Een te hoge vergoeding in rekening gebracht na drie dagen stoppen met opleiding

De Geschillencommissie




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Kosten    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 826035/909294  

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument beëindigde de opleidingsovereenkomst na drie dagen omdat de sfeer niet voldeed aan de verwachtingen. Hij vond de in rekening gebrachte vergoeding buitensporig. De ondernemer betwistte de bezwaren en stelde dat de vergoeding in overeenstemming was met de algemene voorwaarden. De commissie oordeelde dat de notie van ‘MBO sfeer’ te subjectief was om te toetsen, maar vond de in rekening gebrachte opstartkosten grotendeels verantwoord. Gezien de korte duur van de opleiding werd de ondernemer echter verplicht €1.000 terug te betalen aan de consument. De klacht werd deels gegrond verklaard.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de door de consument op 19 september 2024 tussentijds beëindigde opleidingsovereenkomst van 13 september 2024, waarvoor haar door de ondernemer een vergoeding van in totaal € 3.449,79 (€ 2.855,00 opstartkosten plus € 594,79 kosten opleiding maand september), welke vergoeding door de consument is voldaan.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument wenst van de ondernemer een bedrag van € 3.565,73 met rente en kosten terug te ontvangen, omdat zij de in rekening gebrachte vergoeding onterecht acht. Zij stelt daartoe dat de ondernemer bij gelegenheid van het intake gesprek op 12 september 2024 een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven door haar voor te houden dat bij de opleiding geen ‘MBO sfeer’ zou bestaan, terwijl de consument dat bij het volgen van de opleiding gedurende drie dagen wel als zodanig heeft ervaren. Voorts acht zij de in rekening gebrachte vergoeding buitensporig en strijdig met de zorgvuldigheid en de redelijkheid en billijkheid in relatie tot de drie dagen die zij in opleiding is geweest.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer betwist dat tijdens het intake gesprek een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven. Nooit is gepretendeerd dat iets anders dan een MBO opleiding wordt gegeven. Wel zijn er factoren die de opleiding onderscheiden van andere MBO opleidingen, zoals de vele praktijkuren waaraan de consument overigens nauwelijks heeft deelgenomen omdat zij al na drie dagen de opleiding heeft afgebroken. De in rekening gebrachte vergoeding is geheel overeenkomstig de in de Algemene Voorwaarden Consumenten NRTO opgenomen tabel, welke voorwaarden in samenspraak met de Consumentenbond zijn tot stand gekomen. Die vergoeding is ook reëel en vertegenwoordigt ook de werkelijk gemaakte kosten.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De stelling van de consument, dat door de ondernemer een verkeerde voorstelling is gegeven met betrekking tot de sfeer van de opleiding, moet de commissie terzijde laten omdat de notie ‘MBO sfeer’ zodanig subjectief van aard is dat deze niet in een objectief vast te stellen criterium is te vatten, zodat daaraan ook niet door de commissie te toetsen valt.

Blijkens de door de consument ondertekende onderwijsovereenkomst van 13 september 2024 zijn daarop de Algemene Voorwaarden Consumenten NRTO van toepassing verklaard en zijn deze voorwaarden ook als bijlage bij de overeenkomst gevoegd.

De door de ondernemer in rekening gebrachte beëindigingsvergoeding is in overeenstemming met de in de Algemene Voorwaarden opgenomen tabel, die kennelijk ook door de Consumentenbond als een redelijke vergoedingsmethodiek is aanvaard. De vergoeding van € 594,79 voor de opleidingskosten voor de maand september is de consument terecht in rekening gebracht, nu het haar eigen keuze is geweest om eerst halverwege die maand in te stromen en reeds na drie dagen de opleiding af te breken. Met betrekking tot de in rekening gebrachte opstartkosten, zoals opgesomd in de definitie daarvan in de Algemene Voorwaarden, acht de commissie het in rekening gebrachte bedrag merendeels verantwoord en redelijk. Gelet evenwel op de uitzonderlijk korte duur die de opleiding uiteindelijk feitelijk heeft geduurd acht de commissie het redelijk en billijk daarop een bedrag van € 1.000,00 te korten, mede gelet op de bepaling in de Algemene Voorwaarden dat in individuele gevallen ten gunste van de consument kan worden afgeweken van de percentages die in de tabel zijn opgenomen, zoals in dit geval van het percentage van 40% van de overeengekomen prijs voor het gehele lopende studiejaar.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht in zoverre gegrond is.

Daarom wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer dient binnen 14 dagen na verzending van deze uitspraak aan de consument een bedrag van € 1.000,00 te restitueren.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van

€ 107,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer mr. R.J. van Boven, voorzitter, de heer C. Broers, mevrouw mr. C.R.J.M. den Hartog-Kaaij, leden, op 12 maart 2025.

 

Print/PDF