Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
61892/80600
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt is een staaroperatie bij de zorgaanbieder ondergaan. Door deze operatie is de iris van het rechteroog van de cliënt beschadigd geraakt, ook wel ‘floppy iris’ genoemd. Dit is een van de risico’s bij een staaroperatie. Volgens de cliënt is dit risico en de kans op verhoging hierop door zijn medicijngebruik niet met hem besproken, waardoor hij geen goede afweging heeft gemaakt om wel of niet de operatie te ondergaan. De zorgaanbieder vindt dat hij niet aansprakelijk is voor de lichtklachten aan het oog van de cliënt. Er is zorgvuldig gehandeld en het gezichtsvermogen is door de operatie verbeterd. De commissie oordeelt de klacht deels gegrond. Uit het medisch dossier van de cliënt blijkt niet dat de risico’s op een floppy iris door medicijngebruik zijn besproken met de cliënt. Op dit punt heeft de zorgaanbieder niet voldaan aan de informatieplicht en daarom is dit klachtonderdeel gegrond. Verder oordeelt de commissie dat de behandeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de zorgaanbieder de klachten van de cliënt heeft geprobeerd te verminderen. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]
en
OLVG, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2021 te Amsterdam.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen: [naam] (oogarts) en [naam], juridisch adviseur.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de door de zorgaanbieder bij de cliënt uitgevoerde staaroperatie. De cliënt verwijt de zorgaanbieder onzorgvuldig handelen.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 16 juli 2019 is de cliënt bij de zorgaanbieder geweest in verband relatief milde klachten over zijn gezichtsvermogen. Er werd matige cataract vastgesteld met een visus van 0,9 met correctie. Voorgesteld werd een staaroperatie uit te voeren aan beide ogen. De oogarts heeft de cliënt desgevraagd gewezen op het risico van het optreden van infecties. Overige risico’s of mogelijke complicaties zijn niet genoemd. De cliënt heeft op basis van de gegeven informatie ingestemd met de operatie.
Op 22 augustus 2019 is de cliënt geopereerd. Na de operatie bleken de klachten aan zijn rechteroog sterk verergerd. Door een arts van een andere zorgaanbieder is vastgesteld dat tijdens de operatie de achterzijde van de iris is beschadigd, waardoor deze deels lichtdoorlatend is geworden. Dit kan niet worden hersteld. De beschadiging is zodanig, dat de cliënt een groot gedeelte van de tijd last heeft en altijd zal blijven houden van “mist” in zijn rechteroog door binnenvallen van vals licht.
De cliënt heeft inmiddels een hulpmiddel (deels gekleurde contactlens) gevonden, waardoor hij minder overlast ervaart. Hij zal deze lens de rest van zijn leven moeten dragen. Bovendien kan hij, ook met de lens, bepaalde werkzaamheden en hobby’s niet meer uitvoeren.
Naderhand is de cliënt gebleken dat het gebruik van het medicijn Tamsulosine (bloedverdunner) door de cliënt een aanzienlijk risico vormde op de bij de cliënt opgetreden ‘floppy iris’. Dit risico is tijdens de intake niet besproken. Bovendien heeft de eerder bedoelde arts van een andere zorgaanbieder verklaard dat de conditie van de ogen van de cliënt vóór de operatie (nog) geen ingreep rechtvaardigde.
De klacht van de cliënt is drieledig:
– Gezien het grote risico op beschadiging van de iris, de relatief milde klachten en de vastgestelde matige staar, had het risico op een ‘floppy iris’ en de mogelijke gevolgen daarvan expliciet besproken moeten worden bij de intake. Door dat niet te doen, is de cliënt de mogelijkheid ontnomen om een afweging te maken of hij dit een aanvaardbaar risico vond in relatie tot zijn klachten. Ongetwijfeld had hij tot uitstel of afstel besloten;
– Bij de intake had de behandeld arts van de zorgaanbieder om diezelfde redenen moeten adviseren om de operaties (nog) niet uit te voeren. Er was geen dringende reden om te opereren;
– In de interne klachtenprocedure heeft de zorgaanbieder ten onrechte aansprakelijkheid afgewezen.
De cliënt verzoekt de commissie hem een vergoeding toe te kennen voor de door hem door het handelen en/of nalaten van de zorgaanbieder geleden schade, die hij in totaal begroot op € 8.846,–. Dit betreft met name zijn extra jaarlijkse verzekeringskosten, te weten: extra eigen risico, extra verzekeringspremie en eigen bijdragen. Daarnaast is in het bedrag een opslag van 25 % begrepen, ter compensatie voor het ongemak gedurende de rest van het leven van de cliënt.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder is van mening dat hij niet aansprakelijk is voor de lichtklachten aan het oog van klager. Aansprakelijkheid strandt volgens de zorgaanbieder op het gegeven dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld. De cliënt is voorgelicht over de behandeling; de oogarts die de intake heeft gedaan heeft de complicaties/risico’s en alternatieven met de cliënt besproken. De behandeling is zorgvuldig verricht en de nazorg heeft eveneens aan de standaard voldaan. Het gezichtsvermogen van de cliënt is door de operatie verbeterd. Niet duidelijk is of de klachten die de cliënt thans ervaart, het gevolg zijn van de operatie.
