Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
70277/113046
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klaagster stelt dat haar vader, de cliënt, niet goed is behandeld op de SEH van de zorgaanbieder. Er is geen diagnose of behandelplan opgesteld en bij het ontslag was er geen ontslagbrief of communicatie met het verpleeghuis. Ook is de cliënt eerst, zonder coronaklachten, op de corona-afdeling geplaatst, waar pas na twee dagen naar zijn klachten gekeken is. Volgens de zorgaanbieder heeft de cliënt tijdens het consult meerdere keren gehoest en is hij, volgens de RIVM-richtlijnen, op de isolatie-afdeling geplaatst. Daar is een voorstel tot nadere diagnostiek en behandeling gemaakt en zijn er meerdere onderzoeken verricht. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder zorgvuldig en volgens de, op dat moment, geldende corona-protocollen heeft gehandeld. Al tijdens het verblijf van de cliënt op de isolatie-afdeling is onderzoek verricht en een behandelplan opgezet. Van leeftijdsdiscriminatie is geen sprake. De ANIOS heeft geprobeerd zo goed mogelijk met de klaagster te communiceren. De zorgaanbieder heeft zorgvuldig gehandeld. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klaagster], nabestaande van [cliënt]en
Stichting Zaans Medisch Centrum, gevestigd te Zaandam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022 te Den Haag.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht. Klaagster is ter zitting verschenen vergezeld van haar echtgenoot, [naam].
Namens de zorgaanbieder waren per ZOOM-verbinding aanwezig [naam], destijds ANIOS interne geneeskunde, [naam], internist, [naam] en [naam], klachtenfunctionaris.
Onderwerp van het geschil
De klacht betreft de behandeling van cliënt op de SEH.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klaagster beklaagt zich over het feit dat haar vader, cliënt, door de dienstdoende ANIOS interne geneeskunde van de afdeling Spoedeisende Hulp (verder SEH) is overgeplaatst naar de corona-afdeling terwijl hij niet met coronaklachten op de SEH is gekomen. Hierdoor heeft hij niet de juiste behandeling gekregen.
Cliënt is door de huisarts doorverwezen naar de SEH vanwege een opgezette buik. Hij werd gezien door de ANIOS. Omdat hij doof was kon hij haar vragen niet beantwoorden. Op een gegeven moment verslikte cliënt zich en toen gingen de coronabellen rinkelen. In plaats van te kijken naar de klachten van cliënt kreeg hij de keuze of overgebracht te worden naar de “vieze” afdeling corona of terug naar huis te gaan. Toen cliënt na twee dagen geen corona bleek te hebben is pas door de zorgaanbieder naar zijn klachten gekeken.
Klaagster stelt dat de zorgaanbieder leeftijdsdiscriminatie heeft toegepast. Er is geen sprake geweest van een diagnose en een behandelplan. Van tevoren kreeg cliënt al te horen dat hij niet op de ic zou worden opgenomen omdat behandeling niet medisch zinvol zou zijn. De familie is verder niet door de zorgaanbieder geïnformeerd. In het ziekenhuis heeft cliënt chloroquine gekregen, een middel dat heel schadelijk is voor leverpatiënten.
Een paar dagen later kreeg klaagster een telefoontje dat ze cliënt kon ophalen. Lukte dit niet dan zou cliënt per taxi naar het verpleeghuis worden gebracht. Klaagster heeft cliënt opgehaald en kreeg een boterhamzakje met 3 pilletjes mee. Er was geen ontslagbrief en het verpleegtehuis was nergens van op de hoogte.
Al met al stelt klaagster dat cliënt niet respectvol en onfatsoenlijk is behandeld maar werd gezien als “een man compleet in verval”. Hij heeft niet de juiste medische behandeling gekregen. Als gevolg hiervan is cliënt gebroken en heeft dit geleid tot zijn vervroegd overlijden.
