Commissie: Energie
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: tussenadvies
Uitkomst: aanvullende informatie nodig
Referentiecode:
209320/223609
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument en de energieleverancier hebben ruzie over de jaarnota van 2022-2023. De consument moest ruim € 3.700 bijbetalen, omdat hij pas in 2022 voor het eerst zijn meterstanden doorgaf. Hij vindt dat het verbruik eerlijk verdeeld moet worden over de jaren 2018 tot 2022, en dat hij alleen hoeft te betalen voor wat hij in de laatste jaren heeft gebruikt. De ondernemer zegt dat hij al rekening heeft gehouden met verbruik vanaf 2020 en dat hij een voordelige rekenmethode heeft toegepast. De commissie kan dit niet controleren, omdat de berekeningen niet zijn meegestuurd. Daarom krijgt de ondernemer twee weken de tijd om dit beter uit te leggen. Daarna mag de consument reageren. Pas daarna neemt de commissie een definitieve beslissing.
De volledige uitspraak
Samenvatting
Partijen verschillen van mening over de hoeveelheden gas en elektriciteit die in rekening zijn gebracht in de jaarnota 2022-2023.
Beoordeling
Op 9 januari 2018 is de consument met de ondernemer een leveringsovereenkomst voor gas en elektriciteit aangegaan. In 2022 heeft hij voor het eerst de meterstanden doorgegeven. Hierdoor moet hij op de jaarnota 2022-2023 een bedrag van € 3.722,72 bijbetalen.
De consument wil dat de hoeveelheid gas en elektriciteit die hij daadwerkelijk in de periode 2018-2022 heeft verbruikt, evenredig wordt verdeeld over die jaren en dat alleen hetgeen hij verschuldigd is over de jaren 2020-2022 in rekening wordt gebracht. Voor het overige is de vordering van de ondernemer verjaard, aldus de consument,
De ondernemer geeft aan dat het al het meerverbruik vanaf 18 januari 2020 in rekening is gebracht. Het meerverbruik van voor deze datum zou de ondernemer normaliter buiten invordering kunnen stellen. Deze wijze van berekenen is echter ongunstig voor de consument, aldus de ondernemer en daarom heeft hij, de voordeelregel toegepast. Als de verjaringsregel wordt toegepast en een berekening wordt uitgevoerd op basis van buitentemperatuur en graaddagen, dient 71m3 meer gas te worden afgeboekt en 412 kWh meer elektriciteit dan de consument thans in rekening is gebracht. Wel is de ondernemer bereid een bedrag van een bedrag van € 452,07 aan incassokosten in mindering te brengen,
De commissie constateert dat de berekeningen en de premissen waarop deze berekeningen zijn gestoeld, zich niet bij de stukken bevinden. De commissie kan dan ook niet vaststellen dat de ondernemer de voor de consument meest gunstige berekeningsmethode heeft gehanteerd, zoals hij stelt. Zij stelt de ondernemer daarom in de gelegenheid hierover alsnog meer duidelijkheid over te geven.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Stelt de ondernemer in de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van deze beslissing nader onderbouwen dat de door haar gebruikte berekenmethode voor de consument de meest gunstige methode is.
Bepaalt dat de consument binnen twee weken na ontvangst van de stukken van de ondernemer, daarop zijnerzijds binnen twee weken schriftelijk te reageren.
Bepaalt dat de commissie daarna de zaak op de stukken af zal doen, tenzij partijen of een van hen binnen twee weken na ontvangst van de stukken van de consument laten weten dat zij een voorgezette mondelinge behandeling wensen.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mevrouw mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter, de heer R.A. Timmer, mevrouw mr. J.M. Hoekstra, leden, op 19 februari 2024.