
Commissie: Recreatie
Categorie: Beëindiging overeenkomst
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies na tussen advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
248710/487957
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In deze zaak heeft een consument geklaagd bij de Geschillencommissie Recreatie over de beëindiging van zijn huurcontract voor een recreatieplaats en de weigering van de ondernemer om een deel van het betaalde jaargeld terug te geven. De gemeente had de ondernemer onder druk gezet om het contract te beëindigen, omdat de consument de plaats gebruikte voor permanente bewoning, wat in strijd was met het bestemmingsplan. De ondernemer zegde het contract op met een opzegtermijn van drie maanden, gebaseerd op artikel 11 van de RECRON-voorwaarden. De consument vond dat hij niet tijdig was geïnformeerd en dat de opzegging eigenlijk onder herstructurering viel, waardoor hij recht zou hebben op zes maanden gratis gebruik. Ook vroeg hij teruggave van één maand jaargeld, omdat hij eerder was vertrokken. De commissie oordeelde dat de opzegging correct was uitgevoerd volgens artikel 11 lid c van de RECRON-voorwaarden. Er was geen sprake van herstructurering, en de opzegtermijn was juist toegepast. Omdat de beëindiging voortkwam uit een toerekenbare tekortkoming van de consument (permanente bewoning), heeft hij volgens artikel 13 lid 2 geen recht op vermindering of teruggave van het jaargeld. De klacht werd daarom ongegrond verklaard en het verzoek van de consument afgewezen.
De volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Verschil van mening over een beëindiging van het gebruik van de plaats onder toepassing van de RECRON Voorwaarden en de teruggave van betaald jaargeld.
Het verdere verloop
De reden voor het tussenadvies was dat kort voor de mondelinge behandeling van 19 november 2024 door de ondernemer stukken zijn ingebracht. Die stukken bevatten een mededeling van de gemeente aan de ondernemer dat zij voornemens was een last onder dwangsom op te leggen en de daadwerkelijke oplegging van die dwangsom wegens permanente bewoning in strijd met het vigerende bestemmingsplan.
Ter zitting van 19 november 2024 heeft de ondernemer desgevraagd ook aangegeven dat er in deze zaak geen sprake is van een (eerdere) opzegging van de huurovereenkomst vanwege herstructurering.
De commissie heeft vervolgens bij tussenadvies de consument in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
Standpunt van de consument
Ter zake de (voorgenomen) maatregelen van de Gemeente heeft de consument aangevoerd niet tijdig door de ondernemer op de hoogte te zijn gesteld. De schriftelijke reactie van de consument heeft hierin bestaan dat hij geen aanwijzing van de ondernemer heeft gekregen dat spoedige beëindiging van het contract op handen was. Gelijk de ondernemer stelt de consument dat er geen sprake van opzegging wegens herstructurering was.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De situatie waarin partijen zijn komen te verkeren werd dwingend opgelegd door een derde, in dit geval de gemeente. Niet weersproken is dat deze situatie een gevolg was van permanente bewoning door de consument. Dat is aan te merken als een toerekenbare tekortkoming van de consument waaruit voortvloeit dat de gedraging voor de ondernemer een onmiddellijke beëindiging mogelijk maakte (zie art.14 RECRON Voorwaarden). Maar de ondernemer heeft er in zijn opzeggingsbrief van 23 augustus 2023 voor gekozen de opzegging niet te baseren op art. 14 maar op art 11 van genoemde voorwaarden.
Voor zover hier van belang luidt dit artikel:
“Artikel 11: Beëindiging door de ondernemer
1. De ondernemer kan de overeenkomst schriftelijk beëindigen indien:
a. (….)
b. de recreant ondanks schriftelijke waarschuwing door gebruik van de plaats en/of zijn kampeermiddel in strijd met de bestemming van het terrein handelt;
c. (een) overheidsmaatregel(en) de ondernemer noodzaakt/noodzaken tot beëindiging van de overeenkomst. De ondernemer dient de recreant over de overheidsmaatregel(en) schriftelijk of elektronisch te informeren binnen drie maanden nadat de overheid de te nemen maatregel heeft
aangekondigd;
d. (…..)
(….)
2.
Opzegging door de ondernemer geschiedt schriftelijk bij aangetekend schrijven of persoonlijk overhandigde brief met inachtneming van een termijn van drie maanden tegen het einde van het lopende overeenkomstjaar.”
De ondernemer heeft opgezegd onder hantering van een opzegtermijn van 3 maanden. In een latere fase van deze procedure is alsnog art 14 door de ondernemer aangevoerd, maar voor de consument was dat ten tijde van de opzegging niet kenbaar en later dus niet meer relevant.
De commissie constateert dat de opzegging ingevolge art 11 lid sub c binnen de daar voor geldende tijd van drie maanden aan de consument ter kennis is gebracht en dat de opzegtermijn van art 11 lid 2 door de ondernemer correct is nageleefd, mede omdat hier geen sprake van een herstructurering was, die de opzegtermijn langer zou hebben gemaakt. Daarmee vervalt het deel van de vordering van de consument op 6 maanden gratis gebruik, dat is gebaseerd op beëindiging in verband met herstructurering. Resteert nog beoordeling van de vordering van één maand, omdat de consument per 28 november 2023 is vertrokken.
De consument ziet hierbij over het hoofd dat het hier een tussentijdse beëindiging door de ondernemer heeft betroffen op grond van, zoals hiervoor al overwogen, een toerekenbare tekortkoming aan zijn zijde. In art 13 lid 2 van de RECRON Voorwaarden is bepaald dat de recreant geen recht op vermindering van het jaargeld heeft als de overeenkomst door de ondernemer is beëindigd op grond van een toerekenbare tekortkoming en/of een onrechtmatige daad aan de zijde van de recreant.
Dit houdt in dat de consument in dit geval ook geen recht op teruggave van één maand van het jaargeld heeft.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. E.D. Rentema, voorzitter, mevrouw mr. M. de Rooij – Slager, mevrouw J.M.A. van Haren, leden, op 28 januari 2025.