Klaagster vordert vergoeding van de gemaakte kosten voor deze geschillenprocedure.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 6 april 2020 is cliënt door zijn huisarts naar de SEH verwezen vanwege een toenemende buikomvang en met verdenking van ascites. De dienstdoende ANIOS heeft cliënt beoordeeld onder supervisie van de internist. Tijdens deze beoordeling was cliënt meerdere keren aan het hoesten. Hoewel klaagster aangaf dat dit vaker gebeurde, omdat cliënte zich frequent verslikte, was de ANIOS verplicht deze klacht serieus te nemen. Op dat moment was de eerste golf van de Corona-pandemie gaande. Op grond van de RIVM richtlijn diende bij aanwezigheid van een luchtwegklacht een patiënt, waarbij een ziekenhuisopname dreigt, eerst getest te worden op Covid-19. In overleg met de supervisor is besloten om cliënt naar het isolatiegedeelte van de SEH over te plaatsen, alwaar hij verder door de ANIOS is onderzocht. Ondanks meerdere pogingen om klaagster uit te leggen dat de zorgaanbieder handelde volgens het lokale protocol en iedereen met enige vorm van luchtwegklachten in het isolatiegedeelte moest worden beoordeeld, heeft dit tot veel onvrede geleid bij klaagster. In het isolatiegedeelte heeft de ANIOS cliënt verder onderzocht en is in overleg met de supervisor een voorstel tot nadere diagnostiek en behandeling gemaakt. Cliënt werd opgenomen op de afdeling Interne Geneeskunde. Er werd, volgens protocol, een HRCT-thorax verricht (een scan die gemaakt wordt om te zien of er Corona-verdachte afwijkingen in de longen aanwezig zijn), waaruit bleek dat patiënt een verhoogde kans had op Corona (CORADS-score 3). Om die reden is aan cliënt op grond van de toen geldende richtlijnen chloroquine toegediend. Na haar dagdienst heeft de ANIOS op 6 april 2020 om 18:30 uur klaagster gebeld om het definitieve opnameplan door te nemen. Tijdens dit gesprek heeft de ANIOS besproken dat cliënt werd verdacht van levercirrose met als gevolg daarvan vocht in de buik en dat dit meerdere oorzaken kon hebben. Ter nadere diagnostiek werd de volgende dag een echo van de buik gepland. De zorg en verdere behandeling werd overgedragen aan de zaalarts, onder supervisie van een andere internist.
Er is geen sprake geweest van leeftijdsdiscriminatie. Tijdens de beoordeling van iedere SEH-patiënt wordt gebruik gemaakt van de CFS-score (clinical frailty scale); een kwetsbaarheidsindex die wordt gebruikt om de gezondheidstoestand van ouderen te meten met als doel een maatstaf te verschaffen voor de mate van kwetsbaarheid voor slechte resultaten. Gezien ruime co morbiditeit, kwetsbaarheid en hoge leeftijd is geconcludeerd dat cliënt medisch gezien te zwak was om een zware behandeling op de intensive care te ondergaan. Derhalve besloot de dienstdoende internist dat cliënt op medische gronden niet in aanmerking kwam voor een behandeling op de IC. Dit stuitte inderdaad op weerstand en onbegrip bij klaagster. De ANIOS heeft getracht uit te leggen dat dit niet alleen gebaseerd wordt op de leeftijd van patiënt, maar dat dit een scoresysteem is die rekening houdt met meerdere punten van kwetsbaarheid.
Ten aanzien van de stelling ‘stellen van compleet foutieve diagnose/geen behandelplan gemaakt/handelen vanuit coronapaniek/alleen maar de focus leggen op corona i.p.v. de hoofdklacht’:
In overleg met de supervisor is een uitgebreid opnameplan gemaakt waarin verdere diagnostiek werd ingezet naar de toenemende buikomvang. Daarnaast was de zorgaanbieder verplicht om een Corona-infectie uit te sluiten en hiervoor zijn de lokale richtlijnen gevolgd. Naar aanleiding van de echo werd geconcludeerd dat sprake was van alcoholische levercirrose met ascites met daarnaast nierfalen in het kader van het hepato-renaal syndroom. In overleg met de dienstdoende internist, hematoloog en MDL-arts is diezelfde dag gestart met diuretica om het vocht af te voeren.
