Commissie: Kinderopvang
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
1006215/1040964
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was de plaatsingsovereenkomst voor de opvang van de dochter van de consument eenzijdig te beëindigen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Vanaf november 2023 heeft de consument een plaatsingsovereenkomst met de ondernemer voor de opvang van haar dochter. In een gesprek op 13 februari 2025 werd de consument voor het eerst door de ondernemer geïnformeerd dat er zorgen waren over de ontwikkeling van haar dochter, specifiek over een mogelijke spraakachterstand. De consument ging ervan uit dat zij, in samenwerking met de ondernemer, naar een passende oplossing voor deze ontwikkelingsachterstand zouden zoeken.
Aan het einde van de krokusvakantie werd de consument geïnformeerd dat haar dochter niet langer welkom was, omdat de plaatsingsovereenkomst was beëindigd. Dit nieuws kwam onverwacht, aangezien de consument hierover niet eerder was geïnformeerd en geen schriftelijke waarschuwing had ontvangen.
Bij navraag bij het hoofdkantoor van de ondernemer bleek dat men niet op de hoogte was van de beëindiging van de plaatsingsovereenkomst. Hierop ontving de consument een nieuwe plaatsingsovereenkomst, met ingang van 7 maart 2025. Op 10 maart 2025 kon zij haar dochter zonder problemen naar de opvang brengen. Echter, op 11 maart 2025 weigerde een interim-manager van de opvang om aan de dochter toegang te verlenen tot de opvang, met als reden de beëindigde plaatsingsovereenkomst. Uiteindelijk ontving de consument op 14 maart 2025 een officiële opzegbrief van de ondernemer, met terugwerkende kracht per 28 februari 2025.
De consument heeft herhaaldelijk verzocht om schriftelijke correspondentie vanwege haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal. Ondanks deze verzoeken bleef de ondernemer uitsluitend mondeling communiceren, waardoor de consument nooit formeel of schriftelijk op de hoogte is gesteld van dringende of zwaarwegende omstandigheden die een directe beëindiging van de plaatsingsovereenkomst rechtvaardigden.
De consument betwist dat het gedrag van haar dochter tot een onveilige situatie heeft geleid, aangezien haar dochter thuis kalm en rustig is. Zij ziet dan ook geen aanleiding dat het gedrag van haar dochter een beëindiging van de plaatsingsovereenkomst rechtvaardigt.
De consument verzoekt de commissie te bepalen dat haar dochter weer kan terugkeren naar de opvang van de ondernemer.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Vanaf de wenperiode in november 2023 waren er zorgen over de ontwikkeling van de dochter van de consument. Deze zorgen hadden betrekking op haar spraak, motoriek en de noodzaak van continue één-op-één begeleiding. Het gedrag van de dochter – zoals het verspreiden van speelgoed en klimgedrag – bracht de veiligheid van zowel de dochter als andere kinderen op de opvang in gevaar. Om die reden heeft de ondernemer de interne zorgprocedure gestart. Tijdens deze procedure bleek dat de dochter meer individuele ondersteuning nodig had dan de huidige personeelsbezetting van de ondernemer kon bieden.
Gedurende het hele traject heeft er herhaaldelijk overleg plaatsgevonden met de consument. In oktober 2024 stemde de consument in met het inschakelen van externe hulp. Vervolgens legde de ondernemer contact met een maatschappelijk werker, het wijkteam en de interventie “Op Weg” om samen naar een geschikte vervolgplek te zoeken.
Op 13 februari 2025 werd de consument mondeling geïnformeerd dat de opvang van haar dochter niet kon worden voortgezet, vanwege de voortdurende noodzaak voor individueel toezicht – een vereiste die met de huidige personeelsbezetting niet haalbaar was zonder afbreuk te doen aan de zorg voor andere kinderen.
De ondernemer erkent dat de communicatie omtrent de beëindiging van de plaatsingsovereenkomst beter had gekund, zeker gezien het verzoek van de consument om schriftelijke correspondentie vanwege haar beperkte taalvaardigheid. Hoewel er geen uitgebreide gespreksverslagen zijn waarin gedragingen van de dochter worden besproken met de consument, tast dit de rechtsgeldigheid van de beslissing niet aan. Alle observaties en overlegmomenten zijn zorgvuldig vastgelegd in het interne zorgregistratiesysteem, en het zorgprotocol van de ondernemer bij opzeggingen is correct gevolgd.
De verwarring rondom het uitschrijven en opnieuw inschrijven werd veroorzaakt door de komst van twee nieuwe personeelsleden die nog niet volledig bekend waren met het dossier. Ondanks deze administratieve tekortkomingen heeft dit de zorgvuldigheid van de interne procedure niet beïnvloed.
De ondernemer betreurt dat er nog geen geschikte vervolgplaats is gevonden voor de dochter van de consument, maar acht het voortzetten van de opvang in de huidige situatie onverantwoord. Zij verzoekt de commissie daarom de klacht van de consument ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
Verkorte procedure
Op grond van artikel 11 lid 4 van de Algemene Voorwaarden kan een consument een verkorte procedure bij de commissie starten indien zij het niet eens is met de beslissing van de ondernemer om de toegang tot de opvang te weigeren, zoals in dit geval is gebeurd.
