Aangetekende postzending naar Duitsland; van onjuiste voorlichting is niet gebleken; ondernemer in dit geval niet aansprakelijk.

  • Home >>
  • Post >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Post    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: POS99-0002

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

De vermissing van een door de consument naar een adres in [het buitenland] aangetekende postzending en de aansprakelijkheid daarvoor van PTT.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.   Op 22 oktober 1997 heb ik op [het postkantoor] een brief verstuurd met de inhoud van f 1.800,–. Alvorens dit in de envelop te doen, heb ik eerst het betreffende bedrag omgewisseld in kleinere coupures bij [één van de medewerkers] aldaar, die dus op de hoogte was van het bedrag dat verstuurd moest worden. De medewerkster heeft echter verzuimd mij erop te attenderen dat ik dat beter op andere wijze kon versturen. Ik ben van [buitenlandse] komaf, dus niet op de hoogte van de mogelijkheden alhier. Nu blijkt het poststuk nog steeds niet gevonden te zijn. Het postkantoor wil nu slechts f 75,– schadevergoeding uitkeren. Dit staat niet in verhouding tot de geleden schade. De medewerkster is in gebreke gebleven, zoals ook in bijgaande brief door de PTT erkend wordt. Wij verwachten dus van PTT een hogere schadevergoeding.   Standpunt van PTT   Het standpunt van PTT luidt in hoofdzaak.   [De consument] heeft op 22 oktober 1997 een aangetekende zending verzonden naar [het buitenland]. Deze bevatte volgens opgave van [de consument] f 1.800,–. Omdat de zending kennelijk niet was aangekomen is een zogenoemd navraagformulier ingevuld. Met behulp hiervan is onderzocht of de zending alsnog te vinden was. Helaas heeft dit onderzoek niets opgeleverd, waarna [de manager klantenservice] de vaste schadevergoeding van f 75,– heeft toegekend. Daarop schakelde [de consument] de Geschillencommissie in: zij wenst een hogere schadeloosstelling.   In verband met de vermissing is een gedegen onderzoek ingesteld. Het rayon heeft het “navraagformulier” naar de afdeling Internationale Postverwerking gezonden. Deze afdeling heeft het formulier doorgezonden naar [het buitenland]. Het formulier werd van [de buitenlandse] postdienst terugontvangen met het bericht dat de zending niet te traceren was, en dat de geadresseerde de zending niet heeft ontvangen. Tot slot is bij [de afdeling onbestelbare postzendingen] onderzocht of de zending daar was. Zendingen waarvan de afzender onbekend is, terwijl de geadresseerde de zending weigert of eveneens onbekend is, worden op deze afdeling geregistreerd en bewaard. Ook hier bleek de zending niet aanwezig, blijkens het stempel “NIET AANGETROFFEN” op de brief van Internationale Postverwerking aan het rayon.   Gegevens, verkregen uit een computersysteem met (achteraf) uitsluitend raadpleegfunctie, geeft de uitwisselingsgegevens van de zending van [de consument]. De zending is op 23 oktober 1997 van [Nederland] naar [het buitenland] verzonden. De zending was opgenomen in depêchenummer 4294, en kreeg volgnummer 301. Op de afzonderlijke lijst (CN 33), die de zending begeleidde, waren de zendingen vermeld; van [de buitenlandse] postdienst is geen “bericht van bevindingen” ontvangen. Zo’n bericht is gebruikelijk wanneer de ontvangen zendingen niet overeenstemmen met hetgeen op de lijst vermeld is. De zending is dus in [het buitenland] aangekomen, en kennelijk aldaar in het ongerede geraakt. Deze gegevens zijn al eerder aan de gemachtigde van [de consument] verstrekt omdat de verdenking geuit was dat de zending op het postkantoor zou zijn ontvreemd.   De aansprakelijkheid van PTT Post B.V. voor schade die voortvloeit uit de behandeling van postzendingen is vastgelegd in artikel 7 van de Postwet en nader uitgewerkt in artikel 8 van de algemene voorwaarden PTT Post B.V. Het komt er in hoofdzaak op neer dat PTT Post slechts aansprakelijkheid aanvaardt voor schade die voortvloeit uit de behandeling van postzendingen met de aanvullende diensten “aantekenen”, “verzekerd vervoer” en “postpakket” naar het buitenland. Voor het buitenland ligt het bedrag van schadevergoeding vast in de verdragen in het kader van de Wereld-post-vereniging. Voor aangetekende zendingen bedraagt dit maximaal f 75,– inclusief verzendkosten. De aansprakelijkheid is beperkt omdat PTT Post dagelijks circa 21 miljoen postzendingen vervoert. Bij een dergelijke omvang van de bedrijfsvoering zijn de risico’s zonder aansprakelijkheidsbeperking niet meer goed te overzien. Hierdoor zou het gevaar ontstaan dat de tarieven zeer hoog zouden worden, hetgeen de wetgever maatschappelijk gezien ongewenst acht.   Bovengenoemde beperkingen zijn opgenomen in de algemene voorwaarden voor het vervoer van postzendingen. Op het verzendbewijs van de afzender is dit op voor- en achterzijde vermeld. Op de achterzijde van dit bewijs is bovendien specifiek de aansprakelijkheidsbeperking voor aangetekende zendingen naar het buitenland opgenomen, alsmede de verkrijgbaarheid van de algemene voorwaarden. [De consument] had derhalve voldoende gelegenheid om kennis te nemen van de voorwaarden waaronder zij de vervoersovereenkomst aanging.   [De consument] is van mening dat de loketmedewerkster wist dat de enveloppe geld bevatte, en dat die daarom had moeten adviseren om de zending aangetekend met waarde-aangifte te verzenden. Zij heeft dit aan de betreffende rayonmanager van Postkantoren B.V. voorgelegd. Deze rayonmanager heeft daarop aan de betrokken medewerkster naar de toedracht gevraagd. Die verklaart het betreffende Nederlandse geld te hebben gewisseld, maar niet te hebben gezien noch vermoed dat dat geld vervolgens was gevoegd in een later aangeboden enveloppe die naar [het buitenland] verzonden moest worden.   Het aanbod van f 75,– van PTT is naar onze mening juist.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Het standpunt van de PTT met betrekking tot de beperking van haar aansprakelijkheid voor vermissingen als de onderhavige is in het algemeen juist. Onder omstandigheden kan PTT zich daar echter in redelijkheid niet op beroepen, indien zoals in het geval aan het loket, desgevraagd door de consument, onjuiste voorlichting is gegeven. Daarvan is echter in dit geval niet gebleken. Gesteld noch gebleken is, dat de consument inlichtingen heeft gevraagd omtrent de beste wijze van overmaking van een bedrag van f 1.800,– naar [het buitenland]. Dat de lokettiste wist, dat in het aangetekend ter verzending aangeboden poststuk een bedrag van f 1.800,– in contanten zat, wordt door deze betwist. Het tegendeel is door de consument niet aannemelijk gemaakt. Zelfs in het geval de lokettiste van deze inhoud op de hoogte was, was zij nog niet gehouden uit eigen beweging de consument te wijzen op een andere wijze van verzending. De mededeling van de rayonmanager Amersfoort dat het in 1997 volgens de algemene voorwaarden verboden was bankbiljetten aangetekend naar [het buitenland] te zenden is overigens onjuist.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Post op 31 maart 1999.