
Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Stroomonderbreking
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
103774
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de schade die aangeslotene heeft geleden naar aanleiding van een geplande stroomonderbreking/uitval door het bedrijf op 5 april 2016.
Aangeslotene heeft op 5 april 2016 de klacht aan het bedrijf voorgelegd.
Standpunt van aangeslotene
Het standpunt van aangeslotene luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 5 april 2016 om 9.30 uur ging ineens de stroom eraf in onze praktijk.
Wij (tandarts en twee mondhygiënisten) waren toen patiënten aan het behandelen.
De mondhygiënisten konden stoppen met hun werk, maar de tandarts was daarentegen halverwege een behandeling. Een plaatselijk elektrobedrijf is in staat geweest om ons een noodaggregaat te leveren zodat ik na enige vertraging de patiënt kon afbehandelen. Nader onderzoek wees uit dat de buren (gelegen in een andere straat) twee weken voor die geplande stroomonderbreking door een medewerker van het bedrijf zijn verwittigd over de geplande stroomonderbreking, zodat de desbetreffende bedrijven tijd genoeg hadden voor het nemen van maatregelen. Ons pand is het laatste pand op de hoek van die straat (met ingang gelegen in een andere straat) en klaarblijkelijk heeft de desbetreffende medewerker verzuimd ons te informeren. De geclaimde schade bedraagt in totaal € 1.710,52, bestaande uit de huur van het noodaggregaat ten bedrage van € 270,52, omzet tandarts € 600,– en omzet twee mondhygiënisten van € 840,–. Het bedrijf weigert ons een schadevergoeding toe te kennen. Het bedrijf onttrekt zich aan zijn verantwoordelijkheid met een verwijzing naar zijn algemene voorwaarden.
Aangeslotene verlangt van het bedrijf een schadevergoeding van € 1.710,52.
Standpunt van het bedrijf
Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.
Het is correct dat het bedrijf of op omstreeks 5 april 2016 geplande onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd aan het elektriciteitsnet. Voorafgaande aan de werkzaamheden heeft een medewerker van het bedrijf de klanten geïnformeerd over de geplande stroomonderbreking. Daarvoor is bij alle klanten een kaart in de brievenbus bezorgd. Uit de door de aangeslotene verstrekte situatieschets blijkt dat de aangeslotene in een gebouw is gevestigd dat zowel een ingang heeft aan de ene straat, maar ook in de andere straat. Helaas heeft de medewerker die de kaartjes heeft bezorgd dat niet onderkend. Die heeft dus alleen een kaart bezorgd in de andere straat. Het bedrijf realiseert zich dat dat heel vervelend is en zij heeft voor dat ongerief aan aangeslotene excuses aangeboden. Het bedrijf beroept zich op de toepasselijke algemene voorwaarden (artikelen 17.1a en 17.3). Daaruit volgt dat de geclaimde schadeposten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor wat betreft de inkomstenderving zou dat anders kunnen liggen als er sprake is van opzet of grove schuld, maar daarvan is in casu geen sprake. Het bedrijf betwist verder dat aangeslotene schade heeft geleden ten gevolge van het niet waarschuwen door het bedrijf. Indien het bedrijf aangeslotene namelijk wel had gewaarschuwd, had aangeslotene die dag ook geen patiënten kunnen behandelen dan wel een aggregaat moeten huren om de geplande behandelingen te kunnen uitvoeren. In dat verband verwijst het bedrijf ook nog naar artikel 11.5 van de algemene voorwaarden waarin is bepaald dat het bedrijf niet aansprakelijk is als zij het transport van de elektriciteit onderbreekt voor (on)gepland onderhoud. Verder is het zeer waarschijnlijk dat de patiënten waarvan de behandeling op 5 april 2016 niet kon doorgaan op een later tijdstip alsnog konden worden behandeld. Er is daarom ook geen sprake van omzetverlies. Ten slotte ontbreken gegevens op basis waarvan objectief vastgesteld kan worden of de door klager geclaimde uurlonen correct zijn. Indien de commissie tot het oordeel zou komen dat het bedrijf wel aansprakelijk is en aangeslotene schade heeft geleden verzoekt het bedrijf de commissie om de schade met toepassing van artikel 6:97 BW naar redelijkheid te begroten.
