisch Sociaal Werk Midden-Limburg, gevestigd te Roermond
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 april 2021 te [plaatsnaam].

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen zijn ter zitting verschenen. Namens klager is verschenen zijn vrouw, bijgestaan door [naam advocaat klager]. Namens de zorgaanbieder is verschenen [naam gedragsdeskundige], bijgestaan door mevrouw [naam advocaat zorgaanbieder].

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. [Naam advocaat zorgaanbieder] heeft daarbij een pleitnotitie overgelegd.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de gang van zaken met betrekking tot de door de zorgaanbieder toegepaste hanteringstechniek.

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

1) Tussen februari 2018 en augustus 2019 is door medewerkers van de zorgaanbieder minimaal tien keer een hanteringstechniek toegepast bij de zoon van klager (hierna te noemen: de cliënt) waarbij een arm op zijn rug werd gedraaid en zijn hoofd naar voren/richting de grond werd geduwd. Klager en zijn vrouw hebben voor deze techniek geen toestemming gegeven en zijn – ondanks herhaaldelijke vragen van hun kant – nooit op de hoogte gesteld van het feit dat deze techniek werd toegepast. Zij zijn hier per toeval achter gekomen. De zorgaanbieder heeft steeds beweerd dat het maximaal vier keer is voorgekomen dat de zogenaamde vlindertechniek werd gebruikt, maar uit papieren blijkt dat deze techniek minimaal tien keer is toegepast.

2) Klager en zijn vrouw worden ook nu wederom bewust niet meegenomen in een aantal zaken die spelen rondom de cliënt. Er worden beslissingen genomen waar zij niet achter kunnen staan, omdat deze niet in het belang zijn van de cliënt. Zo zijn van de ene op de andere dag fulltime flexwerkers ingezet zonder hen hierin te kennen of mee te nemen.

3) De zorgaanbieder geeft aan alles te doen om een soepele overgang naar de volgende zorgaanbieder te bewerkstelligen, maar vervolgens geeft hij bij de nieuwe zorgaanbieder aan (wederom achter de rug van klager en zijn vrouw om) dat hij niet akkoord gaat met de ingangsdatum.

4) Klager is van mening dat de communicatie, verslaglegging en evaluatie bij de zorgaanbieder niet op orde zijn.

5) De cliënt is door de zorgaanbieder weggezet als agressief, maar dat is hij niet. Hij reageert gewoon op hoe de begeleiding met hem omgaat. Het is een kwestie van ‘actie-reactie’.

Klager wil met zijn klacht bereiken dat de zorgaanbieder:
– beter kijkt naar wat de cliënt nodig heeft in plaats van de cliënt (soms letterlijk) te dwingen om zich aan te passen aan situaties, terwijl hij daar emotioneel niet toe in staat is;
– eerlijk is naar ouders over wat er allemaal gaande is;
– géén hanteringstechnieken meer toepast;
– ouders meeneemt in beslissingen rondom hun kind;
– toegeeft fout te zijn geweest in de keuzes die zij voor klager hebben gemaakt, en
– excuses aanbiedt voor het onrecht dat de cliënt is aangedaan.

Voorts verlangt klager een schadevergoeding.

Klager heeft enkele malen voor gesprekken naar aanleiding van het toepassen van de hanteringstechnieken vrij moeten nemen van zijn werk, in totaal ongeveer drie dagen. Klager is zzp’er en hanteert een uurtarief van € 40,– per uur. Het totaalbedrag dat klager als verplaatste schade wenst te vorderen, komt daardoor uit op 3 x 8 uur per dag = 24 uur x € 40,– = € 960,–

Daarnaast vordert klager € 7.500,– aan smartengeld voor de cliënt, nu deze door het toepassen van de vlindertechniek vaker ontroostbaar thuis is gekomen. Een dergelijke techniek heeft dan ook een grote impact gehad op de cliënt, zeker gezien zijn ernstige, verstandelijke beperking en de omstandigheid dat hij nooit eerder ontroostbaar thuis is gekomen.

In totaal wordt daarmee een schadevergoeding van € 8.460,–gevorderd.

