Klacht over internationale verhuizing ongegrond verklaard

De Geschillencommissie




Commissie: Verhuizen    Categorie: Opdracht tot dienstverlening    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 687204/974439

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagde over het mixen van twee inboedels, inefficiënt en onzorgvuldig inpakken, en extra kosten bij aflevering in het buitenland. De Geschillencommissie Verhuizen oordeelde dat de ondernemer de inboedels gescheiden had ingeladen en dat eventuele vermenging het gevolg was van een inspectie door buitenlandse autoriteiten. De commissie kon niet vaststellen dat de inboedels onzorgvuldig of inefficiënt waren ingepakt, en de consument had zelf gekozen om een pallet met rubberen tegels achter te laten. De klacht werd ongegrond verklaard en het depotbedrag werd niet toegekend.

De volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft een verhuizing naar [land].

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het betreft een verhuizing in verband met emigratie naar [land]. Het betreft 2 inboedels; inboedel sportschool en inboedel woning. Deze twee inboedels zouden, gescheiden van elkaar in een 40 voet high cube vervoerd worden. Er hebben 2 surveys plaatsgevonden: per video en omdat wij daarom vroegen fysiek. Bij de survey kwam de verhuizer uit op 60m3 inhoud totaal. Wij hebben gevraagd efficiënt in te pakken. Na het inpakken bleek dat het volume ruimschoots werd overschreden. Wij moesten een keuze maken wat er achter moest blijven. Wij hebben gekozen voor een pallet met rubber tegels (groot volume en anders risico op achterblijven onderdelen apparatuur). Bij aankomst van de container bleek dat de twee inboedels volledig gemixt waren. De verhuizer gaf aan dat er een fysieke controle had plaatsgevonden. Zij hebben ons niet geïnformeerd. De goederen waren niet duidelijk gemerkt (veel verpakkingen ongenummerd en dezelfde nummers voor sportschool en huis, etc.). Bij het uitpakken constateerden wij dat er zeer onzorgvuldig is ingepakt (beeldschermen etc. zonder noppenplastic, kleding niet gevouwen maar met hanger en al in de doos gegooid, etc.). Verder is er zeer veel ruimte verloren gegaan door: Vele vrijwel lege dozen, afvalbakken met inhoud ingepakt, spullen die apart waren gezet voor achterblijven ingepakt etc. Wij beschikken over foto’s met voorbeelden. Wij hebben onze schade gemeld bij [bedrijf] en geprobeerd e.e.a. te schikken. Tot tweemaal toe gaan ze niet in op onze klacht m.b.t. het inpakken en daaruit voortvloeiende kosten. De verhuizing heeft ons meer dan 20000 euro gekost en onze spullen zijn als “een zooitje” aangekomen.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Als [bedrijf] het goed begrijpt bestaat de klacht uit drie onderdelen. In de eerste plaats wordt [bedrijf] verweten ten onrechte de inboedel met betrekking tot de woning en de inboedel met betrekking tot de gymattributen gemixt te hebben. Verder zou sprake zijn van het onzorgvuldig inpakken van goederen. Tot slot zouden de goederen niet economisch zijn ingepakt, waardoor onnodig spullen zijn achtergebleven. [achternaam] verzoekt daarom om vergoeding van haar schade.

Ten aanzien van het mixen van de inboedels merkt [bedrijf] het volgende op. Allereerst heeft [achternaam] geen stukken overgelegd waaruit [bedrijf] kan opmaken dat de inboedels inderdaad gemixt waren. [bedrijf] kan dit dus niet vaststellen. [bedrijf] betwist dit in elk geval, want zij heeft de beide inboedels gescheiden ingeladen. Reeds om die reden is de klacht op dit punt ongegrond. Als al komt vast te staan dat de inboedels inderdaad gemixt waren, dan wijst [bedrijf] op het volgende. Vaststaat dat de te verhuizen goederen uit twee onderdelen bestonden. Allereerst ging het om de inboedel van de woning. In de tweede plaats ging het om de inboedel met betrekking tot allerhande gymattributen. Eveneens staat vast dat het initieel de bedoeling was dat alle goederen op één adres op [land] afgeleverd zouden worden.