Omdat aansprakelijkheid ontbreekt, is er geen grondslag voor vergoeding van de door de cliënt verzochte schadevergoeding. Daarbij geldt dat het aan de cliënt zelf is om te bepalen wat voor soort zorgverzekering hij neemt en welk eigen risico hij daarbij kiest, maar dat de potentiële nevenkanten daarvan – met name de financiële component – niet naar de zorgaanbieder kunnen worden verschoven. Dat de cliënt in de toekomst nimmer voor andere zorgkosten ten laste van het eigen risico komt te staan, valt voor de cliënt te hopen, maar kan met het verstrijken van de jaren stellig worden afgevraagd. Op de berekening van de schade(omvang) van de cliënt is dan ook het nodige af te dingen, zowel qua omvang als qua causaliteit.
De zorgaanbieder merkt nog op dat ook hij de uitkomst van de operatie betreurt. Hij hoopt dat de geuite klachten zullen afnemen en dat de omstandigheden door de cliënt als draaglijk zullen worden ervaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De overeenkomst die de cliënt en de zorgaanbieder met elkaar hebben gesloten, kan worden aangemerkt als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446, zoals opgenomen in boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De cliënt houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor de (licht)klachten die hij sinds de door de zorgaanbieder uitgevoerde staaroperatie ervaart. Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de geneeskundige behandelings¬overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Ter beoordeling van de commissie staat dan ook de vraag of één of meer van de behandelende artsen van de zorgaanbieder al dan niet de zorg heeft (hebben) betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Daarbij dient wel het volgende in aanmerking te worden genomen. De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de oogartsen) voortvloeit uit een geneeskundige behandelings¬overeenkomst, wordt – tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen, hetgeen in dit geval is gesteld noch gebleken – niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verbindt zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming in de nakoming van die verplichting kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Informed consent
Tussen partijen is in geschil of de zorgaanbieder heeft voldaan aan zijn informatieplicht. De informatieplicht dient ertoe de patiënt goed geïnformeerd in staat te stellen al dan niet toestemming voor medische behandeling te verlenen.
De cliënt verwijt de zorgaanbieder met name dat het risico van een ‘floppy iris’ als gevolg van het gebruik door de cliënt van het medicijn Tamsulosine niet is besproken.
De (oogarts van de) zorgaanbieder heeft daartegenover ter zitting desgevraagd verklaard dat het risico op een ‘floppy iris’ ten gevolge van het medicijngebruik door de cliënt wellicht niet uitdrukkelijk met de cliënt is besproken, maar dat dit wel is meegenomen in de voorbereiding van de operatie; de ingreep is met het oog daarop uitgevoerd door een specifiek ervaren arts.
De commissie neemt als uitgangspunt dat de informatieplicht van de zorgaanbieder met zich meebrengt dat het aan de (oog)arts is om alle relevante informatie aan de cliënt te verstrekken, belangrijke risico’s/complicaties expliciet te benoemen en zich ervan te overtuigen dat de cliënt de uitleg daadwerkelijk heeft begrepen. Uit het standpunt van de zorgaanbieder leidt de commissie af dat de zorgaanbieder de ingreep van de cliënt, gelet op bedoeld medicijngebruik van de cliënt, kennelijk heeft gezien als een technisch lastige operatie, hetgeen naar het oordeel van de commissie expliciet met cliënt had moeten worden besproken.
Het medisch dossier van de cliënt vermeldt slechts dat de risico’s/complicaties met de cliënt zijn besproken; de feitelijk besproken risico’s/complicaties worden echter niet expliciet in het medisch dossier benoemd. Uit het medisch dossier kan derhalve niet worden opgemaakt dat de cliënt tijdens het preoperatieve gesprek is geïnformeerd over het risico op een ‘floppy iris’ ten gevolge van het medicijngebruik door de cliënt, zodat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat de zorgaanbieder op dit punt heeft voldaan aan zijn informatieplicht. In zoverre is de zorgaanbieder tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. De commissie zal de klacht ten aanzien van de schending van de informatieplicht derhalve gegrond verklaren.
Besluit tot ingreep
De cliënt heeft gesteld dat hij – als de zorgaanbieder hem wel had gewezen op het risico van een ‘floppy iris’ – ongetwijfeld had besloten tot uitstel of afstel van de operatie. Deze stelling heeft de cliënt niet (onvoldoende) geconcretiseerd en onderbouwd. Niet met zekerheid kan dan ook worden vastgesteld wat de cliënt zou hebben gedaan als hij wel over het risico was geïnformeerd.
