Klacht over gietvloer deels gegrond: vergoeding voor minderwerk toegekend

  • Home >>
  • Afbouw >>
De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: deels gegrond   Referentiecode: 916093/1045683

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagde over de kwaliteit van een aangebrachte gietvloer, met name over esthetische verschillen tussen het gang- en keukengedeelte, en eiste herstel of schadevergoeding. Daarnaast vroeg hij vergoeding voor minderwerk, omdat delen van de vloer niet waren aangebracht door een fout in de planning van de ondernemer. De Geschillencommissie Afbouw oordeelde dat de vloer technisch voldeed en dat de esthetische verschillen inherent zijn aan het product en het ambachtelijke proces. De klacht over non-conformiteit werd afgewezen. Wel werd het klachtonderdeel over het minderwerk gegrond verklaard: de ondernemer had de planning beter moeten afstemmen. De consument ontvangt hiervoor een vergoeding van € 421,48, plus € 127,50 klachtengeld. Het depotbedrag van € 670,94 wordt aan de consument terugbetaald.

De volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de kwaliteit van de door de ondernemer in de woning van de consument aangebrachte gietvloer.

De consument heeft een bedrag van € 670,94 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument is van mening dat de vloer niet voldoet aan de verwachtingen en eisen die hij mocht hebben en dat er sprake is van non-conformiteit. Er zijn in het ganggedeelte namelijk een soort roetachtige donkere vegen te zien. Het keukengedeelte ziet er compleet anders uit, hier zijn deze (lelijke) donkere vlekken gelukkig een stuk minder aanwezig en ziet het – op een paar stukken na – significant beter uit dan in de gang. Het keukengedeelte sluit dan ook veel beter aan bij de vloer die hij in de showroom van de ondernemer heeft gezien en zijn daarop gebaseerde verwachting. De consument stelt dat de ondernemer in verzuim is. Namens de cliënt heeft zijn gemachtigde een omzettingsverklaring aan de ondernemer gestuurd.

Hiernaast stelt de consument dat hij nog een bedrag van € 421,– tegoed heeft van de ondernemer vanwege minderwerk, dat een direct gevolg is van het feit dat de vloer als gevolg van een foutieve inschatting van de ondernemer niet volgens planning in augustus gelegd kon worden door. Het minderwerk bestaat uit de niet aangebrachte vloer onder: het kookeiland = 1,84 m² (geen corestone + anhydriet), het keukenblok = 2,07 m² (geen corestone + anhydriet) en de uitsparing deurmat = 2,01 m² (geen corestone).

De consument heeft naar aanleiding van het deskundigenrapport, samengevat weergegeven, opgemerkt dat de deskundige zich niet heeft uitgelaten of er sprake is van minderwerk en dat de deskundige een onjuiste interpretatie geeft van paragraaf 5.7.2 van de SBRCUnet Richtlijn “Specificatie en beoordeling van kunsthars gebonden gietvloeren op esthetische aspecten“ (hierna: de Richtlijn). Het aanzienlijke verschil in resultaat tussen de woonkamer – de commissie begrijpt uit de overige stellingen van de consument dat hier bedoeld wordt de keuken – en de hal/gang impliceert naar de mening van de consument dat het werk in de gang niet als deugdelijk kan worden beschouwd.

De consument verlangt met betrekking tot de vloer primair een vervangende schadevergoeding ter hoogte van de herstelkosten ad € 3.933,– en subsidiair herstel van de gebreken aan de vloer, alsmede in verband met het minderwerk een vergoeding van de ondernemer van een bedrag van € 421,–.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer voert, samengevat weergegeven, het volgende verweer. De drukkere en grovere nuances zijn inherent aan het product Corestone. Aan de indruk die de klanten hebben gekregen bij EPI kunnen geen rechten aan worden ontleend. Anders dan de technische specificaties zijn er geen richtlijnen voor de handtekening die vloerenlegger meegeeft aan het product. De beoordeling van het resultaat is smaak gebonden. Spotrepair is erg moeilijk en haast onmogelijk en resulteert in grotere afwijkingen.

