Commissie: Voertuigen
Categorie: 202 / Herstel
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
255840/582633
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een consument kreeg op 7 oktober 2022 te maken met een motorstoring, veroorzaakt door een montagefout en slechte afdichting van het oliefilter dat eerder door de ondernemer was vervangen. De Geschillencommissie Voertuigen oordeelde dat het gebrek niet te wijten was aan het overschrijden van het onderhoudsinterval en dat de auto bij aflevering niet voldeed aan de eigenschappen die mochten worden verwacht. Omdat de ondernemer aansprakelijkheid herhaaldelijk afwees, is hij in verzuim geraakt. De commissie verklaarde de klacht gegrond en verplichtte de ondernemer tot vergoeding van de herstelkosten (€11.977,21), wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten (€1.082,67) en het klachtengeld (€127,50).
De volledige uitspraak
BINDENDADVIES NA TUSSENADVIES
Geschillencommissie Voertuigen
Onderwerp van het geschil
Onderwerp van het geschil betreft het antwoord op de vraag of de herstelkosten van het gebrek dat zich op 7 oktober 2022 aan de motor van de auto van de consument heeft geopenbaard voor rekening en risico van de ondernemer komen.
Standpunt van partijen
Hiervoor zij verwezen naar de inhoud van het tussenadvies van 31 januari 2025.
Deskundigenrapport
Hiervoor zij verwezen naar de inhoud van het door H.A.B.P. Jacobs op 22 mei 2025 opgemaakte deskundigenrapport. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling van het geschil daarop ingaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In het tussenadvies is reeds opgemerkt dat de door de consument ingeschakelde deskundige ter zake de oorzaak van het ontstaan van de schade heeft opgemerkt dat de oorzaak van de panne in de motor van het voertuig te wijten is aan een montagedefect en slechte kwaliteit van de afdichting van de oliefilter die op 3 september 2021 voorafgaand aan de verkoop van de auto aan de consument door de ondernemer bij een kilometerstand van 15.307 km vervangen werd.
Volgens de door de commissie ingeschakelde deskundige kan de oorzaak van het opgetreden gebrek, anders dan de ondernemer stelt, redelijkerwijs niet zijn gelegen zijn in het overschrijden van het voorgeschreven onderhoudsinterval met één maand. De commissie maakt het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundige dat er geen verband is tussen het overschrijden van het voorgeschreven onderhoudsinterval met één maand en het defect aan de afdichting van het oliefilter evenals het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundige dat bij het splijten van de afdichting van het oliefilter en het uit zijn behuizing komen (waarvan in casu sprake is geweest) het oliepeil zeer snel zal dalen tot de hare. Gelet op de inhoud van de beide deskundigenrapporten komt de commissie tot het oordeel dat het gebrek dat zich op 7 oktober 2022 aan de motor van de auto van de consument heeft geopenbaard voor rekening en risico van de ondernemer komt, omdat de auto op het moment van aflevering niet de eigenschappen had die de consument op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten (art. 7:17 BW). Aangezien de door de commissie ingeschakelde deskundige geen verband ziet tussen het overschrijden van het voorgeschreven onderhoudsinterval met één maand en het defect aan de afdichting van het oliefilter en de oorzaak van het opgetreden gebrek volgens hem redelijkerwijs niet gelegen kan zijn in het overschrijden van het voorgeschreven onderhoudsinterval met één maand, ziet de commissie geen reden om de ondernemer te volgen in zijn verweer en de schade al dan niet deels toe te rekenen aan de consument.
De commissie volgt de consument in zijn stelling dat de ondernemer in verzuim is komen te verkeren vanwege de onweersproken stelling dat de ondernemer in de gelegenheid is gesteld om het voertuig te repareren, maar aansprakelijkheid ter zake bij herhaling is afgewezen.
Op grond van het voorgaande en gelet op het feit dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet onredelijk voorkomen, is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is en de ondernemer gehouden is de kosten voor herstel van de motor, begroot op een bedrag van € 11.977,21, te vermeerderen met de wettelijke rente per 28 december 2023 en buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.082,67, aan de consument te vergoeden.
De ondernemer heeft verder nog aangevoerd dat de reparatiekosten veel te hoog zijn ingeschat door de door de consument ingeschakelde deskundige. Gelet op het feit dat deze deskundige een uitgebreide calculatie heeft opgesteld en de ondernemer slechts heeft volstaan met de blote stelling dat eerder aan 50% van het door voornoemde deskundige gecalculeerde bedrag gedacht moet worden, verwerpt de commissie het verweer van de ondernemer op dit punt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer is gehouden de kosten voor herstel van de motor, begroot op een bedrag van € 11.977,21, te vermeerderen met de wettelijke rente per 28 december 2023 en buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.082,67, aan de consument te vergoeden.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Een en ander dient te geschieden binnen een termijn van vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, bestaande uit de heer mr. D.P.C.M. Hellegers, voorzitter, de heer R. Vlasveld, mevrouw mr. C.R.J.M. den Hartog-Kaaij, leden, op 30 juni 2025.