Gelet op de standpunten van partijen, de gewisselde stukken en het verhandelde ter zitting ziet de commissie zich voor de vragen gesteld of:
– een redelijk persoon de ingreep niet had laten doen als hij volledig was geïnformeerd;
– een redelijk handelend arts had moeten afzien van de ingreep.
Op grond van een vakbekwame analyse van het dossier stelt de commissie vast dat:
– wanneer van de behandeling zou zijn afgezien, de cliënt meer last had gekregen van staar, hij slechter zou zijn gaan zien en hij meer last van licht zou hebben gekregen;
– er redelijkerwijs geen minder risicovolle behandelmethoden voor toepassing in aanmerking kwamen;
– de kans op succes bij de gekozen behandelmethode zeer groot (95%) was;
– bij gebruik van het medicijn Tamsulosine een staaroperatie vaak (in ongeveer een kwart van de gevallen) moeilijker verloopt en langer duurt, maar meestal met geen gevolgen voor de patiënt. Er treden wel regelmatig complicaties op, maar van dusdanige aard dat daarvan door de cliënt geen last wordt ondervonden;
– het risico van de bij de cliënt opgetreden complicatie zeer klein (< 1%) was.
Op basis van deze analyse komt de commissie tot een ontkennende beantwoording van voormelde vragen. De commissie is van oordeel dat een redelijk persoon de ingreep had laten doen als hij volledig was geïnformeerd en dat de ingreep, gelet op de klachten van de cliënt en de overige relevante feiten en omstandigheden, wel degelijk geïndiceerd en verantwoord was. Niet gesteld of gebleken is dat de cliënt door de zorgaanbieder is overgehaald om zich te laten opereren.
De commissie is op grond van het medisch dossier, de gewisselde stukken en het verhandelde ter zitting voorts van oordeel dat de operatie lege artis heeft plaatsgevonden. Gelet op het gebruik door de cliënt van het medicijn Tamsulosine heeft de zorgaanbieder – zoals ook in de status staat vermeld – een ervaren operateur aangewezen om de ingreep te verrichten. Dit besluit was naar het oordeel van de commissie adequaat. Uit het dossier is genoegzaam gebleken dat de zorgaanbieder zich voldoende heeft ingespannen om de klachten van de cliënt te verminderen. Niet is komen vast te staan dat het feit dat zich bij de uitgevoerde operatie een uitzonderlijke complicatie heeft voorgedaan, is veroorzaakt door verwijtbaar handelen van de zorgaanbieder.
Ten overvloede merkt de commissie nog op dat in de status staat genoteerd dat al voor de ingreep sprake was van last van licht (onder meer met lichten tegenliggers). Daarnaast staat in het verslag van de meer bedoelde arts van de andere zorgaanbieder – die een second opinion heeft gegeven – vermeld dat ook aan het andere oog sprake was van de door cliënt genoemde klachten van lichtverstrooiing en van “milde transilluminatie defectjes iris rondom” (lichtdoorlatende stukjes iris). Tevens wordt door deze arts ook de mogelijkheid van verdikte cornea aan beide ogen als oorzaak van de klachten benoemd. Gelet op voormelde constateringen staat naar het oordeel van de commissie niet vast dat de klachten van de cliënt het uitsluitend gevolg zijn van de ingreep.
Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
Ondeugdelijke klachtafhandeling
Van een ondeugdelijke klachtafhandeling door de zorgaanbieder in de interne klachtenprocedure is de commissie evenmin gebleken. Ook dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
Schadevergoeding
Aan de orde is dan de door de cliënt verzochte schadevergoeding. De cliënt heeft een vergoeding gevorderd voor geleden (im)materiele schade.
Zoals hiervoor is aangegeven dient de informatieplicht ertoe de patiënt goed geïnformeerd in staat te stellen al dan niet toestemming voor medische behandeling te verlenen. Als een zorgaanbieder de informatieplicht schendt, heeft dit tot gevolg dat de cliënt mogelijk wordt aangetast in zijn zelfbeschikkingsrecht.
Uit de informatieplicht kan niet worden afgeleid dat deze ertoe strekt de cliënt te beschermen tegen risico’s bij een behandeling waarover de cliënt geïnformeerd hoort te worden.
Van causaal verband tussen de (gebrekkige) informatieverstrekking aan de cliënt en de door de cliënt geleden schade is geen sprake. De verzochte schadevergoeding zal worden afgewezen.
Nu de klacht van de cliënt deels gegrond wordt verklaard, dient de zorgaanbieder de cliënt het door hem betaalde klachtengeld te vergoeden.
Derhalve wordt beslist als volgt:
Beslissing
De commissie:
– verklaart het klachtonderdeel voor wat betreft de schending van de informatieplicht gegrond;
– verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer dr. H.M.A. Brink en mevrouw mr. T.H. Disselkoen – van Raalte, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 24 juni 2021.