Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
57425/84970
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt vindt dat hij zelfstandig een afspraak moet kunnen maken met de huisarts als hij dat nodig vindt. De zorgaanbieder stelt dat de cliënt vaak onnodig gebruik maakt van de zorg en dat dit ten koste gaat van anderen. Volgens de zorgaanbieder kunnen zijn problemen eerst worden opgevangen door een persoonlijk begeleider die vervolgens bepaalt of een afspraak bij de huisarts echt nodig is. De commissie beoordeelt dat de zorgaanbieder deze beslissing mag maken om de zorg beter te laten lopen. Hierbij is het belangrijk dat er voor de cliënt wel toegang tot de zorg blijft, zoals hier het geval is. De persoonlijk begeleiders zijn HBO-opgeleid en daardoor geschikt om te beoordelen of een afspraak aan de huisarts nodig is. Daarnaast is er een alternatief aangeboden waarbij de cliënt één keer per maand standaard de huisarts ziet om alle klachten te melden. De klacht is ongegrond. De commissie wil wel meegeven dat de zorgaanbieder kan proberen om te voorzien in persoonlijk begeleiders bij wie de cliënt het prettig vindt om zijn klachten te delen, aangezien de cliënt heeft aangegeven hiermee minder moeite te hebben.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]en
Stichting GGZ Oost Brabant, gevestigd te Boekel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2021 te Arnhem.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De cliënt werd ter zitting bijgestaan door [naam].
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] en [naam].
Onderwerp van het geschil
De cliënt is vrijwillig opgenomen bij de zorgaanbieder. Voor een consult bij de huisarts is de cliënt aangewezen op de somatische dienst van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder staat het de cliënt niet toe om rechtstreeks met de somatische dienst een afspraak te maken, dat moet via een coördinator. De cliënt is het met die werkafspraak niet eens. Daarover gaat dit geschil.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt voelt zich niet serieus genomen, omdat hij niet rechtstreeks met de huisarts een afspraak kan maken. Hij ervaart dit als een beperking in zijn vrijheid. De cliënt wil zijn zelfstandigheid weer terugkrijgen en dus steeds een afspraak kunnen maken met de somatische dienst als hij dat nodig vindt.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft uitgelegd dat de cliënt veel gebruik maakte van de somatische dienst, veelal om geruststelling te krijgen en niet zozeer omdat hij echt iets mankeerde. Zoveel zelfs, dat de zorg aan andere cliënten in de knel raakte. Daarom heeft de zorgaanbieder besloten dat de cliënt alleen via zijn persoonlijk begeleider afspraken kan maken.
Beoordeling van het geschil
De commissie verklaart de klacht ongegrond. Die beslissing legt de commissie hierna uit.
Mag de zorgaanbieder maatregelen nemen om te voorkomen dat een enkele cliënt bovenmatig veel beroep doet op de somatische dienst? Dat is de kernvraag van dit geschil. De commissie beantwoordt die vraag bevestigend. De zorgaanbieder mag de zorg stroomlijnen en werkafspraken maken om te voorkomen dat excessief gebruik wordt gemaakt van de somatische dienst.
De zorgaanbieder is wel verplicht om zorgvuldig te handelen. Het gaat namelijk om een beperking van de toegang tot medische zorg. Maar de commissie vindt dat de zorgaanbieder in dit geval zorgvuldig handelt.
Op de eerste plaats kan de cliënt nog altijd bij de huisarts terecht, zij het dat hij eerst zijn klachten aan een persoonlijk begeleider moet vertellen. Het is dus niet zo dat hem het recht op zorg wordt onthouden.
De commissie vindt het ook belangrijk dat de persoonlijk begeleiders van de cliënt HBO-geschoolde verpleegkundigen zijn. De commissie gaat ervan uit dat zij goed in staat zijn om in te schatten wanneer een beroep op de somatische dienst moet worden gedaan. In sommige gevallen is dat niet nodig en heeft de cliënt er juist baat bij dat de persoonlijk begeleider eerder gegeven adviezen herhaalt. In deze procedure heeft de cliënt ook niet naar voren gebracht dat de persoonlijk begeleiders hun werk niet goed doen. Hij wil het gewoon anders, omdat de cliënt zich in zijn zelfstandigheid voelt beknot. Dat is invoelbaar, maar de cliënt heeft de achtergrond van deze werkafspraak niet weersproken. Volgens de zorgaanbieder maakte de cliënt te vaak gebruik van de somatische dienst, meer dan vanuit medisch oogpunt noodzakelijk of wenselijk is.
Tot slot heeft de zorgaanbieder aangeboden dat de cliënt daarnaast eens per maand de huisarts ziet om wat hij wil voorleggen te bespreken. De cliënt wil die afspraak niet maken, omdat die afspraak niet ver genoeg gaat. Maar het is wel een zorgvuldig en voldoende adequaat alternatief.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Ten overvloede wijst de commissie nog op het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de cliënt gezegd dat hij minder moeite heeft met de werkafspraak eerst zijn klachten voor te leggen aan een persoonlijk begeleider, als het een begeleider is met wie hij het goed kan vinden. De cliënt heeft in dat verband twee namen genoemd. Het komt de commissie voor dat de klacht van de cliënt meer in de sfeer van de omgang met de persoonlijk begeleiders ligt, dan in de werkafspraak zelf. Het lijkt daarom goed dat de zorgaanbieder zich ervoor inspant om ervoor te zorgen dat de cliënt een persoonlijk begeleider krijgt toegewezen bij wie hij zonder schroom terecht kan met zijn somatische klachten.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Verklaart de klacht ongegrond en het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, drs. T. Knap (psychiater), mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 23 september 2021.