Naar aanleiding van het beroep op niet-ontvankelijkheid van de zorgaanbieder merkt klager op dat hij in de interne klachtenprocedure niet alleen heeft voorgelegd dat er ongeoorloofde hanteringstechnieken zijn toegepast op de cliënt, maar ook dat hij de zorgaanbieder verwijt dat er geen goede communicatie, evaluatie en rapportage heeft plaatsgevonden.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt is per 1 maart 2005 in zorg bij de zorgaanbieder gekomen. In de loop der tijd hebben zich gedragsveranderingen bij de cliënt voorgedaan en werd het in de dagelijkse praktijk steeds moeilijker om de cliënt zorg te verlenen. Vooral het vervoer naar en in de bus vormden een probleem. Het kwam op een punt dat de begeleiders de cliënt fysiek gewoonweg niet meer de baas konden en de zorgverlening aan hem op bepaalde momenten onmogelijk werd. De zorgaanbieder heeft er begrip voor dat het voor ouders niet prettig is om te lezen dat het gedrag van hun kind als ‘agressief’ wordt bestempeld.

Uiteindelijk hebben klager en zijn vrouw ermee ingestemd dat de cliënt bij uiterste nood via de speciale zogenaamde vlindertechniek zou worden begeleid, mits hij niet naar de grond zou worden gebracht. Zij hebben op 1 maart 2018 ook een formulier ondertekend waarop zij toestemming gaven voor het gebruiken van deze vlindergreep. Op geen enkel moment hebben de begeleiders van de cliënt de indruk gekregen dat er een misverstand kon bestaan over het voorstel dat zij deden, of over wat de vlindergreep – die aan klager en zijn vrouw is voorgedaan – precies inhoudt. Klager en zijn vrouw hebben geen gebruik gemaakt van de uitnodiging van de zorgaanbieder om bij een cursus over hanteringstechnieken aanwezig te zijn. In de reguliere gesprekken die volgden over de zorgverlening aan de cliënt, hebben zij nooit zorgen geuit over het gebruik van de vlindergreep en er was voor de begeleiders van de cliënt op dat moment geen reden om aan te nemen dat dit in feite anders was. De cliënt is uitdrukkelijk nooit naar de grond gebracht. Ook heeft geen enkele begeleider hem pijn willen doen, of waren er signalen dat hij pijn had wanneer een begeleider hem tegen zijn wil probeerde te verplaatsen. In de bus is de betreffende greep nooit gebruikt, omdat daarvoor in het gangpad van een bus gewoonweg onvoldoende ruimte beschikbaar is.

In het algemeen bleek het lastig om een greep uit te voeren, omdat de cliënt vaak op de grond ging zitten en het de begeleiders zo onmogelijk maakte nog iets te doen. Wanneer dit soort incidenten plaatsvond, is dat steeds mondeling of via het schriftje van de cliënt aan klager en zijn vrouw gemeld en zijn zogenaamde FOBO-meldingen door de begeleiders ingevuld. Dit betekent niet dat tijdens de incidenten steeds de vlindertechniek is toegepast.

Toen de vaste begeleiders van de cliënt aangaven dat zij de zorgverlening voor de cliënt – mede doordat klager en zijn vrouw het gebruik van technieken om de cliënt fysiek te sturen niet langer toestonden – niet langer aankonden, heeft de zorgaanbieder zich genoodzaakt gezien om Careflex in te schakelen. De zorg werd verleend door een klein kernteam van ervaren mensen in de vaste groep en gebruikelijke omgeving van de cliënt.

Tijdens de procedure bij de interne klachtencommissie is gebleken dat de vastlegging van de afspraken met klager en zijn vrouw in het dossier van de cliënt onvoldoende is geweest. Dat spijt de zorgaanbieder en die spijt heeft hij ook meerdere keren aan klager en zijn vrouw meegedeeld.

De zorgaanbieder heeft bij klager en zijn vrouw aangegeven dat de cliënt vanaf zijn 18de verjaardag in zijn belang beter zou kunnen worden overgeplaatst naar een andere zorginstelling, omdat de zorgaanbieder niet meer de juiste zorg aan hem kan verlenen. Ook daarover waren klager en zijn vrouw teleurgesteld. De zorgaanbieder zorgt voor een warme overdracht aan de door klager en zijn vrouw gekozen nieuwe zorgaanbieder en verleent alle medewerking om deze overgang voor de cliënt zo positief mogelijk te laten verlopen.

Zoals uit de uitspaak van de interne klachtencommissie volgt, hebben klager en zijn vrouw uitsluitend als klacht bij de interne klachtencommissie aangekaart dat de zorgaanbieder zonder toestemming ongeoorloofde hanteringstechnieken zou hebben toegepast. De zorgaanbieder is van mening dat de commissie niet bevoegd is te oordelen over de andere klachtonderdelen.

