Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: bejegening
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
133832/157458
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt klaagt dat een medewerker van de zorgaanbieder tegen Reclassering Nederland heeft gezegd dat de cliënt haar bedreigd heeft. De cliënt stelt de medewerker van de zorgaanbieder niet te hebben bedreigd en dat deze onjuiste informatie negatieve gevolgen heeft gehad voor de cliënt.
Volgens de commissie is niet vast komen te staan dat de cliënt de medewerker heeft bedreigd. De zorgaanbieder heeft hiervoor geen bewijs aangedragen. De cliënt heeft wel opmerkingen gemaakt die als onaangenaam kunnen worden ervaren, maar die niet als bedreiging gekwalificeerd kunnen worden. De medewerker had verder geen toestemming van de cliënt om zich tegen Reclassering Nederland over de cliënt uit te laten. Daar was ook geen wettelijke grondslag voor. De conclusie van de commissie is dat de zorgaanbieder hierin onzorgvuldig heeft gehandeld en verklaart de klacht van de cliënt gegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]en
Stichting Zorgstroom, gevestigd te Middelburg
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De cliënt heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht. De zorgaanbieder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft gedragingen van een medewerkster van de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In 2017 heeft [naam medewerkster], destijds medewerkster van Maatschappelijk Werk Walcheren (hierna: de medewerkster), de cliënt en zijn echtgenote begeleid in verband met hun echtscheiding. In deze periode – de cliënt was toen niet alleen verwikkeld in een moeilijke echtscheiding, maar ook in een strafzaak – heeft de medewerkster in een contact met de Reclassering in [plaatsnaam] gezegd dat de cliënt alleen nog maar contact via WhatsApp met haar mocht hebben, omdat hij telefonisch bedreigingen uitte. De cliënt stond in de periode van september 2017 tot juli 2018 onder toezicht van de Reclassering [plaatsnaam]. Deze uitlating van de medewerkster is opgenomen in een reclasseringsrapport d.d. 24 juli 2019.
De cliënt stelt dat hij ten onrechte door de medewerkster is beschuldigd van het uiten van bedreigingen of dreigementen. De cliënt lijdt onder haar onterechte beschuldigingen en meent dat deze onjuiste informatie zijn strafzaak negatief heeft beïnvloed. Bovendien is hij zijn baan erdoor kwijtgeraakt.
De cliënt heeft aan de zorgaanbieder gevraagd om bewijzen van de vermeende dreigementen van zijn kant, maar die zijn nooit gegeven. De zorgaanbieder heeft geschreven dat de cliënt de medewerkster in enkele dagen tijd 34 keer gebeld zou hebben en dat hij dingen gezegd zou hebben als “bereik mijn grens niet” en “als mensen mij tot een bepaald punt pushen dan bereik ik een limiet”. De cliënt betwist dat. Hij heeft wel eens tegen de medewerkster gezegd dat hij niet met haar wilde praten en de verbinding verbroken.
De cliënt vindt het niet alleen kwalijk dat hij ten onrechte is beschuldigd, maar vindt ook dat de medewerkster überhaupt geen informatie had mogen verstrekken aan de reclassering. Hij wist dat niet en heeft er ook geen toestemming voor gegeven. Deze klacht is voor hem een principekwestie. Hij wil bereiken dat de commissie uitspreekt dat de medewerkster niet professioneel heeft gehandeld en verlangt een schadevergoeding van € 25.000,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder stelt dat de cliënt de medewerkster wel bedreigd heeft. Uit het dossier van de gemeente dat de zorgaanbieder heeft opgevraagd, is gebleken dat de cliënt uitlatingen jegens de medewerkster heeft gedaan die als bedreigend zouden kunnen worden ervaren. Ook is gebleken dat de medewerkster alleen vanuit haar functie als regievoerster contact heeft gehad met een medewerkster van Reclassering Nederland. Als regievoerster heeft de medewerkster de taak om tijdens de hulpverlening contact te hebben met andere hulpverleners van de cliënt. Dit gebeurde volgens de zorgaanbieder met medeweten van de cliënt.
De zorgaanbieder vindt dat de klacht ongegrond verklaard moet worden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie dient te beoordelen of de hulpverlening door de zorgaanbieder voldoet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid en professionaliteit.
Het staat vast dat de medewerkster tegen de reclassering heeft gezegd dat de cliënt tegen haar telefonische bedreigingen uitte. Dat heeft de zorgaanbieder immers zelf erkend.
De commissie overweegt dat niet is komen vast te staan dat de cliënt de medewerkster telefonisch (of anderszins) heeft bedreigd. De zorgaanbieder heeft geen screenshots van berichten overgelegd, geen telefoongegevens, geen verklaring van de medewerkster en evenmin het dossier van de gemeente waar hij in zijn verweerschrift naar verwijst en waarop het verweer is gebaseerd.
De commissie overweegt verder dat woorden als “bereik mijn grens niet” en “als mensen mij tot een bepaald punt pushen dan bereik ik een limiet” weliswaar als onaangenaam kunnen worden ervaren, maar in objectieve zin niet te duiden zijn als bedreigingen. Overigens lijkt de zorgaanbieder dat zelf ook te erkennen door in het verweerschrift de uitlatingen te omschrijven als uitlatingen “die als bedreigend zouden kunnen worden ervaren”.
Voorts is gesteld noch gebleken dat de medewerkster toestemming had van de cliënt zich tegenover de reclassering over hem uit te laten, in welke zin dan ook, terwijl evenmin is gebleken van enige wettelijke grondslag op grond waarvan zij informatie over de cliënt aan de reclassering verstrekte.
De commissie concludeert dan ook dat de zorgaanbieder onzorgvuldig tegenover de cliënt heeft gehandeld doordat de medewerkster informatie heeft verstrekt aan de reclassering en doordat zij tegen de reclassering heeft gezegd dat de cliënt haar telefonisch bedreigde.
Wat betreft het verzoek van de cliënt om toekenning van schadevergoeding overweegt de commissie dat dit verzoek onvoldoende onderbouwd is. Het is niet gebleken of aannemelijk geworden dat de passage in het reclasseringsrapport over de informatie van de zorgverlener gevolgen heeft gehad voor strafrechtelijke afdoening van de strafzaak van de cliënt die in 2019 speelde. De cliënt heeft verder gesteld dat hij door de uitlatingen van de zorgaanbieder zijn werk in het gevangeniswezen is kwijtgeraakt, maar heeft dat niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Voor zover sprake is van het verlies van een baan, zoals door de cliënt gesteld, is het meer aannemelijk dat dat het gevolg is van de strafrechtelijke veroordeling. Die strafrechtelijke veroordeling is geen gevolg van het handelen van de zorgaanbieder.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht gegrond verklaren en het verzoek om schadevergoeding afwijzen.
Nu de klacht gegrond zal worden verklaard, dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement het door de cliënt betaalde klachtengeld te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht gegrond;
wijst het verzoek tot schadevergoeding af;
bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. P.G. Muller, secretaris, op 12 mei 2022.