Commissie: Water Zakelijk
Categorie: Verbruik
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
108200
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het op de jaarnota van 2014 in rekening gebrachte verbruik van water.
De aangeslotene/verbruiker heeft op 1 mei 2014 de klacht voorgelegd aan het bedrijf.
De aangeslotene/verbruiker heeft een bedrag van € 1.883,16 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de aangeslotene/verbruiker
Het standpunt van de aangeslotene/verbruiker luidt in hoofdzaak als volgt.
De klacht heeft betrekking op het pand [adres pand] te [plaats pand]. De aangeslotene/verbruiker heeft zich inmiddels elders gevestigd.
Na de opgave van de stand van de watermeter per 5 maart 2014 ontving de aangeslotene/verbruiker bericht van het bedrijf dat deze stand niet juist kon zijn. De aangeslotene/verbruiker heeft vervolgens de meter nogmaals bekeken, maar dat leverde dezelfde stand op. Het bleek om een verbruik van 1991 m3 te gaan. In eerdere jaren was sprake van een verbruik van 22 m3 (2011-12) en 361 (2012-13).
In het pand was geen spoor van waterlekkage te zien. Wel heeft op 28 februari 2014 een reparatie van de cv-installatie plaatsgevonden. Daarbij is het expansievat en het overstortventiel vervangen. De constatering van de aangeslotene/verbruiker dat de overloop van de verwarmingsinstallatie in de afvoerbuis liep en dat dit mogelijk tot ongemerkt waterverlies zou leiden werd door het bedrijf en de verhuurder van de hand gewezen. Er is geopperd om de meter te laten ijken in opdracht van de verhuurder. Dit is om onduidelijke redenen niet doorgegaan.
De aangeslotene/verbruiker, inmiddels verhuisd naar een ander pand, heeft op 1 juni 2015 contact gehad met een medewerker van het door het bedrijf ingeschakelde incassobureau. Deze gaf aan de zaak verder te zullen uitzoeken. Op 26 september 2016 heeft de aangeslotene/verbruiker bij het incassobureau geïnformeerd naar de stand van zaken. Inmiddels had de aangeslotene/verbruiker een afspraak gemaakt met de Gemeente over de hoogte van het te betalen rioolrecht, dat aanvankelijk ook op het hoge verbruik was gebaseerd.
In plaats van een fatsoenlijke afronding ontving de aangeslotene/verbruiker op 4 oktober 2016 een factuur met een verhoogd bedrag.
Het zoveelste verzoek van de aangeslotene/verbruiker om het geschil onder het genot van een kopje koffie op te lossen werd door de aangeslotene/verbruiker afgewezen.
De alarmbel is anders dan het bedrijf stelt pas gaan rinkelen bij de opgave van de meterstand op 5 maart 2014.
Ter zitting heeft de aangeslotene/verbruiker verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De aangeslotene/verbruiker wilde altijd al tot een regeling komen. Het grootste pijnpunt is het feit dat op 1 juni 2015 gezegd is doe maar niets. Het bleef tot eind 2016 stil. De aangeslotene/verbruiker kon zo werd aangegeven stil blijven zitten. Men heeft 15 maanden stilgezeten. Het bedrijf heeft met de verhuurder gesproken en heeft een nieuwe meter geplaatst.
Er was in het pand een oud type meter. Er was geen spoor van waterlekkage in het pand.
De aangeslotene/verbruiker heeft al een bedrag van € 881,– betaald; hij is bereid 50% van het depotbedrag te voldoen.
Standpunt van het bedrijf
Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.
De aangeslotene/verbruiker is van 1 mei 2009 tot 4 mei 2015 klant van het bedrijf geweest. Op 11 april 2013 heeft de aangeslotene/verbruiker gebeld dat er sprake was van een hoog verbruik en dat er lekkage was. Het bedrijf heeft de aangeslotene/verbruiker naar de verhuurder verwezen omdat sprake was van een CV-installatie. In 2014 heeft een meterstandcontrole plaatsgevonden. Hierbij bleek dat het hoge verbruik aan de kapotte CV was te wijten.