[Bedrijf] heeft de inboedels apart gelabeld en genummerd. Vervolgens zijn de beide inboedels gescheiden in de container geladen. Dat heeft plaatsgevonden op 22 juli 2024. Voor de duidelijkheid: het is ook altijd de bedoeling geweest dat de beide inboedels in één container vervoerd zouden worden en vervolgens afgeleverd op één adres. Dat is ook gebeurd. Op 17 september 2024 is [achternaam] geïnformeerd over de fysieke controle die is uitgevoerd door [land] autoriteiten. De stelling in de klacht van [achternaam] dat zij hierover niet zou zijn geïnformeerd is dus onjuist. [Bedrijf] overlegt de mail hierbij [productie 1: mailwisseling Allied [land]]. Tijdens een dergelijke inspectie houden de autoriteiten geen rekening met de wijze waarop de container geladen is, laat staan dat alle goederen op dezelfde wijze worden teruggeplaatst. [Bedrijf] kan zich dus voorstellen dat de goederen bij deze fysieke inspectie door de betrokken autoriteiten anders zijn teruggeplaatst dan de oorspronkelijke indeling die door [bedrijf] is gehanteerd. Dergelijke omstandigheden liggen echter niet in de invloedsfeer van [bedrijf]. Van een tekortkoming c.q. gebrek in de uitvoering van de overeenkomst is dus geen sprake. Daar komt bij dat [achternaam] niet heeft gemotiveerd dat het bovenstaande heeft geleid tot schade. Zoals gezegd is het altijd de bedoeling geweest dat de goederen in één container op één adres afgeleverd zouden worden. Deze goederen waren gelabeld en genummerd. Het kan zo zijn dat [achternaam] het als vervelend heeft ervaren dat de goederen kennelijk niet strikt gescheiden zijn aangekomen, maar onduidelijk is wat het belang daarvan is voor [achternaam]. Eveneens is onduidelijk dat [achternaam] terzake schade heeft geleden.

Pas op 30 augustus 2024 heeft [achternaam] de partner van [bedrijf] verzocht om de goederen met betrekking tot de sportattributen op een andere locatie op [land] af te leveren. De partner van [bedrijf] heeft daarop laten weten dat met deze tweede aflevering extra kosten gemoeid zijn De heer [achternaam] heeft toen geantwoord: ‘I am aware of the extra costs.” Als [bedrijf] het goed begrijpt verzoekt [achternaam] om vergoeding van deze extra transportkosten, althans van de extra kosten die op locatie zijn gemaakt omdat alle spullen gemixt in de container lagen. Opnieuw geldt dat door [achternaam] niet is onderbouwd dat sprake is van gemaakte extra transportkosten. Het had op de weg van [achternaam] gelegen om ter zake een factuur te overleggen. [Bedrijf] kan zich overigens ook niet voorstellen dat sprake is van extra kosten op locatie. Het afleveren van de goederen op één locatie zat reeds inbegrepen in de prijs. Uitsluitend de extra kosten voor de aflevering op een tweede locatie zijn extra in rekening gebracht. De keuze om goederen op een tweede locatie af te leveren, is door [achternaam] zelf gemaakt. Voor vergoeding van deze kosten is dus geen ruimte. Ook als deze extra kosten wel degelijk zijn gemaakt, geldt dat deze kosten niet gemakshalve bij [bedrijf] kunnen worden neergelegd. [Achternaam] heeft er immers op gewezen dat de beide inboedels gescheiden zijn ingeladen in de container, maar dat de goederen door [land] autoriteiten zijn gemixt bij een visuele inspectie. Dergelijke omstandigheden zijn inherent aan een internationale verhuizing en deze risico’s behoren voor rekening van [achternaam] zelf te komen. Ten overvloede wijst [bedrijf] tot slot op haar algemene voorwaarden. In artikel 14 van deze voorwaarden is bepaald dat [bedrijf] ter zake internationaal vervoer buiten Europa uitsluitend optreedt als expediteur. Omdat de vermeende schade in het onderhavig geval is ontstaan tijdens vervoer buiten Europa, zijn de FENEX-voorwaarden dus van toepassing op dit onderdeel van de overeenkomst. In deze voorwaarden is bepaald dat de expediteur uitsluitend aansprakelijk kan zijn voor schade als deze is ontstaan door schuld of nalatigheid van de expediteur. De bewijslast ter zake ligt dan bij de opdrachtgever. Niet is gesteld of gebleken dat [bedrijf] schuld draagt of nalatig is geweest. Kortom, de klacht is op dit punt ongegrond.

