Zorgaanbieder mag toestemmingsverklaring overleden patiënt niet weigeren

De Geschillencommissie




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: privacy/ informatieverstrekking    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 228216/245868

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De moeder van klaagster is overleden. Klaagster heeft na haar overlijden om inzage gevraagd in het medisch dossier van moeder. De zorgaanbieder heeft inzage geweigerd vanwege het ontbreken van een rechtsgeldige toestemmingsverklaring. De commissie is van oordeel dat de toestemmingsverklaring voldoet aan de eisen die de wet eraan stelt. De zorgaanbieder mag de gegevens dus niet weigeren met een beroep op medische geheimhouding. Daarom is de klacht gegrond.

De uitspraak

In het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de klaagster)

en

Stichting Geriant, gevestigd te Heerhugowaard
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De moeder van klaagster is overleden. Klaagster heeft na haar overlijden om inzage gevraagd in het medisch dossier van moeder. De zorgaanbieder heeft inzage geweigerd vanwege het ontbreken van een rechtsgeldige toestemmingsverklaring. De commissie is van oordeel dat de toestemmingsverklaring voldoet aan de eisen die de wet eraan stelt. De zorgaanbieder mag de gegevens dus niet weigeren met een beroep op medische geheimhouding. Daarom is de klacht gegrond.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam].

De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
Wat aan het geschil vooraf is gegaan.
De moeder van klaagster kreeg ambulante zorg van de zorgaanbieder. Op 15 november 2021 heeft de moeder de volgende toestemmingsverklaring ondertekend:

‘Ondergetekende, te weten:

[naam cliënt],
geboren op [datum] te [plaatsnaam],

geeft hierbij toestemming aan de ondergetekende persoon, te weten haar dochter, om namens ondergetekende bij een zorgverlener/hulpverlener haar medisch dossier in te zien dan wel een afschrift van haar medisch dossier op te vragen. Bijgevoegd een kopie identiteitskaart van ondergetekende.

Gegevens gemachtigde:
[naam] (klaagster, Geschillencommissie)
geboren op [datum] te [plaatsnaam]’.

Op enig moment is de moeder naar een verpleeghuis gegaan en is de ambulante zorgverlening door de zorgaanbieder geëindigd. De moeder is op 30 juni 2022 overleden.

Klaagster heeft in januari 2023 gevraagd om inzage in het medisch dossier van de moeder. De zorgaanbieder heeft inzage geweigerd.

Het standpunt van klaagster
Klaagster stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder inzage in het medisch dossier moet geven. De moeder heeft namelijk een schriftelijke toestemmingsverklaring ondertekend. Die voldoet volgens klaagster aan de wettelijke eisen.

De beoordeling door de commissie
De gegevens in het medisch dossier zijn vertrouwelijk en vallen onder het medisch beroepsgeheim van de hulpverleners. Deze geheimhoudingsplicht dient het algemeen belang van vrije toegang tot de gezondheidszorg: patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat alles wat zij delen met hun hulpverlener, tussen de patiënt en de hulpverlener blijft. In het verlengde hiervan dient de geheimhoudingsplicht de privacy van de patiënt. De geheimhoudingsplicht blijft ook na het overlijden van de patiënt gelden en kan alleen in bepaalde situaties worden doorbroken.

Die bepaalde situaties zijn geregeld in de wet (artikel 7:458a van het Burgerlijk Wetboek). In deze zaak gaat het om de wettelijke uitzondering op de geheimhoudingsplicht dat de overleden patiënt bij leven toestemming heeft gegeven voor inzage na overlijden en deze toestemming schriftelijk of elektronisch heeft vastgelegd.

Volgens de zorgaanbieder moet de toestemmingsverklaring ook worden getoetst aan de Handreiking van de KNMG ‘Inzage in medische dossier door nabestaanden’ (hierna: de Handreiking) en voldoet de toestemmingsverklaring van november 2021 niet aan de regelgeving. De toestemmingsverklaring is namelijk niet vastgelegd in het medisch dossier (1), terwijl dat volgens de Handreiking wel is vereist. Bovendien is deze ‘te ruim’ opgesteld (2) en blijkt uit de toestemmingsverklaring niet dat de moeder heeft bedoeld dat klaagster ook na haar overlijden inzage zou mogen hebben in het medische dossier (3). Daarom weigert de zorgaanbieder inzage in het medisch dossier van de moeder aan klaagster.