De aangeslotene/verbruiker en de verhuurder zijn echter van mening dat het hoge verbruik aan een kapotte watermeter lag. Er is over ijking gesproken. Uiteindelijk is dat afgeraden aangezien het verbruik zich had genormaliseerd. In 2015 was weer sprake van een laag verbruik.
In november 2014 is de vordering uit handen gegeven aan een incassobureau. De aangeslotene/verbruiker gaf aan het te betalen bedrag te willen verhalen op de verhuurder. Om die reden is het dossier aangehouden. In 2015 zijn er meerdere contacten geweest, maar die hebben niet tot een oplossing geleid. In oktober 2016 heeft de aangeslotene/verbruiker om een lekreductie verzocht. Dit werd afgewezen omdat het een zakelijke aansluiting betreft. Wel heeft het bedrijf uit coulance een voorstel gedaan om 20% kwijt te schelden.
Het bedrijf is niet verantwoordelijk voor het hoge verbruik. Het is niet aan het bedrijf om een verklaring te geven voor het verbruik van de aangeslotene/verbruiker. In feite is sprake van een geschil van de afnemer/huurder met de verhuurder. Het betreft immers de binnen-installatie.
Ter zitting heeft het bedrijf verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Er is contact met de verhuurder geweest. De verhuurder zou de kosten van de ijking betalen. Dat is niet goed gegaan.
Een goede verklaring voor het feit dat het dossier zo lang heeft stilgelegen is er niet. Het bedrijf is bereid een deel van het openstaande bedrag, maar niet de helft daarvan kwijt te schelden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In het onderhavige geschil klaagt de aangeslotene/verbruiker over de hoogte van het in rekening gebrachte waterverbruik en de wijze van klachtafhandeling door het bedrijf.
De commissie constateert dat in vergelijking met de jaren daarvoor in 2014 een zeer hoog verbruik is vastgesteld op de meter dat duidt op hetzij een lekkage hetzij een defecte watermeter.
Naar de commissie begrijpt is wel over een ijking gesproken, zijn zelfs de kosten daarvan door de verhuurder van de aangeslotene/verbruiker voldaan, maar is het om een administratieve reden niet tot een ijking gekomen. Ook heeft het bedrijf gesteld, niet weersproken door de aangeslotene/verbruiker, dat na de reparatie van de cv-installatie het verbruik is genormaliseerd, zodat kennelijk geen sprake lijkt te zijn van een defecte meter.
Het ligt derhalve voor de hand, gelet op de reparatie van de cv-installatie, dat het grote verbruik daarvan het gevolg is. Dit ligt binnen de risicosfeer van de aangeslotene/verbruiker, zodat deze in beginsel gehouden is het geregistreerde verbruik te betalen.
De commissie is wel met de aangeslotene/verbruiker van oordeel dat de wijze van klachtafhandeling en met name de lange duur daarvan niet de schoonheidsprijs verdient en dat om die reden een matiging van het door de aangeslotene/verbruiker te betalen bedrag op z’n plaats is. Hierbij speelt ook een rol dat de aangeslotene/verbruiker bij herhaling heeft aangeboden om met het bedrijf in gesprek te komen, hetgeen niet is gelukt.
De commissie is van oordeel dat een korting van 25% op het depotbedrag van € 1.883,16 recht doet aan de haar gebleken feiten en omstandigheden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt beslist als volgt
Beslissing
De commissie stelt de betalingsverplichting van de aangeslotene/verbruiker jegens het bedrijf vast op een bedrag van € 1.412,37.
Bovendien dient het bedrijf overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 181,50 aan de aangeslotene/verbruiker te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Het bedrijf ontvangt een bedrag van € 1.412,37; de aangeslotene/verbruiker ontvangt een bedrag van € 470,79.
Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Water voor de zakelijke markt op 8 juni 2017.