Commissie: Advocatuur
Categorie: (non)conformiteit / ade / disfunctioneren advocaat
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
378423/431157
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In deze uitspraak is er sprake van een overeenkomst van dienstverlening tussen een advocaat en een cliënt met betrekking tot de advisering over de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van cliënt. Volgens de cliënt heeft de advocaat de informatieplicht geschonden door onvoldoende transparant te zijn over de kosten van de juridische bijstand. De advocaat had van tevoren de verwachting gewekt dat de zaak zeer eenvoudig zou zijn. Ook heeft de advocaat niet voldaan aan de kwaliteitseisen behorend bij de kosten volgens de cliënt. Zo zouden er meerdere taalfouten in conceptbrieven hebben gestaan. Het zou volgens de advocaat duidelijk zijn geweest dat de zaak niet na de eerste declaratie is afgedaan. De advocaat stelt zich hierbij op het standpunt dat hierbij slechts de werkzaamheden zijn uitgevoerd die redelijk en noodzakelijk zijn geweest. Voor de zitting is er door het kantoor van de advocaat een voorstel tot schikking gedaan om 700 euro van de declaratie af te halen
Wat is de beslissing?
De commissie beslist als volgt. De cliënt had redelijkerwijs kunnen verwachten dat na de eerste brief meer declarabel werk door de advocaat zou worden verricht. Dit volgt al uit de aard van de gesloten overeenkomst. De onjuiste veronderstelling van de cliënt komt dan ook voor eigen risico. Wel is de commissie van mening dat verwachtingen eventueel duidelijker hadden kunnen afstemmen. Hierom verplicht de commissie de advocaat om de aangeboden 700 euro in mindering te brengen op de declarabele rekening.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Advocatuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2024 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen zijn digitaal ter zitting verschenen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht en vragen van de commissie beantwoord.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de dienstverlening door de advocaat en de hoogte van de in rekening gebrachte kosten.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt heeft op 9 januari 2024 een overeenkomst tot dienstverlening gesloten met de advocaat teneinde zich te laten adviseren inzake de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder.
De cliënt heeft bewust gekozen voor de advocaat, omdat zij hem al eerder naar tevredenheid van dienst is geweest. De cliënt heeft in hoofdzaak klachten over de hoogte van de totale declaratie, die volgens de cliënt niet strookt met de gemaakte afspraken, danwel de gewekte verwachtingen. Zo heeft de advocaat haar informatieplicht verzaakt door onvoldoende te informeren en onvoldoende transparantie te betrachten ten aanzien van de lopende kosten en te verwachten kosten van juridische bijstand, dit terwijl zij op de hoogte was dat de zaak gedekt was via de eigen rechtsbijstandverzekering van de cliënt. Vanwege de voorspelling van de advocaat dat dit haar gemakkelijkste zaak tot heden was en er slechts één brief geschreven zou worden is dit een onjuiste voorspelling van zaken geweest. Wanneer de advocaat in de beginfase al aangegeven dat de verwachting was dat de zaak langer zou gaan duren dan had de cliënt direct kunnen overstappen naar zijn rechtsbijstandverzekering en waren de kosten beperkt gebleven. Later heeft de cliënt alsnog zijn eigen rechtsbijstand erbij betrokken aangezien hij het vertrouwen in de advocaat totaal kwijt was. Wat betreft de kwaliteit van werkzaamheden brengt de cliënt naar voren dat in de door de advocaat geschreven conceptbrieven aanzienlijke taal- en schrijffouten stonden. Tot drie keer toe heeft de cliënt deze conceptbrieven gecorrigeerd teruggestuurd, hetgeen niet getuigt van professioneel handelen, zeker gezien het tarief van € 362,– dat de advocaat per uur hanteert. Bovendien is de zaak onvoldoende voortvarend opgepakt door de advocaat. In het kader van de informatieplicht heeft de cliënt nog verwezen naar het arrest ‘Litouwse advocaat’, waarin is te lezen dat de klant geïnformeerd dient te worden over de te verwachten kosten. Een advocaat overtreedt de Europese bepalingen als deze louter op basis van een uurtarief een overeenkomst
sluit met een cliënt, zonder aanwijzingen over de te verwachten totale kosten. Dat is in het geval van de cliënt niet gebeurd.