Via het transferbureau van het ziekenhuis is hulp ingeschakeld om een geschikte zorgplek voor cliënt te vinden in een verpleeghuis. Klaagster wenste echter niet dat cliënt daarheen werd gebracht.
De zorgaanbieder verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie vat de klachten van klaagster als volgt samen.
Klaagster is van oordeel dat cliënt, doordat hij ten onrechte op de corona-afdeling is opgenomen en vanwege zijn leeftijd, een adequate medische behandeling is onthouden. Voorts stelt klaagster dat de dienstdoende ANIOS klaagster en cliënt respectloos en onfatsoenlijk heeft behandeld en niet heeft gecommuniceerd met de familie over de behandeling. Tenslotte stelt klaagster dat cliënt zonder overdracht naar het verpleegtehuis is gestuurd.
In de eerste plaats merkt de commissie op dat het haar bevreemdt dat de ANIOS namens de zorgaanbieder, en niet de superviserend internist, het verweer geformuleerd en ter zitting het woord heeft gevoerd met betrekking tot de behandeling van cliënt in het ziekenhuis, terwijl zij slechts, onder supervisie van een internist, verantwoordelijk is geweest voor de behandeling van cliënt op de Spoedeisende Hulp.
De commissie is voorts van oordeel dat de zorgaanbieder ten aanzien van de medische behandeling van cliënt zorgvuldig heeft gehandeld. Daartoe overweegt de commissie als volgt.
Vaststaat dat de zorgaanbieder heeft gehandeld met inachtneming van de op dat moment geldende corona-protocollen. Anders dan klaagster stelt, is cliënt op de isolatieafdeling van de SEH wel nader onderzocht en is een opnameplan gemaakt. Naar aanleiding van de echo werd geconcludeerd dat sprake was van alcoholische levercirrose met ascites met daarnaast nierfalen in het kader van het hepato-renaal syndroom. In overleg met de dienstdoende internist, hematoloog en MDL-arts is vervolgens een behandelplan opgesteld. Gezien zijn co morbiditeit, kwetsbaarheid en hoge leeftijd van cliënt is geconcludeerd dat hij medisch gezien te zwak was om een zware behandeling op de intensive care te ondergaan. Van een door klaagster gestelde leeftijdsdiscriminatie is gelet op voorgaande naar het oordeel van de commissie geen sprake. De behandelend artsen hebben geoordeeld dat verder medisch handelen gezien de algehele gezondheidstoestand van cliënt medisch gezien niet meer zinvol was. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, in redelijkheid tot deze beslissing kunnen komen.
Klaagster heeft verder gesteld dat de dienstdoende ANIOS niet met haar heeft gecommuniceerd over de behandeling van cliënt en klaagt over de bejegening.
De klachtencommissie heeft over deze klacht het volgende in de door haar op 20 oktober 2020 gedateerde beslissing overwogen:
“Hoe dit gesprek tussen klager en aangeklaagde heeft plaatsgevonden, daarover kan de klachtencommissie helaas geen oordeel vormen. De klachtencommissie concludeert dat de verklaringen van klager en aangeklaagde te ver uiteenlopen en overweegt dat zij aan de ene verklaring niet meer waarde kan hechten dan aan de andere verklaring en acht dit klachtonderdeel daarom ook onbeslist. Wel is het de klachtencommissie bij de hoorzitting opgevallen, dat klager de geneeskundige feiten, die tot de opname op de Covid-19 afdeling, niet wenste te accepteren, wat de gedachtewisseling compliceerde. Ten overvloede wijst de klachtencommissie erop dat de aangeklaagde tijdens de contacten met klager heeft geconcludeerd, dat de communicatie disfunctioneel verliep. Zij heeft daarop actie ondernomen door het opnamebesluit zelf aan klager toe te lichten in plaats van dit door de SEH-verpleegkundige te laten doen. Daarnaast heeft zij na het einde van haar dienst gecontroleerd of patiënt op de afdeling was gearriveerd en de juiste behandeling was ingezet. Zij heeft daarover telefonisch contact opgenomen met klager met de bedoeling haar over de stand van zaken te informeren en mogelijk gerust te stellen. Aangeklaagde heeft hiermee laten zien dat zij ook onder moeilijke (Covid) omstandigheden veel waarde hechtte aan de goede informatievoorziening aan de naasten van de opgenomen patiënt.”