Ter zitting heeft het bedrijf verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Desgevraagd door de commissie geef ik aan dat het bedrijf op basis van de netcode elektriciteit verplicht was om de klanten (waaronder aangeslotene) te informeren over de geplande werkzaamheden. De redelijkheid en billijkheid brengt dat volgens het bedrijf ook mee. Je kunt niet zomaar de stroom uitzetten. Desalniettemin moet goed worden gekeken naar de algemene voorwaarden en daaruit blijkt dat deze schade is uitgesloten. Daarbij komt dat de aangeslotene wellicht van anderen (zijn buren) had kunnen vernemen over de geplande werkzaamheden; aangeslotene zit ook in een verzamelgebouw van bedrijven. Daarnaast is het een zakelijke klant en dan valt dit onder het bedrijfsrisico. Bij een consument had het bedrijf wellicht anders gehandeld.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De vraag is of de tekortkoming (geplande stroomstoring) aan het bedrijf is toe te rekenen, conform de toepasselijke algemene voorwaarden en de wettelijke bepalingen conform het Burgerlijk Wetboek (6:74 BW). Onder een aan het bedrijf toe te rekenen tekortkoming verstaat de commissie iedere tekortkoming die in de risicosfeer van het bedrijf ligt, waaronder die zijn terug te voeren op nalatigheid. In deze zaak is van belang dat – zoals in deze zaak door het bedrijf ter zitting is bevestigd – uit de toepasselijke netcode elektriciteit (artikel 6.2.4.6) volgt dat het bedrijf als netbeheerder de aangeslotene tenminste drie werkdagen van tevoren op de hoogte stelt van door hem geplande werkzaamheden waarbij de transportdienst bij de aangeslotene moet worden onderbroken. Vaststaat dat het bedrijf (door een fout van een medewerker) aangeslotene voorafgaand niet heeft geïnformeerd over deze geplande werkzaamheden. Aldus heeft aangeslotene in strijd gehandeld met de hiervoor genoemde bepaling van de netcode en overigens ook in zijn algemeenheid in strijd gehandeld met de op hem rustende zorgvuldigheid (die ook uit de op de contractuele verhouding van partijen in acht te nemen redelijkheid en billijkheid voortvloeit nu het in principe niet aangaat om klanten/aangeslotenen/bedrijven onverhoeds met een (geplande) stroomonderbreking te overvallen). Volgens de commissie staat genoegzaam vast dat de tandarts bij de voor hem onverhoeds ontstane stroomonderbreking bezig was met een patiënt welke behandeling pas na het met spoed inhuren van een noodaggregaat voltooid kon worden. Onder dat gesternte acht de commissie genoegzaam aannemelijk gemaakt door aangeslotene dat zij noodgedwongen tot huur van het noodaggregaat diende over te gaan, hetgeen volgens de zich in het dossier bevindende factuur
€ 270,52 heeft gekost. In het licht van de specifieke omstandigheden van dit geval waarbij het bedrijf onzorgvuldig heeft gehandeld door in strijd met de op haar rustende verplichting aangeslotene te informeren over de geplande stroomonderbreking/werkzaamheden en op basis van de redelijkheid en billijkheid (volgens welke maatstaf de commissie dient te beslissen en hetgeen ook door partijen in hun onderlinge verhouding in acht dient te worden genomen) acht de commissie een schadevergoeding voor de huur van het noodaggregaat door het bedrijf aan aangeslotene passend en aangewezen. De overige schadeposten (omzet/inkomstenverlies) zal de commissie afwijzen, nu deze in het licht van de gemotiveerde betwisting door het bedrijf niet verder door aangeslotene zijn geconcretiseerd/onderbouwd en deze schadeposten op basis van de algemene voorwaarden niet verder voor vergoeding in aanmerking komen.
Dit betekent dat de commissie van oordeel is dat de klacht van aangeslotene deels gegrond wordt bevonden zodat het bedrijf eveneens het klachtengeld aan aangeslotene dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het bedrijf dient aan aangeslotene een schadevergoeding te betalen van € 270,52. De betaling dient plaats te vinden binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien de betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt het bedrijf bovendien de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de verzenddatum van dit bindend advies.
Het bedrijf dient overeenkomstig het reglement van de commissie het klachtengeld van € 181,50 aan aangeslotene te vergoeden.
Het meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie voor de Zakelijke Markt, op 6 september 2016.