Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Informatie
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
107876
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats],en
Stichting OLVG, gevestigd te Amsterdam,
(verder te noemen: het ziekenhuis).
Verloop van de procedure
De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar het tussenadvies van 14 juli 2017, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
In dit tussenadvies heeft de commissie zich bevoegd verklaard over dit geschil te oordelen voor zover de klacht zich richt op de informatievoorziening door het ziekenhuis over de kosten de (vervolg-) behandelingen.
Het geschil is ter zitting in het bijzijn van partijen behandeld op 12 oktober 2017 te Amsterdam.
Cliënt was ter zitting vergezeld van haar partner. Namens het ziekenhuis was [naam] aanwezig.
Standpunt van de cliënt
Het standpunt van de cliënt, zoals vermeld in het vragenformulier, dat de commissie op 4 januari 2017 heeft ontvangen, luidt in hoofdzaak als volgt.
Cliënt is van mening dat de zorg die zij heeft ontvangen in geen enkele verhouding staat tot het bedrag dat zij voor deze zorg heeft moeten betalen. Zij is op geen enkele manier door het ziekenhuis op de hoogte gebracht van de verlenging van de Diagnose Behandel Combinatie (DBC) en was daardoor niet in de gelegenheid om zelf een beslissing te nemen over de verdere behandeling. Dit is in strijd met de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO).
Ter oplossing van het geschil heeft cliënt voorgesteld om de totale factuur aan te passen aan de mate van zorg die aan haar is geleverd. Voor drie zeer korte bezoeken aan de gynaecoloog zou niet meer dan € 201,454 in rekening gebracht mogen worden, het bedrag van één DBC termijn. De cliënt verzoekt om teruggave van € 403,08.
Ter zitting heeft cliënt haar standpunt nader toegelicht. Ze is erg geschrokken van het bedrag dat zij heeft moeten betalen voor drie bezoekjes aan de arts die niet meer dan in totaal 45 minuten in beslag genomen hebben. Zij heeft alleen medicijnen voorgeschreven gekregen. Als zij op de hoogte was geweest van de duur van de DBC had zij het vervolgconsult binnen de DBC termijn ingepland zodat zij geen extra kosten zou hebben gehad en nagedacht over de noodzaak van een vervolgbehandeling.
Standpunt van het ziekenhuis
Het ziekenhuis heeft bij brief van 19 april 2017 verweer gevoerd tegen de klacht van cliënt. De commissie verwijst kortheidshalve naar de inhoud van deze brief.
Het ziekenhuis heeft gesteld dat de WGBO geen basis biedt om zorgverleners te verplichten patiënten voorshands te informeren over de DBC-structuur en haar tarieven. Het ziekenhuis geeft op haar website informatie over de DBC en er wordt verwezen naar de Zorgnota. Het zwaartepunt bij de financiering van de zorg ligt bij de zorgverzekeraars.
Het ziekenhuis is van mening dat een cliënt een eigen verantwoordelijkheid heeft in deze. Indien een cliënt een keuze maakt voor een hoger eigen risico moet hij ook letten op de consequenties die deze keuze met zich mee kunnen brengen. In voorkomende gevallen kan een cliënt zich voor advies tot de (coach van de) zorgverzekeraar wenden.
De cliënt verzoekt de commissie de in rekening gebrachte zorgkosten, de DBC vergoeding, te minderen. Het ziekenhuis is echter van mening dat dit niet aan de orde kan zijn aangezien daar conform de DBC voor poliklinische behandelingen, zoals verplicht is voorgeschreven door de NZA, is gedeclareerd.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen door hen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, het volgende.
De commissie overweegt in de eerste plaats dat de WGBO niet voorziet in een verplichting tot het verstrekken van informatie over de gehanteerde tarieven van verzekerde (basis)zorg door de ziekenhuizen aan patiënten
Ingevolge artikel 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG), heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vastgesteld met betrekking tot de informatieverplichting van zorgaanbieders.
Ingevolge artikel 4 van beleidsregel TH/BR-012 zijn zorgaanbieders verplicht tijdig voorlichting te geven over tarieven wanneer deze rechtstreeks met de consument worden verrekend en/of wanneer de consument daarom vraagt.
De commissie stelt vast dat de behandelingen die de cliënt heeft ondergaan vielen onder de basiszorg, die door de zorgverzekeraar wordt vergoed. Verrekening van deze zorg is verlopen via de zorgverzekeraar. Gelet op de voornoemde beleidsregel bestond er voor het ziekenhuis geen verplichting tot het vooraf melden van de tarieven van deze door de zorgverzekeraar verzekerde zorg. Evenmin is gebleken dat de cliënt vooraf heeft gevraagd naar de tarieven die van toepassing waren op haar behandeling.
Voorts overweegt de commissie dat cliënt via de website van het ziekenhuis vooraf informatie had kunnen krijgen over de DBC problematiek en dat zij bij onduidelijkheid haar zorgverzekeraar had kunnen aanspreken.
De commissie is van oordeel dat de klacht van cliënt voor zover deze ziet op de informatieverstrekking ongegrond moet worden verklaard.
De commissie overweegt ten overvloede dat ook overigens niet is gebleken van onjuiste declaraties.
Het ziekenhuis heeft aangegeven dat, volgens het landelijke systeem, een poliklinische DBC automatisch wordt afgesloten na 90 dagen. Indien de behandeling voortduurt, zoals in casu het geval was, wordt een nieuwe DBC aangemaakt. De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat aan de cliënt meerdere medicijnen zijn voorgeschreven waarbij na een periode van inname van de medicijnen een wachttijd moest worden aangehouden. Hierdoor is de DBC meerdere malen verlengd.
De vordering om de in rekening gebrachte zorgkosten te matigen zal worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande zal de klacht ongegrond worden verklaard en dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het door de cliënt verlangde af.
Aldus beslist op 12 oktober 2017 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.