
Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
636913/746274
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats(hierna te noemen: de cliënt)
en
Max Ernst B.V., gevestigd te Arnhem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2025 te Den Haag. De cliënt was niet bij de zitting aanwezig. Namens de zorgaanbieder zijn [naam] (directeur) en [naam] (medewerker zorgadministratie en klachtenfunctionaris) ter zitting verschenen.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld in de behandeling van de cliënt en de informatieverstrekking over de behandeling.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is van juni 2015 tot februari 2016 bij de zorgaanbieder in behandeling geweest. De cliënt heeft tien sessies EMDR ontvangen met een positief resultaat. Eind 2021 kwam de cliënt opnieuw in behandeling, tot april 2023. Cliënt ontving opnieuw vijftien sessies EMDR en was hierover opnieuw positief. Bij de zorgaanbieder is niet bekend dat enige vorm van exposure therapie heeft plaatsgevonden.
De zorgaanbieder meent te hebben gehandeld volgens de professionele standaard. Bij dergelijke klachten zoals die van de cliënt is EMDR een gangbare behandeling.
Beoordeling van het geschil
Toetsingskader
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 van het BW). Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Wat aan de uitspraak vooraf ging
Ter zitting is niet duidelijk geworden of de cliënt exposure therapie heeft gevolgd bij de zorgaanbieder of bij een andere zorgaanbieder. Ook kon niet worden vastgesteld of en in hoeverre met de cliënt is gesproken over exposure therapie en eventuele bijwerkingen daarvan. Daarom heeft de commissie de zorgaanbieder verzocht na de zitting een deel van het medisch dossier van de cliënt over te leggen. Dit heeft de zorgaanbieder niet gedaan.
Ook heeft de commissie nadere schriftelijke vragen gesteld aan de cliënt over exposure therapie, waar en op welke wijze deze therapie heeft plaatsgevonden. De cliënt heeft hierop gereageerd. De zorgaanbieder is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren maar heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Geen exposure therapie
Volgens de cliënt heeft de zorgaanbieder haar geadviseerd exposure oefeningen uit te voeren. In de overgelegde bijstelling behandelplan van 13 december 2022, meer specifiek onder paragraaf 4.2 staat het volgende: “In totaal hebben er 15 sessies plaatsgevonden. […] en zijn er exposure opdrachten meegegeven. Cliënte heeft hierbij aangegeven af te zien van de exposureopdrachten vanwege een oplopende bloeddruk.”
De commissie maakt hieruit op dat de exposure opdrachten door de zorgaanbieder zijn meegegeven om uit te voeren in de thuissituatie. Nu deze opdrachten blijkens het behandelplan wel degelijk door de zorgaanbieder in het kader van de behandeling aan de cliënt zijn meegegeven, had het op de weg van de zorgaanbieder gelegen om de cliënt – gezien haar klachten – duidelijk te informeren over eventuele gevolgen die het uitvoeren van de exposure opdrachten met zich mee zou kunnen brengen.
Nu de zorgaanbieder dit volgens de cliënt heeft verzuimd en dit niet is weersproken, concludeert de commissie dat de zorgaanbieder in de informatieverstrekking jegens de cliënt tekort is geschoten.
In zoverre is de klacht van de cliënt gegrond.
Schadevergoeding
De cliënt heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter vergoeding van het door haar betaalde eigen risico. De cliënt heeft aangevoerd dat de behandeling bij de zorgaanbieder haar € 675,15 heeft gekost aan eigen risico, wat ze niet had hoeven te betalen als haar behandeling in 2021 was afgerond.
De commissie volgt deze zienswijze niet. Niet is vast te stellen dat het behandeltraject van de cliënt eerder zou zijn afgerond als de zorgaanbieder de exposure opdrachten niet had meegegeven. De cliënt heeft dit standpunt ook niet nader onderbouwd. De commissie wijst de vordering tot schadevergoeding dan ook af.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 23 januari 2025.