Zorgaanbieder spitst behandelplan toe op behoeften van cliënt en handelt als goed zorgverlener

De Geschillencommissie




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 36647/44682

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt was onder behandeling bij de zorgaanbieder en is ontevreden over de geleverde zorg. Ook ervaarde de cliënt veel last van een medecliënt. Verder vindt de cliënt dat hij onjuiste nazorg heeft ontvangen na zijn ontslag. De zorgaanbieder heeft samen met de cliënt een behandelplan opgesteld om hem te helpen met een langdurige depressieve stoornis. De zorgaanbieder vindt dat er zorgvuldig is gehandeld. Juist door de onprettige situatie met de medecliënt, is er gekozen voor een nazorgtraject van 12 weken in plaats van 7 weken. De commissie constateert dat de zorgaanbieder het behandelplan heeft toegespitst op de wensen en behoeftes van de cliënt. Hoewel er vooruitgang was geboekt, heeft de zorgaanbieder langdurige psychotherapie aan de cliënt geadviseerd. Verder heeft de zorgaanbieder het ambulante traject (na het interne traject) voor de cliënt uitgebreid van 7 naar 12 weken intensieve zorg. Het is voldoende gebleken dat de zorgaanbieder zich als een goed zorgverlener richting de cliënt heeft gedragen. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

U-center B.V., gevestigd te Epen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021 te Den Haag, waarna de commissie partijen heeft verzocht nadere stukken betreffende de behandeling van de cliënt in te dienen. De commissie heeft de vervolgens door beide partijen toegestuurde stukken meegenomen in haar beoordeling.

De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de kwaliteit van de behandeling van de cliënt. De cliënt stelt dat de behandeling niet aansloot op zijn wensen en behoeften en hij onvoldoende beschermd werd tegen het intimiderende gedrag van een medecliënt.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt was van januari 2019 tot juli 2019 onder behandeling bij de zorgaanbieder; gedurende 7 weken intern en vervolgens nog 12 weken ambulant. De cliënt stelt dat de kwaliteit van de geboden zorg niet overeenkwam met de informatie op de website en de informatieavond die hij had bijgewoond. Er was een personeelstekort, er werden fouten gemaakt in de planning en er werd geen maatwerk geleverd. Hierdoor heeft de cliënt geen effectieve behandeling kunnen ontvangen.

Gedurende de interne behandelperiode heeft de cliënt veel last ondervonden van een medecliënt. De cliënt werd blootgesteld aan pesterijen, discriminatie, agressie, intimidatie en stalkend gedrag. De zorgaanbieder heeft niet, althans niet adequaat, ingegrepen waardoor de cliënt zich zeer onveilig en angstig heeft gevoeld en daar nog immer klachten van ondervindt. De cliënt heeft de situatie met de medecliënt als traumatisch ervaren.

Voorts sloot het ambulante traject niet aan op het interne behandeltraject en heeft de cliënt geen schematherapie of andere aanvullende therapie ontvangen om aan zijn persoonlijkheidsproblematiek te kunnen werken waardoor zijn depressie in stand is gebleven en zijn problemen verergerd zijn.

De cliënt stelt schade te hebben geleden door het handelen van de zorgaanbieder. Ter compensatie verlangt hij ten minste een teruggave van het door hem aan de zorgaanbieder betaalde bedrag van € 5.000,–. Daarboven verlangt hij een vergoeding in redelijkheid voor de door hem geleden mentale schade als gevolg waarvan de cliënt nog steeds niet in staat is om te werken.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft zich na verwijzing door zijn huisarts in januari 2019 bij de zorgaanbieder gemeld met depressieve klachten en de zorgvraag: leren begrijpen waar spanningsklachten vandaan komen, minder onzeker zijn, minder twijfelen over levenskeuzes en emoties meer kunnen duiden en hierop kunnen vertrouwen.
Uitgaande van deze zorgvraag heeft de zorgaanbieder de volgende klinische behandellijnen uitgezet:
– Diagnostieklijn;
– EMDR/trauma;
– VERS/ psychotherapie;
– Schemagerichte therapie;
– Zorgen voor jezelf.

Met inzet van deze behandellijnen heeft de zorgaanbieder met de cliënt gewerkt aan het verkrijgen van inzicht en het activeren en verkrijgen van structuur met aandacht voor balans tussen ontspanning en inspanning in verband met somberheidsklachten en depressie. Daarnaast was er aandacht voor de identiteitsontwikkeling van de cliënt.
Naast een psychotherapie lijn is er schemagerichte dramatherapie ingezet. Beide therapievormen zijn gericht op het leren herkennen en ruimte geven aan emoties. Kijkend naar de wijze waarop de behandelingen verliepen achtte de zorgaanbieder de inzet van schematherapie (sec) te intensief voor de cliënt. De schemagerichte dramatherapie in combinatie met de psychotherapie was voor de cliënt het meest passend en kwam tegemoet aan de zorgvraag van de cliënt.