De cliënt heeft naar aanleiding van het voorgaande in het kader van de klachtenregeling op 11 april 2024 een officiële klacht ingediend bij het kantoor waar de advocaat werkzaam is. De klachten zijn ongegrond bevonden, maar hem is daarbij wel een voorstel gedaan tot oplossing van het geschil door het voorstel te doen om € 700,– in mindering te brengen op de gedeclareerde kosten. De cliënt verlangt daarentegen 50% vermindering van de totale declaratie van € 4.148,90 naar € 2.074,45.
De cliënt verzoekt de commissie te bepalen dat 50% van de betaalde nota’s door de advocaat aan hem dient te worden gerestitueerd.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is door de advocaat bijgestaan ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. Tijdens het intakegesprek is met hem besproken welke stappen daarbij zouden kunnen worden gezet. De mogelijkheid van de procedure tot vervallenverklaring is besproken. Deze procedure zou zo snel als nodig worden opgestart. Hierbij moet het voor de cliënt duidelijk zijn geweest dat de kosten in het dossier niet beperkt zouden blijven tot het opstellen van een eerste brief door de advocaat. Bij de ontvangst van de eerste declaratie door de cliënt, is het daarom niet aannemelijk dat hij daarbij in de veronderstelling verkeerde dat de zaak bijna was afgerond. Op dat moment heeft de cliënt blijkbaar weloverwogen de keuze gemaakt zijn rechtsbijstandsverzekering niet in te schakelen.
De in rekening gebrachte kosten zijn beperkt gebleven en vallen binnen de marge van hetgeen een particuliere cliënt behoort te verwachten. De verrichtingen zijn zo beperkt in omvang dat hiervoor niet vooraf een kosteninschatting behoefde te worden afgegeven. Het merendeel van de werkzaamheden betrof het voeren van correspondentie met de cliënt en zijn broer.
Dat voor deze werkzaamheden kosten in rekening zijn gebracht, kan niet als een verrassing zijn gekomen voor de cliënt, temeer nu hij eerder gebruik heeft gemaakt van de diensten van de advocaat en dus al bekend was met de wijze van declareren.
Kortom de advocaat heeft de zaak voortvarend behandeld en alleen die werkzaamheden uitgevoerd die redelijk en noodzakelijk waren. Zij heeft bovendien aan haar informatieplicht voldaan door zo transparant mogelijk te zijn ten aanzien van de lopende kosten en hierover te informeren.
Voor wat betreft de taal- en schrijffouten die de cliënt heeft gesignaleerd in de conceptbrieven, heeft de advocaat haar excuses aangeboden. Zij was in die periode ziek en ondervond problemen aan de autocorrectie van haar softwareprogramma. Overigens is de correspondentie correct verzonden.
De advocaat betwist de geuite klachten, verzoekt de commissie de klacht op alle onderdelen ongegrond te verklaren en het door de cliënt verlangde af te wijzen.
De advocaat ziet geen enkele aanleiding om tegemoet te komen aan het voorstel van de cliënt om betaalde declaraties te restitueren en verzoekt de commissie de cliënt te veroordelen in de kosten van de procedure ex artikel 20 jo artikel 10 van het Reglement Geschillencommissie Advocatuur.
Wel is de advocaat, zo heeft zij na de zitting de commissie schriftelijk bericht, nog steeds bereid het eerder gedane schikkingsvoorstel gestand te doen; oftewel € 700,– in mindering te brengen op de totale declaratienota.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen. Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De commissie stelt vast dat de cliënt de advocaat een aantal verwijten maakt. De advocaat heeft al de verwijten betwist.