Voorts zou sprake zijn van het onzorgvuldig inpakken van dozen. Kleding zou niet gevouwen zijn en beeldschermen zijn zonder noppenplastic ingepakt.
[Bedrijf] kan niet vaststellen of deze stellingen op waarheid berusten. Weliswaar heeft [achternaam] enkele foto’s meegezonden, maar daarmee is niet gezegd dat de dozen bij het inladen in Nederland daadwerkelijk op deze wijze zijn ingepakt. Gelet op het volgende kan dit ook onbesproken blijven. Immers is door [achternaam] niet gesteld of bewezen dat er schade is ontstaan aan haar goederen. Als daarvan sprake is biedt, artikel 14 van de algemene voorwaarden een duidelijke regeling op grond waarvan kan worden vastgesteld of [bedrijf] al dan niet aansprakelijk is voor de opgetreden schade of dat zij zich op één van de uitsluitingsgronden uit dit artikel kan beroepen. Als [bedrijf] conform de algemene voorwaarden aansprakelijk is voor opgetreden schade aan goederen, dan zal [bedrijf] deze schade uiteraard vergoeden. Tot op heden is niet gebleken dat daarvan sprake is. Ook dit onderdeel van de klacht is dus ongegrond. Overigens: in de mailcorrespondentie tussen partijen heeft [achternaam] zich eveneens op het standpunt gesteld dat bepaalde goederen juist overdreven verpakt waren. Haar stellingen zijn dus innerlijk tegenstrijdig.

Tot slot stelt [achternaam] zich op het standpunt dat sprake is van niet-efficiënt inpakken van enkele dozen. Er zou sprake zijn van vrijwel lege dozen waardoor veel ruimte verloren is gegaan. [bedrijf] reageert als volgt. Partijen hebben in het vooroverleg uitgebreid gesproken over het risico dat er maar een beperkt volume beschikbaar is met betrekking tot de door [achternaam] gekozen container, zodat niet alle goederen kunnen worden meeverhuisd. [Bedrijf] heeft zowel een videosurvey als fysieke survey laten plaatsvinden om in te schatten of er voldoende volume is om de goederen van [achternaam] te kunnen verhuizen. Tijdens deze survey is eveneens gewezen op stuwageverlies: in de sportschool stonden allerlei fietsen, roeiapparaten, gewichten en stangen die meeverhuisd dienden te worden. Gezien de omvang en vormen van deze attributen, kan in werkelijkheid minder in de container worden gestuwd dan volgens de opmetingen het geval zou moeten zijn. Uiteindelijk heeft [achternaam] zelf keuzes gemaakt met betrekking tot de goederen die zij achter wenste te laten of de goederen die juist wel meeverhuisd zouden moeten worden. Zie de mailcorrespondentie Op de dag van inlading bleek dat vrijwel alle goederen in de container paste, maar dat een beperkt aantal goederen niet in de container zouden passen. Zoals [achternaam] in de klacht zelf al aangeeft, heeft [achternaam] ervoor gekozen om een pallet met rubbertegels achter te laten.

