Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Factuur
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
650112/790396
De uitspraak:
Waar gaat het over?
De zaak betreft een geschil tussen een consument en een onderwijsinstelling. De consument heeft de opleiding met succes afgerond, maar een bedrag van € 3.200,– dat door de ondernemer in rekening werd gebracht, niet betaald en in depot bij de commissie geplaatst. De consument stelt dat zij dankzij vrijstellingen de opleiding versneld in drie jaar heeft afgerond. Ondanks beperkte toetsing (slechts twee toetsen met minimale begeleiding) is haar voor een volledig vierde studiejaar gefactureerd. Er zou een financieel voordeel zijn bij versnelling van de opleiding, maar dat blijkt niet uit de factuur. Tevens claimt de consument dat bij aanvang telefonisch was bevestigd dat minder lesgeld zou worden betaald vanwege vrijstellingen. Dit is niet schriftelijk bevestigd, wat zij als een gemiste kans aangeeft. Bovendien hebben andere studenten met vergelijkbare situaties dit bedrag niet hoeven betalen, wat neerkomt op ongelijke behandeling. De ondernemer heeft geen schriftelijke reactie ingediend bij de commissie.
De commissie oordeelt dat de consument terecht heeft geklaagd. De claim van de consument, gebaseerd op toezeggingen van de ondernemer vóór aanvang van de opleiding, is niet weersproken. Hetzelfde geldt voor het feit dat in het betreffende jaar geen lessen zijn gevolgd of toetsen zijn afgelegd. Daarom wordt aangenomen dat de consument het bedrag van € 3.200,– niet verschuldigd is. Het depotbedrag van
€ 3.200,– wordt terugbetaald aan de consument.
Volledige uitspraak:
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats](hierna te noemen: de consument)
en
[onderwijsinstelling], gevestigd te [plaats](hierna te noemen: de ondernemer).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 14 februari 2025 te Den Haag en digitaal (via ZOOM).
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De consument heeft ter zitting haar standpunt toegelicht.
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 1 juni 2021 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het toelaten van de consument tot een van de opleidingen bij de ondernemer.
De overeenkomst is uitgevoerd. De consument heeft de opleiding bij de ondernemer met goed gevolg afgerond.
De consument heeft een haar door de ondernemer in rekening gebracht bedrag van € 3.200,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Er is een rekening opgesteld voor ruim € 3.000,– voor een halfjaar (zogenoemd het 4de jaar). Echter heb ik meerdere vrijstellingen ontvangen, waardoor ik de opleiding na 3 jaar versneld heb afgerond. Ik heb van de 4 onderdelen uiteindelijk 2 onderdelen moeten aftoetsen. Met het feit dat dit samen 1 module is (blok R&I), wordt geen rekening mee gehouden. De 2 toetsen vallen onder een eigen module waarvoor ik nu moet betalen.
De examencommissie heeft mij namelijk vrijstelling verleend voor het minorenprogramma (30 ECTS), het kwalitatief onderzoek (7 ECTS) en de CAT (3 ECTS) van het wetenschappelijk portfolio. Dit op basis van het door mij reeds behaalde bachelordiploma en het afstudeeronderzoek dat ik in dat kader gedaan heb.
Er werd een tijdsinvestering gevraagd van de docenten van maximaal 4 uur op beide toetsen (telefonische begeleiding, nakijken en de presentatie van 15 minuten). De redelijkheid van het gefactureerde bedrag is mijns inziens ver te zoeken.
Er wordt geadverteerd met het feit dat er bij een versnelling ook een financieel voordeel aanhangt. Echter blijkt dit uit deze rekening niet zo te zijn.
Voor het starten van de opleiding heb ik gevraagd naar het financiële voordeel en werd er telefonisch aangegeven dat ik (gezien mijn vele vrijstellingen) ook minder hoef te betalen. Helaas heb ik verzuimd om het zwart op wit te laten zetten.
Echter hebben 2 studenten (die het volledige onderwijs ontvangen hebben in de 3 jaar) deze rekening niet hoeven te betalen. Zij hebben dit wel zwart op wit ontvangen van de toenmalige directeur [naam]. Het feit dat hij niet meer werkzaam is bij de opleiding, doet niet af aan het feit van de uitingen van dat moment. Deze uitingen worden ook bevestigd in mailverkeer naar andere studenten.
Het feit dat hij niet meer werkzaam is binnen de organisatie van de ondernemer doet niet af aan het feit dat de organisatie gehouden kan worden aan een vertegenwoordiging op dat moment die dergelijke uitlatingen doet.
Hier wordt dan toch met twee maten gemeten en blijkt dat de informatievoorziening vanuit de opleiding (in ieder geval in 2021) te wensen over liet. De 2 studenten nemen immers meer onderwijs af en zijn minder verschuldigd.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik blijf bij wat door mij is aangevoerd. Eerder had ik elders een bachelordiploma Ergotherapie behaald en heb ik in vervolg daarop de opleiding Fysiotherapie bij de ondernemer gevolgd.
De consument verlangt: “Bij voorkeur het kwijtschelden van het (totaal) bedrag, mocht de beslissing anders zijn en ik toch een betaalverplichting heb dan naar rato onderwijs.”
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het door de consument gevorderde komt de commissie onrechtmatig noch ongegrond voor.
De onderliggende stelling van de consument inhoudende dat zij op basis van een voor aanvang van deze opleiding gedane mededeling/toezegging van de zijde van de ondernemer, niet is gehouden tot betaling van kort gezegd het in depot gestorte bedrag aan de ondernemer, is in dit geding niet weersproken, en moet mede daarom voor juist worden gehouden. Ook is niet weersproken dat door de consument in het hier aan de orde zijnde jaar geen les gevolgd en geen toetsing is afgelegd.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Nu terecht is geklaagd is de ondernemer op basis van het reglement gehouden om het klachtengeld aan de consument te voldoen en om de bijdrage in de behandelingskosten te betalen aan het secretariaat van de commissie. Die bijdrage wordt de ondernemer separaat bij factuur in rekening gebracht.
De slotsom luidt dan ook dat in na te melden zin moet worden beslist.
Beslissing
De commissie stelt vast dat de consument het haar door de ondernemer in rekening gebrachte bedrag van € 3.200,– niet verschuldigd is te betalen aan de ondernemer.
De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 107,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan het secretariaat van de commissie de bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag ad € 3.200,– terugbetaald aan de consument.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit
mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. M.J. Boon en mr. J.A. Frederik, leden, op 14 februari 2025.