Blijkbaar hebben partijen over en weer verschillende verwachtingen ten aanzien van de benodigde werkzaamheden inzake de verdeling van de nalatenschap van de moeder van de cliënt. Dat in het kader van de dienstverlening slechts één brief zou hoeven worden opgesteld en verstuurd, betreft naar het oordeel van de commissie geen reële aanname. Daarvan geven de stukken in het dossier geen blijk en evenmin had de cliënt daarvan uit mogen gaan gezien de complexe familieverhoudingen.
Deze beperkte werkzaamheden blijken ook niet uit de overeenkomst van dienstverlening die tussen partijen is gesloten.
De door beide partijen getekende overeenkomst bevat een bepaling dat maandelijks declaraties kunnen worden opgesteld, eventueel te verrekenen met het betaalde voorschot. Weliswaar is hier geen sprake van door de advocaat opgeven van de totale kosten, aan welke verplichting de cliënt refereert door het arrest ‘Litouwse advocaat’ (ECLI:EU:C:2023:14) aan te halen. Deze bepaling geeft wel een duidelijke aanwijzing dat meerdere facturen zouden kunnen volgen in verband met de complexiteit van de zaak. Daarmee heeft de cliënte die informatie ontvangen die bij het aangaan van de overeenkomst bekend was en hem in staat stelt om een beslissing te nemen om deze advocaat in te schakelen.
Zeker ook omdat na het uitblijven van een reactie van de geadresseerde op de eerste verzonden brief, de cliënt de advocaat de opdracht heeft gegeven rechtsmaatregelen te nemen, althans deze voor te gaan bereiden. De cliënt had om die reden kunnen en moeten weten dat de werkzaamheden van de advocaat niet beperkt zouden blijven tot één brief en de advocaat deze werkzaamheden zou declareren. Overigens blijkt nergens met zoveel woorden uit dat de gemaakte uren door de cliënt worden ontkend. De cliënt wijst steeds op de vermeende toezegging van de advocaat dat de kwestie met een enkele brief zou kunnen worden opgelost, omdat dit haar gemakkelijkste zaak ooit zou zijn . Deze toezegging wordt zowel in het verweerschrift als ook ter zitting door de advocaat weersproken en is ook overigens niet geleken. De advocaat heeft hierover ter zitting aangegeven dat zij ooit eerder de belangen van de cliënt heeft behartigd en dat toen één brief voldoende bleek om een geschil te beëindigen. In deze kwestie is de situatie complexer, zeker nu de cliënt de advocaat heeft verzocht rechtsmaatregelen te nemen c.q. voor te bereiden. De commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de omstandigheid dat de cliënt in deze kwestie in een onjuiste veronderstelling heeft verkeerd in dit geval voor zijn rekening en risico komen.
Hoewel de commissie de klacht van de cliënt op grond van het voorgaande ongegrond oordeelt, begrijpt de commissie wel dat hier wenselijk zou zijn geweest wanneer partijen hun verwachtingen ten aanzien van de kosten duidelijker naar elkaar zouden hebben uitgesproken. Om die reden ziet de commissie aanleiding om naast de ongegrondverklaring van de klacht, de advocaat te houden aan het eerder gedane aanbod om € 700,– te crediteren en dat bedrag – alsnog – aan de cliënt over te maken. De commissie neemt hierbij in aanmerking dat de advocaat naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft bevestigd dat de bereidheid om dat bedrag te crediteren gestand wordt gedaan.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De kosten die gepaard gaan met deze geschilprocedure blijven voor rekening van partijen zelf; derhalve wordt de vordering hieromtrent van de advocaat afgewezen.
Hetgeen partijen voorts nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond en wijst het door hem verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, de heer mr. T.B.M. Kersten de heer mr. P. Rijpstra, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 29 augustus 2024.