Zorgaanbieder niet verplicht om leefgeld als alternatief aan te bieden

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Kosten    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 223500/244553

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder leefgeld moet aanbieden aan haar cliënten als alternatief voor het mee-eten met de groep. De cliënt heeft autisme en een voedselallergie, waardoor hij de regie over zijn maaltijden moet hebben. Hij kan hierdoor niet mee-eten met de groep, maar betaalt hier wel voor. De zorgaanbieder dient in dit soort situaties maatwerk te leveren. De commissie verklaart de klacht ongegrond, omdat de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) de zorgaanbieder niet verplicht om leefgeld aan te bieden aan haar cliënten en de zorgaanbieder al op andere wijze maatwerk levert aan haar cliënten.

De uitspraak

In het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Zeeuwse Gronden, samenleving en participatie, gevestigd te Terneuzen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De cliënt stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder leefgeld moet aanbieden aan haar cliënten als alternatief voor het mee-eten met de groep. De cliënt heeft autisme en een voedselallergie, waardoor hij de regie over zijn maaltijden moet hebben. Hij kan hierdoor niet mee-eten met de groep, maar betaalt hier wel voor. De zorgaanbieder dient in dit soort situaties maatwerk te leveren. De commissie verklaart de klacht ongegrond, omdat de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) de zorgaanbieder niet verplicht om leefgeld aan te bieden aan haar cliënten en de zorgaanbieder al op andere wijze maatwerk levert aan haar cliënten.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 februari 2024 te Utrecht. De cliënt heeft ter zitting in persoon zijn standpunt toegelicht en werd bijgestaan door zijn moeder en dhr. [naam]. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mw. [naam] en mw. [naam].

De beoordeling

Inleiding
De cliënt heeft de diagnose Autisme (ASS) in combinatie met ADHD met daarnaast ook een voedselallergie. Hij woont vanaf maart 2019 bij de woonlocatie Nieuwstraat, te Goes, van de zorgaanbieder. Toen de cliënt bij de woonlocatie kwam wonen, had hij de keuze tussen mee-eten met de groep of € 35,– per week aan leefgeld ontvangen. Vanaf januari 2020 heeft de zorgaanbieder de optie om leefgeld te ontvangen afgeschaft.

De klacht van de cliënt
De cliënt verzoekt de commissie om te bepalen dat 1) de zorgaanbieder de cliënt met terugwerkende kracht compenseert voor het leefgeld dat hij vanaf januari 2021 is misgelopen en 2) dat de cliënt vanaf heden elke week leefgeld ontvangt om zijn dagelijkse boodschappen mee te doen. Hij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

De cliënt is de dupe geworden van het afschaffen van het leefgeld. Door zijn autisme kan de cliënt namelijk niet mee-eten met de groep, maar hij betaalt hier wel voor. De cliënt heeft de regie over zijn maaltijden nodig, zodat hij weet dat hij het eten lust en controle heeft over wat er in zijn eten zit. Hij heeft moeite met verschillende soorten voedsel en met name de structuur ervan. Ook heeft hij last van meerdere allergieën (cashewnoten, pistachenoten, bananen en kiwi’s). Daarnaast wil de cliënt toewerken naar meer zelfstandigheid. De zorgaanbieder dient hiervoor maatwerk te leveren door leefgeld aan te bieden. Op de website van Zorginstituut Nederland staat ook dat cliënten die in staat zijn voor zichzelf te koken en boodschappen te doen, hier voldoende vergoeding voor zouden moeten krijgen vanuit de instelling, omdat verwacht wordt van verzekerden dat zij doen wat zij zelf kunnen.

Daarnaast heeft de cliënt aangevoerd dat hij wegens zijn Wlz-indicatie een veel hogere bijdrage moet betalen dan toen hij een Wmo-indicatie had. Dit heeft grote financiële gevolgen voor hem gehad, waardoor het voor hem moeilijker is worden om zijn eigen boodschappen te betalen.

De reactie van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder betwist dat zij aan de cliënt leefgeld dient te betalen en voert hiertoe, voor zover relevant het volgende aan.

Als GGZ organisatie dient de zorgaanbieder zorg inclusief eten en drinken in natura te leveren aan haar cliënten. De zorgaanbieder doet dit door drie maaltijden, drinken en tussendoortjes aan te bieden aan haar cliënten en daarbij te voldoen aan kwaliteitseisen en rekening te houden met allergieën en dieetwensen van cliënten. De Wlz stelt het niet verplicht om leefgeld te verstrekken.

Daarnaast voert de zorgaanbieder aan dat zij er juist voor kiest om geen leefgeld te verstrekken, omdat dit niet past binnen haar visie. Door gezamenlijke maaltijden aan te bieden aan cliënten stimuleert zij het onderlinge contact tussen cliënten en zorgt zij ervoor dat er gezond wordt gegeten. Ook biedt de zorgaanbieder aan cliënten aan om de maaltijden of ingrediënten op te halen, zodat de cliënten de optie hebben om in de eigen woning te koken en te eten. Verder is het mogelijk om drie keer per week één op één te koken met een begeleider. De zorgaanbieder biedt dus wel maatwerk aan.

De beoordeling van het geschil door de commissie
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende is komen vast te staan dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten.

De cliënt heeft vanaf januari 2021 een Wlz-indicatie. De zorgovereenkomst die tussen de cliënt en de zorgaanbieder is gesloten, betreft een Volledig Pakket Thuis (hierna: VPT). Op grond van artikel 3.1.1 Wlz omvat het verzekerde pakket van zorg: “het verstrekken van eten en drinken”. De zorgaanbieder voldoet hieraan door aan de cliënt drie maaltijden, drinken en tussendoortjes aan te bieden. Dit wordt niet betwist door de cliënt. De cliënt stelt zich echter op het standpunt dat de zorgaanbieder als alternatief aan haar cliënten leefgeld dient te bieden, zodat ze maatwerk biedt voor cliënten die niet kunnen mee-eten met de groep. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder hier niet toe verplicht is en overweegt het volgende.

De Wlz verplicht de zorgaanbieder niet om leefgeld aan te bieden als alternatief. Daarnaast biedt de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie voldoende maatwerk aan de cliënt door rekening te houden met allergieën en dieetwensen en door:
– een weekmenu bekend te maken en de mogelijkheid te geven de ingrediënten af te halen en zelf aan te vullen naar wens,
– hulp te bieden bij het koken in de eigen woning,
– de mogelijkheid te geven om in de eigen woning te eten.
Daarbij komt dat het beleid van de zorgaanbieder erop gericht is om cliënten gezond te laten eten en hierop daadwerkelijk zicht te houden. De zorgaanbieder heeft ter zitting nog toegelicht dat in het verleden het leefgeld door cliënten werd gebruikt om fastfood en sigaretten te kopen. Dit is niet wenselijk. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet tekortgeschoten is in de nakoming van de zorgovereenkomst.

De conclusie
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. D.J.L. Jonker, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 20 februari 2024.