Deskundigenrapport

De door de commissie benoemde deskundige heeft in zijn rapport d.d. 2 juni 2025, samengevat weergegeven, aangegeven dat gelet op paragraaf 5.7.2 van de Richtlijn vlekken (plaatselijke tint of kleurverschillen) voor mogen komen. In het geval zand is toegevoegd, geeft de Richtlijn aan dat kleurverschillen binnen bepaalde marges mogen voorkomen. De vloerafwerking vertoont technisch gezien geen gebrek. De vloer is naar behoren aangebracht. Alleen de tekening en structuur in de gang is anders dan in de keuken. De opmerkelijke verschillen zijn het gevolg van een ambachtelijk proces en een Corstone Nature vloer. De klachten zijn puur esthetisch van aard. De eventuele herstelkosten bedragen € 4.900,50 inclusief btw.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorwaarden.

De commissie is van oordeel dat het eerste klachtonderdeel dat de vloer non-conform is niet slaagt. De commissie motiveert dit oordeel als volgt. De commissie stelt vast dat de door de commissie benoemde deskundige van de juiste feiten is uitgegaan. Het is de commissie niet gebleken dat de deskundige van onjuiste maatstaven is uitgegaan. Naar het oordeel van de commissie is de uitleg van paragraaf 5.7.2 van de Richtlijn de juiste en weegt hetgeen hier namens de consument tegenin is gevoerd niet (voldoende) tegen op om af te wijken van de interpretatie van de deskundige.

Op grond van het deskundigenrapport kan worden vastgesteld dat de vloer technisch voldoet aan de daaraan te stellen eisen; de vloer vertoont technisch geen gebreken. De commissie is het met de deskundige eens dat het verschil van de structuur en tekening tussen de vloer in de gang en de vloer in keuken esthetisch van aard zijn. Door de consument is niet aannemelijk gemaakt dat die verschillen, gelet op de aard van de vloer en het ambachtelijke proces van het aanbrengen van de vloer, dermate groot zijn dat de vloer om die reden als non-conform moet worden beschouwd. De primair verzochte schadevergoeding en de subsidiair verzochte herstelwerkzaamheden worden derhalve afgewezen.

De commissie is van oordeel dat het tweede klachtonderdeel met betrekking tot het minderwerk slaagt. De commissie motiveert dit oordeel als volgt. De ondernemer had al op 10 juli 2024 kunnen en moeten inschatten dat de aanwezige vloer niet geschikt was voor het aanbrengen van de gietvloer en had zijn planning hierop moeten aanpassen. Dit heeft de ondernemer ten onrechte nagelaten, wat ertoe heeft geleid dat er vertraging is ontstaan en dat er minder m²-vloer zijn aangebracht dan afgesproken. Het is naar het oordeel van de commissie redelijk en billijk dat de gevolgen van de vertraging en het minderwerk voor rekening van de ondernemer komen, omdat dit het gevolg is van de ondernemer aan te rekenen verkeerde planning.

De consument heeft een factuur van de ondernemer van € 670,94 inclusief btw niet betaald en dit bedrag bij de commissie in depot gestort. De consument heeft het minderwerk begroot op een bedrag van € 902,81 exclusief btw, oftewel € 1.092,42 inclusief btw. Per saldo is de ondernemer aan de consument nog verschuldigd € 421,48.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Nu de klacht van de consument gedeeltelijk gegrond is, dient de ondernemer het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.

Het depot bedrag zal met deze bedragen worden verrekend zoals hieronder aangegeven.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer dient aan de consument te betalen een bedrag van € 421,48. Betaling dient plaats te vinden binnen 14 dagen na de verzenddatum van dit bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

De commissie wijst het meer of anders verzochte af.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 670,94 als volgt verrekend. Het depotbedrag zal aan de consument worden terugbetaald.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, de heer mr. A.B. van Kruistum, mevrouw mr. W. van den Berg, leden, op 18 juli 2025.

Print/PDF