Het geschil
De kernvraag die de commissie moet beantwoorden, is of de ondernemer in dit geval gerechtigd was de plaatsingsovereenkomst voor de dochter van de consument eenzijdig te beëindigen op de door de ondernemer gestelde gronden. Daarbij toetst de commissie of daadwerkelijk sprake was van een zwaarwegende reden zoals bedoeld in de Algemene Voorwaarden, en of de ondernemer de juiste procedure heeft gevolgd bij de opzegging.
Toetsingskader
Op grond van artikel 11 lid 2 en 3 van de Algemene Voorwaarden heeft de ondernemer het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de opvanglocatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen.
Hiervan kan sprake zijn als het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is, het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht of de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert. Als de ondernemer het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie weigert, treedt de ondernemer met de consument in overleg om te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing voor de situatie.
Ingevolge artikel 10 lid 4 van de Algemene voorwaarden dient de ondernemer ook enkele procedurele regels volgen. Zo moet de beëindiging van de plaatsingsovereenkomst gebeuren door middel van een gemotiveerde schriftelijke verklaring gericht aan de andere partij, en met een redelijke opzegtermijn van één maand.
Zwaarwegende reden
De ondernemer heeft de plaatsingsovereenkomst beëindigd met als argument de veiligheidsrisico’s zowel naar de medewerkers, de andere opvangkinderen alsook naar de dochter van de consument en het niet kunnen voldoen aan de specifieke zorgbehoeften van de dochter.
Naar het oordeel van de commissie is onvoldoende gemotiveerd dat hiervan sprake is.
Hoewel de ondernemer stelt dat er sprake was van problemen en extra zorgbehoeften, toont het dossier niet overtuigend aan dat de veiligheid van anderen daadwerkelijk in gevaar was of dat reguliere opvang onhaalbaar was. De aangevoerde voorbeelden – zoals een ontwikkelingsachterstand, het verspreiden van speelgoed of klimgedrag – duiden niet op een acuut of structureel gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de dochter, andere kinderen of medewerkers. Het feit dat er een extern traject is gestart, geeft juist aan dat er naar oplossingen werd gezocht. Er is dan ook niet voor de commissie komen vast te staan dat voortzetting van de opvang onmogelijk was.
De commissie concludeert dat de situatie niet voldoet aan de criteria voor een “zwaarwegende reden” die rechtvaardigt dat de plaatsingsovereenkomst wordt beëindigd. Het beëindigen van een plaatsingsovereenkomst dient een uiterst middel te zijn, bedoeld voor uitzonderlijke gevallen, en dergelijke uitzonderingen zijn hier onvoldoende aangetoond.
De klacht van de consument is in zoverre gegrond.
Wijze van opzegging
Los van de onterechte eenzijdige beëindiging van de overeenkomst had de ondernemer de in de Algemene Voorwaarden vastgelegde procedures en zorgvuldigheidseisen in acht moeten nemen. De commissie constateert dat de ondernemer hierin op meerdere punten tekort is geschoten, zowel qua communicatie als bij de naleving van de opzegtermijn.
De communicatie met de consument is onvoldoende geweest. De ondernemer erkent dat de consument, mede door een taalbarrière en het ontbreken van een (schriftelijke) vertaling, mogelijk niet begreep dat het gedrag van haar dochter aanleiding zou kunnen geven tot beëindiging van de opvang. Gelet hierop had de ondernemer als professionele partij extra zorg moeten dragen voor duidelijke communicatie. Het nalaten van passende maatregelen, zoals het aanbieden van vertalingen of het inschakelen van een tolk, heeft ertoe geleid dat de consument mogelijk onvoldoende op de hoogte was van de ernst van de situatie en de mogelijke gevolgen.
Daarnaast ontbrak een tijdige schriftelijke waarschuwing aan de consument. Gezien de aard van de door de ondernemer gestelde problemen (gedrag/veiligheid) vereisen de Algemene Voorwaarden dat eerst een waarschuwing dient te worden gegeven, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. In dit geval was er geen sprake van een spoedeisende noodsituatie, en was er voldoende tijd om de consument vooraf te waarschuwen dat de situatie onacceptabel werd geacht en dat beëindiging van de opvang dreigde.
Verder heeft de ondernemer de contractueel vereiste opzegtermijn van één maand niet in acht genomen. De opzegging werd op 13 februari 2025 mondeling meegedeeld, wat voor de consument onvoldoende duidelijk was, en pas op 14 maart schriftelijk bevestigd met terugwerkende kracht per 28 februari 2025 – een werkwijze die niet door de Algemene Voorwaarden wordt toegestaan.
Het feit dat er op enig moment een ander contract is afgesloten, doet niets af aan het voorgaande.
Conclusie
Nu geen sprake is van een zwaarwegende reden die de eenzijdige opzegging van de plaatsingsovereenkomst rechtvaardigt, blijft de plaatsingsovereenkomst van de consument ongewijzigd in stand. De consument dient dan ook op de gebruikelijke wijze gebruik te kunnen blijven maken van de opvang van de ondernemer. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Klachtengeld
Aangezien de klacht van de consument gegrond wordt verklaard, dient het klachtengeld overeenkomstig het reglement van de commissie voor rekening van de ondernemer te komen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de plaatsingsovereenkomst, dat derhalve de plaatsingsovereenkomst tussen de consument en de ondernemer in stand is gebleven en dat de opvang van de dochter dient te worden hervat;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25, – aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. P.G.L. Koolen, secretaris, op 2 april 2025.