Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
52014/66348
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Volgens de zoon van de cliënte is zijn moeder onterecht opgesloten in haar appartement en mocht zij geen bezoek ontvangen onder het mom van de coronabesmettingen in het verzorgingshuis van de zorgaanbieder. De zoon stelt dat zijn moeder haar appartement kon verlaten zonder iemand tegen te komen en heeft de directeur om maatwerk gevraagd, maar dit is niet gebeurd. De zoon eist dat er een onafhankelijke cliëntenraad komt, ingrijpende maatregelen beter gecommuniceerd worden, cliënten recht hebben op maatwerk en dat cliënten niet meer twee weken mogen worden opgesloten. Volgens de zorgaanbieder is de maatregel genomen in overleg met verschillende partijen en in het belang en voor de veiligheid van de bewoners. De zorgaanbieder heeft verschillende voorzieningen geregeld om toch contact met de buitenwereld mogelijk te maken en de bewoners en contactpersonen zijn goed geïnformeerd. Daarnaast moest het verzorgingshuis ook op basis van RIVM regelgeving sluiten. De commissie oordeelt dat zorgaanbieding met de sluiting heeft gehandeld in het belang van de cliënten en volgens de RIVM regelgeving. Daarnaast heeft de zorgaanbieder haar best gedaan op de behoeften van de cliënten in te spelen, door onder andere videobellen. Ook is er goed gecommuniceerd met de betrokkenen. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats] vertegenwoordiger: [naam] (zoon van cliënte).en
Percura Zorg B.V., gevestigd te Zevenaar
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2021 te Arnhem.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Cliënte werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam] (zoon). De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], directeur van Pecura Zorg B.V.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het volgens zoon van cliënte voor de tweede keer in 2020 ten onrechte opsluiten van zijn moeder in de [naam verzorgingshuis], waar zijn moeder woonachtig is, in het kader van Coronamaatregelen.
Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte is woonachtig in [naam verzorgingshuis], onderdeel van Pecura Zorg B.V. De [naam verzorgingshuis] is een particuliere woonvoorziening voor ouderen die zorg kunnen afnemen. Volgens zoon van cliënte is zijn moeder in mei 2020 reeds een tijdje opgesloten geweest in haar appartement in de [naam verzorgingshuis] in verband met Coronabesmettingen binnen de [naam verzorgingshuis] en was dit ten tijde van het indienen van de klacht (in oktober 2020) opnieuw het geval, omdat er bij vijf bewoners een Coronabesmetting was geconstateerd. Het ging in oktober 2020 om een periode van twee weken. Dit is met een A4tje dat op het keukenblok van de bewoners is gelegd, aangekondigd, aldus zoon van cliënte. Volgens zoon van cliënte mocht zijn moeder haar appartement niet verlaten en was er geen contact mogelijk met wie dan ook. Volgens zoon van cliënte kon zijn moeder veilig naar buiten en weer naar binnen zonder iemand tegen te komen. Zoon van cliënte wenste dat de opsluiting stopte. Volgens zoon van cliënte heeft hij gesproken met de directeur over maatwerk, maar was de directeur daartoe niet bereid. Volgens zoon van cliënte is zijn moeder wilsbekwaam en woont zij zelfstandig met zorg bij de hand, als zorg nodig is.
De cliëntenraad is volgens zoon van cliënte niet bij de besluiten tot sluiting van de [naam verzorgingshuis] betrokken geweest. Volgens zoon van cliënte is de cliëntenraad niet bereikbaar. Bovendien is de cliëntenraad niet onafhankelijk en dient de cliëntenraad een training te krijgen. Als er een behoorlijke cliëntenraad was geweest, had met de cliëntenraad gekeken kunnen worden of cliënte toch naar buiten mocht. Zoon van cliënte heeft verklaard dat hij zijn moeder niet mocht bezoeken en dat als zijn moeder de [naam verzorgingshuis] zou verlaten, zij bij terugkomst 10 dagen in quarantaine zou moeten.
Volgens zoon van cliënte kan het geschil onder andere als volgt worden opgelost:
– er moet een onafhankelijke cliëntenraad komen;
– bij ingrijpende maatregelen zoals deze moet er vooraf overleg zijn met cliënten en verwanten. Er moet beter en met respect worden gecommuniceerd met cliënten. Een cliënt heeft recht op maatwerk en moet worden gehoord en gezien als individu;
– cliënten mogen nooit meer twee weken lang worden opgesloten in hun eigen appartement.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De bewoners van de [naam verzorgingshuis] zijn nooit opgesloten volgens directeur [naam]. De deur van de appartementen stond open en in geval van nood mochten cliënten hun kamer verlaten.