De commissie deelt deze zienswijze van de klachtencommissie en maakt deze tot de hare.
De commissie kan niet vaststellen hoe de communicatie op de SEH is verlopen. Het is haar wel duidelijk geworden dat het op dat moment zeer hectisch was op de SEH vanwege de eerste coronapatiënten die zich aandienden, de onduidelijkheid over de pandemie, en het feit dat er op dat moment nog geen sneltesten voorhanden waren om te controleren of een patiënt was besmet. Verder staat op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klaagster het niet eens was met de – overigens terechte – beslissing van de zorgaanbieder om cliënt naar de isolatieafdeling te brengen voor verder onderzoek en dat dit heeft geleid tot een stevige discussie tussen de betrokkenen. Naderhand heeft de ANIOS in het telefoongesprek aan klaagster de diagnose en de eventuele oorzaken uiteengezet.
Ook over dit gesprek lopen de lezingen van partijen uiteen.
Het is vaste jurisprudentie van de commissie dat – in gevallen als deze waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest – het verwijt van klaagster niet gegrond kan worden bevonden. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klaagster minder geloof verdient dan dat van de zorgaanbieder, maar op de omstandigheid dat, voor een oordeel over de vraag of onzorgvuldig is gehandeld, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan de commissie hier niet vaststellen, waardoor deze klachtonderdelen niet kunnen slagen.
Tenslotte heeft klaagster gesteld dat cliënt zonder verwijsbrief naar het verpleegtehuis is gestuurd. Bij aankomst wist men niets, aldus klaagster. De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat de lezingen met betrekking tot het vinden van een verpleeghuis en het ontslag van cliënt eveneens uiteenlopen. Klaagster heeft gesteld dat zij een boterhamzakje met drie pillen heeft meegekregen en men in het verpleeghuis niet op de hoogte was. De zorgaanbieder heeft daartegenover aangevoerd dat cliënt bij het ontslag uit het ziekenhuis een verwijsbrief en medicatie voor de eerste dag heeft meegekregen.
Ambtshalve is de commissie bekend dat, alvorens een patiënt met ontslag gaat, door een zorgaanbieder een transferbureau wordt ingeschakeld die in samenspraak met de contactpersoon gaat zoeken naar een geschikt verpleegtehuis, de specialist ouderengeneeskunde informeert over de gezondheidssituatie van een patiënt en hem van de komst van de patiënt op de hoogte stelt. De commissie acht het volstrekt aannemelijk dat deze procedure ook hier is gevolgd. Dat wellicht de specialist ouderengeneeskunde de dienstdoende zorgprofessionals niet (tijdig) op de hoogte heeft gebracht van de komst van cliënt, kan de zorgaanbieder echter niet worden verweten.
De commissie oordeelt ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Al het vorenstaande leidt de commissie tot de slotsom dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgaanbieder in gelijke omstandigheden zou hebben gehandeld, zodat de klacht in al haar onderdelen ongegrond zal worden verklaard.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond en wijst het gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw mr. dr. M.J. van Dam, mevrouw mr. I. van den Hoven – van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 januari 2022.