Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Uitvoering behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
109402
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënte en Stichting Sint Jacob, gevestigd te Haarlem (hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 3 juli 2017 te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Cliënte werd ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigden. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [bestuurder] en [kwaliteitscoördinator].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van zorgverlening tijdens het verblijf van cliënte bij de zorgaanbieder.
Standpunt van cliënte
De klachten met betrekking tot cliënte zijn vermeld in het ingevulde klachtenformulier d.d. 13 maart 2017 en de daarbij behorende bijlagen, waarvan de kern – kort en zakelijk – puntsgewijs als volgt worden weergegeven:
1) niet werken van het alarmsysteem, weegstoel en bloeddrukmeters;
2) het ontbreken van een MDO en behandelplan;
3) het niet of niet correct toedienen van medicijnen en bijvoeding;
4) de dagelijkse hygiëne voldeed niet aan de gemaakte afspraken;
5) onvriendelijke houding van het personeel naar cliënte en familieleden;
6) het niet adequaat inspelen op de gezondheidstoestand van cliënte met als mogelijk gevolg onnodig lijden.
Ter zitting is namens cliënte verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De gemachtigden willen erkenning voor de fouten die zijn gemaakt en excuses hiervoor. Volgens de zorgaanbieder is tijdens het gesprek op 17 april 2017 gesproken over een schikking, hetgeen niet klopt. Tijdens dat gesprek hebben de gemachtigden feedback gegeven. Pas een maand nadat cliënte bij de zorgaanbieder kwam wonen, volgde een behandelplan. Dat is erg laat.
Bij aanvang van de zorg is aanvankelijk de verkeerde medicatie gegeven. Uiteindelijk is de onnodige medicatie stopgezet. Op 12 oktober 2015 trof de gemachtigde cliënte in haar kamer aan en vermoedde dat zij weer een CVA had gehad. Door de zorgaanbieder wordt betwist dat sprake was van een CVA. [Arts] heeft later echter erkend dat er die dag weer iets is gebeurd in het hoofd van cliënte.
Gemachtigden van cliënte verlangen dat deze zaken niet meer voorkomen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar het verweer van de zorgaanbieder d.d. 7 juni 2017.
Op 19 april 2017 heeft een gesprek met de gemachtigden plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek hebben zij aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om tot een schikkingsvoorstel te komen.
Cliënte verbleef in de periode van 8 oktober 2015 tot 19 november 2015 voor revalidatie in de locatie de Jacobkliniek.
Tijdens het verblijf van cliënte in de Jacobkliniek is door de behandelaars en verpleging vakkundig en adequaat opgetreden. Het feit dat soms iets niet volgens afspraak werd afgehandeld heeft niet tot verslechtering van de gezondheidstoestand van cliënte en onnodig pijn en lijden geleid.
In de beginperiode van de Jacobkliniek, het gebouw is in juni 2015 in gebruik genomen, had de zorgaanbieder last van “kinderziektes” in de oproep-alarmering. Dit heeft tot gevolg gehad dat cliënten soms lang moesten wachten op reactie op een oproep. Voor onderhoud en controle van de weegstoel heeft de zorgaanbieder een onderhoudscontract afgesloten. Het kan gebeuren dat een apparaat het niet meer goed doet. Dan wordt het bedrijf geïnformeerd en het apparaat, de weegstoel of de bloeddrukmeter gerepareerd. Dat is in dit geval ook gebeurd.
Op de dag van de opname wordt door de specialist ouderengeneeskunde een concept behandelplan opgesteld. Volgens afspraak volgt na een observatieperiode door verpleging en behandeling na 14 dagen een MDO. Dit MDO heeft op 22 oktober 2015 en 9 november 2015 plaatsgevonden en het Cliënt Plan Gesprek heeft op 22 oktober 2015 in aanwezigheid van de familie plaatsgevonden.
Het is helaas gebeurd dat de medicatie en bijvoeding niet op het voorgeschreven moment is toegediend. Dat spijt de zorgaanbieder.
In de rapportage is terug te lezen dat in overleg met cliënte hulp geboden werd volgens afspraak. Er wordt op verzoek en in overleg afgeweken van de afspraken die gemaakt zijn.
De terecht kritische houding van de familie heeft zijn weerslag gehad op de houding van medewerkers; dat was niet professioneel en dat spijt de zorgaanbieder. Het spijt de zorgaanbieder ook dat ondanks alle inzet van een ieder die betrokken was bij de revalidatie van cliënte de relatie niet verbeterde.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende is vastgesteld dat de zorgaanbieder te kort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of een verwijtbaar nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder.
Klachtonderdelen 1 en 5
De zorgaanbieder heeft erkend dat het alarmsysteem niet (goed) werkte en dat het personeel onprofessioneel heeft gehandeld in de communicatie naar cliënte en familieleden. De commissie komt aan een inhoudelijke behandeling van deze klachten dan ook niet toe. In zoverre is het klachtonderdeel gegrond.
Ten aanzien van de weegstoel en de bloeddrukmeter die niet goed functioneerden heeft de zorgaanbieder aangegeven dat deze zijn gerepareerd. Namens cliënte is dit niet betwist. Van een tekortkoming aan de zijde van de zorgaanbieder is dan ook geen sprake. Het klachtonderdeel is in zoverre ongegrond
Klachtonderdeel 2
Uit de overgelegde stukken blijkt dat een MDO heeft plaatsgevonden en dat een behandelplan is opgesteld. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat het behandelplan niet direct bij aanvang van het verblijf is opgesteld omdat eerst een periode van observatie diende plaats te vinden, hetgeen de commissie gebruikelijk voorkomt. Van een tekortkoming aan de zijde van de zorgaanbieder is dan ook geen sprake. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 3
De zorgaanbieder heeft erkend dat medicatie en bijvoeding niet altijd tijdig is gegeven. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond. Ten aanzien van de medicatie is gesteld maar niet gebleken dat een onjuiste medicatie is toegediend. In zoverre is dit laatste klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel 4
Niet is komen vast te staan dat de dagelijkse hygiëne niet voldeed aan de gemaakte afspraken. Zo is door de zorgaanbieder betwist dat cliënte twee weken niet gewassen zou zijn. De commissie kan niet vaststellen hoe een en ander is gegaan, zodat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
Klachtonderdeel 6
Dat de zorgaanbieder niet adequaat heeft ingespeeld op de gezondheidstoestand van cliënte is namens cliënte gesteld maar door de zorgaanbieder betwist. De zorgaanbieder heeft in haar verweer aangegeven hoe de zorg volgens haar tijdens het verblijf van cliënte is gegaan. De commissie kan niet vaststellen hoe een en ander is gegaan, zodat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
Namens cliënte is verzocht dat de genoemde zaken niet meer voorkomen. De commissie kan slechts oordelen over een individuele zaak. Uit het verweer van de zorgaanbieder maakt de commissie op dat er naar aanleiding van de klachten maatregelen zijn genomen om de zorg te verbeteren. Namens cliënte is verder niets verzocht.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 gedeeltelijk gegrond en klachtonderdeel 5 gegrond. Voor het overige worden de klachtonderdelen ongegrond verklaard.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de nabestaanden van cliënte te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
De commissie wijst het namens cliënte meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg op 3 juli 2017.