De keuze was op deze tegels gevallen, omdat de pallet met deze tegels veel ruimte inneemt en zij liever de overige apparatuur mee liet verhuizen dan deze tegels. [Bedrijf] heeft vervolgens nog aangeboden om deze tegels tijdelijk in opslag te houden totdat een definitieve oplossing voor de tegels zou worden gevonden. [Achternaam] heeft vervolgens aan [bedrijf] laten weten dat de tegels kunnen worden afgestort. Kortom, het één en ander is in nauw overleg met [achternaam] gebeurd. [Achternaam] wist dat er maar een beperkt volume beschikbaar was en dat er dus een kans was dat bepaalde goederen uiteindelijk toch niet meeverhuisd konden worden. In nauwe afstemming is er toen voor gekozen om de tegels achter te laten. In haar klacht heeft [achternaam] slechts twee foto’s meegezonden waaruit zou moeten blijken dat sprake is geweest van inefficiënt inpakken. Uit ervaring weet [bedrijf] dat het soms zo uitkomt dat een doos net niet helemaal volgepakt is, bijvoorbeeld omdat er geen geschikte goederen zijn die in die betreffende doos mee verpakt kunnen worden. [Bedrijf] draagt immers verantwoordelijkheid ten aanzien van het inpakken. Zij wil niet dat schade optreedt doordat dozen te vol zijn gepakt. Het kan dus heel goed zo zijn dat [achternaam] net twee dozen heeft gevonden die niet helemaal volgepakt zijn. Uit deze foto’s kan echter bezwaarlijk de conclusie worden getrokken dat dus de hele container inefficiënt geladen is. Het zal bovendien ook duidelijk zijn dat, als deze dozen wel tot de rand gevuld zouden zijn geweest, de rubberen tegels niet alsnog meeverhuisd hadden kunnen worden. Dat blijkt eenvoudigweg uit niets. Die tegels, 75 stuks, nemen veel ruimte in beslag. Deze ruimte was er nu eenmaal niet. De stelling dat het afstorten van deze tegels kwalificeert als schade omdat, als [bedrijf] efficiënt had ingepakt, deze tegels meeverhuisd hadden kunnen worden, mist dus een deugdelijke grondslag. Ook dit gedeelte van de klacht is dus ongegrond.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de commissie in grote lijnen naar het standpunt van de ondernemer. Met betrekking tot de omvang van de inboedels kan een virtuele of fysieke opname geen garantie geven dat alle in aanmerking te nemen zaken verhuisd kunnen worden in een container. Tussen partijen is niet overeengekomen dat de ondernemer ervoor had te zorgen dat alle zaken verhuisd zouden worden. Verder heeft de commissie niet kunnen vaststellen dat de inboedels niet zorgvuldig of niet efficiënt zijn ingepakt. Naar aanleiding van de zitting merkt de commissie op dat juist het gebruik van garderobedozen veel ruimte vraagt. Uiteindelijk heeft de consument zelf de keus gemaakt de rubberen tegels van de verhuizing uit te zonderen en heeft hij zelf opdracht gegeven tot afstorting. Ook is niet komen vast te staan dat de twee inboedels niet apart in de container zijn geplaatst. Veeleer is aannemelijk dat bij de inspectie van de boedels door de douane op [land] de boedels door elkaar zijn geraakt. Tenslotte staat vast dat overeengekomen is dat aflevering zou plaatsvinden op één adres, zodat het verwijt dat de consument ter plaatse extra transportkosten heeft moeten maken, niet opgaat. Geen van de klachten treft doel.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Daarom wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verhuizen, bestaande uit mr. D.J. Buijs, voorzitter, L. Pot, en
mr. M.A. Keulen, leden, op 22 mei 2025.

Print/PDF