Directeur [naam] heeft verklaard dat er sprake was van een uitbraak van het Coronavirus onder personeel en bewoners van de [naam verzorgingshuis]. Er was personeel dat uitviel. In overleg met de Huisartsenvereniging (HAGRO), de GGD, de cliëntenraad en in een later stadium ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is besloten de [naam verzorgingshuis] te sluiten om in zo kort mogelijke tijd de uitbraak van het Coronavirus een halt toe te roepen. Volgens directeur [naam] zijn alle stappen genomen in het belang van de bewoners en de medewerkers. Er is gekozen voor veiligheid van de bewoners en de medewerkers boven de veiligheid van het individu.
Gedurende de periode van het sluiten van de [naam verzorgingshuis] konden bewoners via videobellen en de babbelbox in contact blijven met hun familie. Ook waren er elke dag diverse contacten met de zorgmedewerkers om vereenzaming te voorkomen. Volgens directeur [naam] is de cliëntenraad van aanvang aan bij het besluitvormingsproces betrokken geweest. De bewoners zijn geïnformeerd over alle stappen die zijn gezet en beslissingen die zijn genomen via onder andere de eerste contactpersonen van de bewoners, de HAGRO, de GGD/GHOR en de IGJ.
De cliëntenraad is volgens directeur [naam] bereikbaar via de website van de [naam verzorgingshuis]. [Naam medewerker] van de cliëntenraad heeft contact opgenomen met zoon van cliënte. Volgens directeur [naam] bestaat de cliëntenraad onder andere uit twee getrainde leden en komt er nog een derde getraind lid bij. De familie van cliënte is volgens directeur [naam] in de gelegenheid gesteld hun moeder op te halen en eventueel tijdens een langere periode bij de familie te laten verblijven. Als cliënte terug zou keren in de [naam verzorgingshuis] diende zij vijf dagen in quarantaine te gaan en kon zij zich na vijf dagen laten testen. Directeur [naam] heeft verklaard dat de Covidregelgeving voor de ouderenzorg van het RIVM ook geldt voor de extramurale zorg. Aangezien er bij de [naam verzorgingshuis] sprake is van extramurale inpandige zorg, valt de [naam verzorgingshuis] onder die regelgeving van het RIVM. Ook op basis van die regelgeving moest directeur [naam] de [naam verzorgingshuis] sluiten.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW).
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met cliënte.
De commissie overweegt dat de zorgaanbieder zich wat betreft Coronamaatregelen dient te houden aan de voorschriften van het RIVM.
De commissie acht aannemelijk geworden dat de besluiten om de [naam verzorgingshuis] tijdens uitbraken van het Coronavirus in het belang van de gezondheid van bewoners en medewerkers (zoveel mogelijk) te sluiten tot stand zijn gekomen na advies van en overleg met de GGD, huisartsen, cliëntenraad en in een later stadium de IGJ. Voorts concludeert de commissie dat er is gehandeld conform de overheidsvoorschriften van het RIVM. De commissie is op grond van vorenstaande van oordeel dat de besluiten op zorgvuldige wijze, met afweging van de verschillende belangen en met inachtneming van overheidsvoorschriften waarvan niet mocht worden afgeweken, tot stand zijn gekomen. Dat het belang van het individu in die afweging minder zwaar weegt dan van het algemene gezondheidsbelang van bewoners en medewerkers van de [naam verzorgingshuis], is naar het oordeel van de commissie in deze (unieke) situatie van een pandemie te rechtvaardigen. Desondanks acht de commissie aannemelijk geworden dat ook het belang van de individu in acht is genomen door extra ondersteuning te bieden bij bijvoorbeeld videobellen en extra aandacht te geven aan de bewoners door meer contactmomenten per dag van zorgmedewerkers met bewoners te laten plaatsvinden. Ook was het voor bewoners mogelijk om op grond van een maatwerkoplossing (in overleg met onder andere de huisarts) gedurende langere tijd buiten de [naam verzorgingshuis] bij hun familie te verblijven.
Gelet op onder andere de diverse brieven die aan de bewoners zijn geschreven, concludeert de commissie dat de bewoners naar behoren zijn geïnformeerd over de maatregelen.
Dat de cliëntenraad niet bereikbaar was en niet onafhankelijk is, heeft de commissie op grond van het dossier niet kunnen vaststellen. In het dossier bevindt zich onder andere een email van [naam medewerker] van de cliëntenraad aan zoon van cliënte, waaruit kan worden opgemaakt dat er wel sprake is geweest van contact.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, dr. J.W. Stenvers, dr. J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 12 november 2021.