De commissie is van oordeel dat deze drie redenen om inzage te weigeren niet opgaan.

ad 1. De vastlegging in het medisch dossier.
De commissie hanteert een andere uitleg van de Handreiking. Er staat namelijk geen verplichting in dat de schriftelijke of elektronische toestemmingsverklaring moet zijn vastgelegd in het medisch dossier. De Handreiking beschrijft in hoofdstuk 4 dat er twee manieren van toestemming zijn:

‘Schriftelijk toestemming geven
Ten eerste kan een patiënt zelf een document opstellen waarin hij opschrijft welke personen welke gegevens uit zijn medisch dossier na zijn overlijden mogen inzien. Dit kan op papier of digitaal. Dat document, of een kopie daarvan, moet u in het medisch dossier bewaren.

Mondeling toestemming geven
Ten tweede kan een patiënt mondeling aangeven aan wie u welke gegevens uit zijn medisch dossier
na zijn overlijden mag verstrekken. U moet dit vervolgens vastleggen in het medisch dossier van
de patiënt. In dat geval geldt die mondelinge toestemming ook als een (door u) schriftelijk of
elektronisch vastgelegde toestemming’.

De commissie begrijpt de Handreiking zo dat mondelinge toestemming moet worden vastgelegd door de hulpverlener in het medisch dossier. Daarmee krijgt die mondelinge toestemming de status van schriftelijke vastlegging. Het vereiste dat pas uit een toestemmingsverklaring kracht van recht gaat als een document dat de patiënt zélf opstelt, is vastgelegd in het medisch dossier, is niet voorgeschreven door de Handreiking. Een dergelijke eis zou bovendien op gespannen voet staan met de tekst uit het BW.

Kortom, de moeder had een rechtsgeldige schriftelijke en ondertekende toestemmingsverklaring. De zorgaanbieder kan niet aan klaagster tegenwerpen dat deze niet in het medisch dossier is vastgelegd. Terzijde merkt de commissie op dat een dergelijke tegenwerping ook niet te verifiëren is voor klaagster, nu daarvoor inzage in het medisch dossier zou zijn vereist.

Ad 2. Te ruim geformuleerd.
De zorgaanbieder heeft ook naar voren gebracht dat zij de toestemmingsverklaring te ruim geformuleerd vindt. Daarmee stelt de zorgaanbieder echter een eis die niet op de wet of de Handreiking is gebaseerd. De formulering in de toestemmingsverklaring is bovendien naar het oordeel van de commissie niet voor tweeërlei uitleg vatbaar; de moeder heeft blijkbaar bedoeld om klaagster volledig toegang tot al haar medische gegevens te geven. De zorgaanbieder kan niet aan klaagster tegenwerpen dat de toestemmingsverklaring te ruim is geformuleerd.

Ad 3. Is de toestemmingsverklaring nog geldig na het overlijden?
Tot slot heeft de zorgaanbieder opgeworpen dat de toestemmingsverklaring niet duidelijk maakt dat zij nog geldt na het overlijden van de moeder. Dat had de moeder dus expliciet moeten opnemen in deze verklaring, zo stelt de zorgaanbieder. De commissie volgt dat standpunt niet.

De commissie stelt vast dat de toestemmingsverklaring voor onbepaalde tijd is opgesteld. Zij geldt dus tot het moment dat de moeder de toestemmingsverklaring herroept. Maar zij regelt een onderwerp, inzage in medische dossiers, dat bij uitstek aan de orde kan zijn na het overlijden. Bij leven zal de behoefte van de patiënt om een ander toestemming te verlenen niet altijd even relevant zijn. Na het overlijden mag er geen twijfel over bestaan. Vandaar dat de commissie al eerder, zie de uitspraak van 21 november 2023, te vinden op degeschillencommissie.nl met kenmerk 204209/214502, heeft overwogen dat een formulering die geen beperking in tijd of moment kent niet slechts bij leven van toepassing is.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van €52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer mr. R.P. Gerzon, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, leden, in aanwezigheid van de heer mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 15 februari 2024.