Op de conflictsituatie met de medecliënt heeft de zorgaanbieder iets later dan gewenst (na een weekend) gereageerd. Aan de cliënt is hier erkenning voor gegeven en is op verschillende manieren geïntervenieerd waarna andere medecliënten met de betreffende cliënt verder konden omgaan. Met de cliënt is het niet gelukt hier een weg in te vinden. De zorgaanbieder heeft getracht te bemiddelen en er hebben gesprekken plaatsgevonden met de directeur behandelzaken maar zonder het gewenste resultaat. De zorgaanbieder heeft mede om die reden gekozen voor een intensief nazorgtraject voor de cliënt van 12 weken in plaats van de gangbare 7 weken.

Resumerend stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat er op adequate en professionele wijze zorg is verleend aan de cliënt en er geen reden is om over te gaan tot financiële compensatie.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De cliënt is van 11 januari 2019 tot 5 juli 2019 bij de zorgaanbieder onder behandeling geweest vanwege persisterende depressieve klachten.
De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder is tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens de cliënt.

Behandeling sloot niet aan bij de wensen en behoeften van de cliënt
De commissie constateert dat de cliënt zich na verwijzing door de huisarts bij de zorgaanbieder had gemeld vanwege een persisterende depressieve stoornis.
De cliënt stelt dat hij niet de behandeling heeft ontvangen die hem was voorgespiegeld en de behandeling niet aansloot bij zijn wensen en behoeften.
De commissie overweegt dat uit de stukken blijkt dat de zorgaanbieder de cliënt na een intensieve intakeweek en psychodiagnostisch onderzoek heeft laten deelnemen aan een op hem toegespitst behandelprogramma afgestemd op zijn zorgvraag. Het programma werd in overleg met de cliënt opgesteld en bestond uit individuele- en groepssessies. Het behandelprogramma kende een interne fase van 7 weken en vervolgens een intensieve ambulante fase van 12 weken die afgestemd was op de interne fase, zo blijkt uit het bericht van de zorgaanbieder aan de huisarts van de cliënt van 9 april 2019. Hoewel er zeker verbeteringen in de geestelijke gesteldheid van de cliënt waren waar te nemen was de zorgaanbieder (net als de cliënt) van oordeel dat de cliënt nog verdere hulp nodig had en heeft de zorgaanbieder de cliënt geadviseerd (langdurige) psychotherapie te volgen. De zorgaanbieder heeft de cliënt aangemeld bij [ggz-instelling 1], [ggz-instelling 2] en [ggz-instelling 3] voor vervolgbehandeling. Ook werd de cliënt geadviseerd zich voor aanvullende, praktische ondersteuning te laten begeleiden door [ggz-instelling 4] waar de zorgaanbieder de cliënt eveneens heeft aangemeld. De zorgaanbieder heeft deze bevindingen en adviezen opgenomen in het ‘bericht na einde behandeling’ van 4 juli 2019 aan de huisarts van de cliënt.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder de cliënt de therapieën en behandelingen heeft aangereikt die bij zijn problemen en klachten pasten en de cliënt op zorgvuldige wijze heeft begeleid, geadviseerd en ondersteund.

Conflictsituatie medecliënt
De cliënt stelt dat hij veel last heeft ondervonden van het gedrag van een medecliënt en de zorgaanbieder niet adequaat op de situatie heeft gereageerd.
De commissie constateert dat de zorgaanbieder de conflictsituatie heeft erkend en voorts heeft erkend daar later dan gewenst op te hebben kunnen reageren.
De commissie constateert dat de zorgaanbieder voorts heeft getracht de problemen op te lossen en te bemiddelen waarna de andere cliënten het behandelprogramma en het contact met de medecliënt konden voortzetten. De cliënt bleef echter spanningsklachten ondervinden waardoor het hem niet meer lukte om deel te nemen aan de groepssessies. Hoewel de commissie begrijpt dat de cliënt het gedrag van de medecliënt als intimiderend en beangstigend heeft ervaren is zij van oordeel dat de zorgaanbieder hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. De zorgaanbieder heeft getracht voor de cliënt een veilige omgeving te creëren en het behandelprogramma na interventies en bemiddeling te continueren. Toen het voor de cliënt desondanks niet mogelijk bleek om langer deel te nemen aan de groepssessies heeft de zorgaanbieder het ambulante traject (na het interne traject) voor de cliënt uitgebreid van 7 naar 12 weken waarmee aan de cliënt toch nog intensieve zorg kon worden verleend. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder ook wat dit betreft op zorgvuldige wijze jegens de cliënt heeft gehandeld.

Ten aanzien van de overige verwijten van de cliënt betreffende fouten in de planning of personeelstekort overweegt de commissie dat deze stellingen niet nader zijn onderbouwd en evenmin uit de stukken zijn gebleken zodat de commissie die klachtonderdelen zal afwijzen.

Concluderend is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder zich als een goed zorgverlener jegens de cliënt heeft gedragen.

De commissie is dan ook van oordeel dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;
– wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 20 mei 2021.