De zorgaanbieder is voorts van mening dat uit niets blijkt dat de zorgverlening aan de cliënt van onvoldoende kwaliteit is geweest. Hoe vervelend het ook is dat achteraf is gebleken dat dingen beter schriftelijk vastgelegd hadden moeten worden, dit betekent nog niet dat sprake is van een tekortkoming van de zorgaanbieder ten aanzien van de zorgverlening of dat de cliënt daardoor schade heeft geleden.
Voor toewijzing van een schadevergoeding is in dit geval geen plaats. De zorgaanbieder benadrukt dat de gebruikte techniek juist wordt ingezet om op een menselijke manier te kunnen ingrijpen. De persoon waarop de techniek wordt toegepast, ondervindt daarvan dus juist geen pijn.
Concluderend stelt de zorgaanbieder dat hij op voldoende zorgvuldige en deskundige wijze de zorgverlening aan de cliënt heeft vormgegeven. De zorgaanbieder is daarbij gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en de geldende professionele standaard.

De zorgaanbieder verzoekt de commissie om de ingediende vordering primair af te wijzen, subsidiair in alle onderdelen ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Artikel 6 van het reglement van de commissie bepaalt – voor zover van belang – als volgt:
De commissie verklaart op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk indien hij zijn klacht niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient”.

Zoals ter zitting reeds besproken, zal de commissie klager niet-ontvankelijk verklaren in de klachtonderdelen 2, 3 en 5, omdat hij deze niet eerst aan (de klachtencommissie van) de zorgaanbieder heeft voorgelegd.

De commissie zal dus slechts de klachtonderdelen 1 en 4 behandelen.
Deze klachtonderdelen betreffen de toepassing van de vlindertechniek door de zorgaanbieder (klachtonderdeel 1) en de wijze van communicatie, rapportage en evaluatie door de zorgaanbieder (klachtonderdeel 4). Uit het advies van de Klachtencommissie blijkt dat die commissie ook dit klachtonderdeel heeft beoordeeld, hoewel het niet is opgenomen onder het kopje ‘samenvatting klacht en verweer’. Dit blijkt onder meer uit de volgende passage in voornoemd advies: ‘De klagers stellen dat het schort aan goede communicatie, rapportage en evaluatie. De commissie volgt de klagers in deze opvatting.’ Daarmee heeft klager ten aanzien van beide klachtonderdelen voldaan aan het gestelde in artikel 6 van het reglement van de commissie.

Bij de beoordeling van de klacht geldt het volgende beoordelingskader.
De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder, is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naast hetgeen partijen in deze zorgovereenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek. Bij de uitvoering van de overeenkomst moet de zorgaanbieder de zorg van een goed zorgaanbieder in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor de zorgaanbieder geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgverleningsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.

De commissie stelt vast dat in het door klager en zijn vrouw op 1 maart 2018 getekende toestemmingsformulier staat vermeld:

Hierbij verklaren wij als ouders van [naam zoon] dat we akkoord zijn met het toepassen van de geleerde hanteringstechniek (vlindergreep) op momenten dat [naam zoon] fysieke weerstand laat zien en niet meer op een andere manier te begeleiden is. De begeleiding van [naam zoon] is erop gericht om moeilijke situaties voor te zijn, preventief werken en aandacht voor contact en communicatie staan voorop. Wanneer de spanning bij [naam zoon] hoog blijft en ombuigen c.q. begeleiden geen gewenst effect heeft, zal [naam zoon] de begrenzing aangeboden krijgen door hem met twee personen volgens de geleerde hanteringstechnieken kaders aan te bieden en hierdoor rust te bieden, waardoor hij zich kan herstellen. Daarna wordt de begeleiding weer op een positieve wijze opgepakt. De afspraak is dat [naam zoon] NIET op de grond wordt gelegd”.

De commissie stelt voorts vast dat klagers voorafgaand aan deze procedure een klacht hebben ingediend bij de Klachtencommissie van de zorginstelling. Naar aanleiding daarvan heeft de Klachtencommissie onder meer overwogen:

De commissie heeft geconstateerd dat de verslaglegging en rapportage in deze casus grote leemten vertoont. Het is de zorgplicht van een zorgverlener om een cliënt/vertegenwoordiger helder en duidelijk te informeren. Het toestemmingsformulier voldeed daar niet aan’ De term vlindertechniek wordt niet nader omschreven, de betekenis ervan is voor een leek niet te achterhalen. Gezien het feit dat ouders vanaf het begin tegen het toepassen van de agressietechniek/hanteringstechniek waren, had het op de weg van de medewerkers gelegen nadrukkelijk te verifiëren of de ouders werkelijk akkoord waren met het gestelde in het formulier. Dat is niet gebeurd, ook later niet. Zo kon de misvatting in interpretatie gedurende geruime tijd voortbestaan en de betwiste agressietechniek/hanteringstechniek op [naam zoon] gedurende geruime tijd toepassing vinden.
(…)
De klagers stellen dat het schort aan goede communicatie, rapportage en evaluatie. De commissie volgt de klagers in deze opvatting. Afgezien van het feit dat het protocol niet is gevolgd, was de verslaglegging zeer onvolledig. lndien er gezamenlijk in een open gesprek duidelijk geëvalueerd was uitgaande van concrete afspraken, was de bestaande misvatting mogelijk eerder geconstateerd.

De commissie volgt de overwegingen van de Klachtencommissie. Met die commissie is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder nalatig is geweest in een goede omschrijving van de term vlindertechniek in het toestemmingsformulier en steken heeft laten vallen waar het betreft de communicatie, rapportage en evaluatie. Evenals de Klachtencommissie is de commissie van oordeel dat dit ertoe heeft geleid dat geruime tijd toepassing is gegeven aan een hanteringstechniek waarvoor klager en zijn vrouw – die kennelijk ervan uitgingen dat de zorgaanbieder alleen de tiltechniek zou gebruiken – geen toestemming hebben gegeven. Gelet op de verklaring van de bus begeleidster van 23 juni 2020 acht de commissie aannemelijk dat de vlindergreep – anders dan de zorgaanbieder stelt – ook een aantal keren is toegepast om de cliënt in de bus te krijgen. Dat de begeleidster geen kennis heeft van de toegepaste greep en dat zij niet betrokken is geweest bij de scholing over dit onderwerp of de verdere zorgverlening aan de cliënt, wil niet zeggen dat zij hierover geen verklaring kan afleggen. De begeleidster heeft een duidelijke omschrijving gegeven van wat zij heeft gezien; daarvoor hoefde zij niet deskundig te zijn.

Uit het voorgaande volgt dat de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie is tekortgeschoten in de uitvoering van de zorgverleningsovereenkomst. De commissie is van oordeel dat deze tekortkoming aan de zorgaanbieder kan worden toegerekend. De klacht van de cliënt is daarom gegrond.

Klager acht de zorgaanbieder aansprakelijk voor de schade die hij en de cliënt naar zijn zeggen door toedoen van de zorgaanbieder hebben geleden.

Ten aanzien van de door klager gevorderde schadevergoeding voor het moeten nemen van vrije dagen is de commissie van oordeel dat het causaal verband tussen de door klager genoemde schade en het handelen van de zorgaanbieder onvoldoende is aangetoond. Zo dit verband al aanwezig kan worden geacht, geldt bovendien dat de gestelde schade op geen enkele wijze is onderbouwd. Deze schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.

Aan de orde is dan de verzochte immateriële schadevergoeding. Het toekennen van een immateriële schadevergoeding is mogelijk indien er geestelijk letsel is dat kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. De commissie acht voldoende aannemelijk dat de cliënt psychisch heeft geleden door toepassing van de vlindertechniek. Aldus ligt een vergoeding van immateriële schade in de rede. De commissie acht evenwel niet het gehele gevorderde bedrag van € 7.500,– voor toewijzing vatbaar, maar zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepalen dat de zorgaanbieder aan klager een bedrag van € 3.000,– moet betalen.

Indien de klacht van de klager door de commissie gegrond wordt bevonden, wordt – zo bepaalt artikel 21 van het reglement van de commissie – in het bindend advies tevens bepaald dat de zorgaanbieder aan de klager het door deze betaalde klachtengeld ad € 52,50 moet vergoeden. Nu in dit geval sprake is van een gegrondverklaring en klager voormeld bedrag heeft betaald, zal de commissie uitvoering geven aan deze bepaling.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt beslist als volgt.

Beslissing
De commissie:

– verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 2, 3 en 5;

– verklaart de klachtonderdelen 1 en 4 gegrond;

– bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënt een schadevergoeding van € 3.000,– dient te betalen;

– bepaalt dat de zorgaanbieder aan klager het klachtengeld ten bedrage van € 52,50 dient te vergoeden;

– wijst af het meer of anders verzochte.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis MSM, mevrouw mr. O.A.M. Floris, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 15 april 2021.