Aangezien advocaat de verschuldigde declaratie(s) kan verrekenen met de op haar kantoorrekening binnenkomende bedrage, is de cliënt geen rente verschuldigd.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Kosten    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV05-0016

De uitspraak:

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage 

De bevoegdheid van arbiters berust op de uitdrukkelijke instemming van partijen gedaan ten overstaan van de Geschillencommissie Advocatuur ter gelegenheid van de mondelinge behandeling om het onderhavige geschil ontstaan naar aanleiding van de kwaliteit van de dienstverlening, de daaruit voortvloeiende schade en de hoogte van de (openstaande) declaratie onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie) en derhalve (inhoudelijk) door de commissie te laten behandelen.   Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle klachten zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).   De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.   Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld.   Verloop van de procedure   Bij brief van 16 januari 2005 heeft mevrouw [naam advocaat] van [naam advocatenkantoor] een geschil tegen mevrouw [naam cliënte] aanhangig gemaakt. [naam advocaat] heeft hierbij openstaande declaraties ter grootte van in totaal een bedrag van € 6.357,84 ter toetsing voorgelegd. Namens de commissie is [naam cliënte] bij brief d.d. 1 februari 2005 verzocht – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren. Het vragenformulier met bijlagen heeft de commissie d.d. 16 februari 2005 retour ontvangen. [naam advocaat] is bij brief van 11 april 2005 in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de wederpartij. De reactie van [naam advocaat] is bij brief van 12 mei 2005 doorgezonden aan de [naam cliënte]. Hierop heeft de commissie een brief van 23 juni 2005 met bijlagen van [naam cliënte] ontvangen die op 27 juni 2005 aan [naam advocaat] is toegezonden.   Standpunt eiseres   [naam advocaat] (hierna: de advocaat) heeft een boedelkwestie na echtscheiding van [naam ex-echtgenoot cliënte] geregeld voor [naam cliënte] (hierna: de cliënte). Bovendien heeft de advocaat op verzoek van de cliënte nog uitgezocht hoe het met de oude pensioenrechten uit haar voorgaande huwelijk was gesteld. Ook heeft de advocaat op verzoek van de cliënte nagegaan waarom zij geen alimentatie meer ontving. De advocaat heeft de boedelkwestie op basis van een voorwaardelijke toevoeging in 2002 aangenomen. In 2004 is deze toevoeging vanwege het resultaat van de procedure ingetrokken en heeft de advocaat de cliënte alsnog de kosten in rekening gebracht.   Het is juist dat de advocaat pas na afronding van de kwestie de urenspecificaties aan de cliënte heeft toegezonden. De cliënte heeft aanvankelijk geen inhoudelijke bezwaren geuit tegen de urenspecificaties. De klacht is pas ontstaan toen de toevoeging werd ingetrokken en bleek dat de cliënte de nota’s van de advocaat moest betalen.   Alle kosten die zijn opgevoerd zijn daadwerkelijk gemaakt. De advocaat is niet bereid om de van de ex-echtgenoot van de cliënte (nog te) ontvangen gelden, die op grond van de tijdens de comparitie tot stand gekomen schikking aan de derdenrekening van de advocaat worden overgemaakt, rechtstreeks op de rekening van de cliënte over te (laten) maken zolang haar nota’s niet zijn voldaan.   De cliënte onderbouwt haar stelling dat de advocaat wanprestatie zou hebben gepleegd niet noch geeft zij aan wat een redelijke afbetaling zou moeten inhouden. Ook de door haar gestelde geleden schade onderbouwt zij niet. Bovendien betwist de advocaat dat de cliënte schade zou hebben geleden.   Standpunt verweerster   De advocaat heeft anders dan (schriftelijk) afgesproken niet maandelijks haar urenlijsten toegezonden. Op die manier heeft de cliënte nooit kunnen zien wat de advocaat deed en berekende.   De advocaat heeft zonder opdracht onderzoek verricht naar de alimentatie en pensioenrechten. Ook heeft de advocaat zonder overleg een deurwaardersexploit doen uitgaan naar de [naam ex-echtgenoot cliënte] en de kosten hiervan in rekening gebracht bij de cliënte.   De advocaat heeft de kansen op succes steeds negatief voorgesteld waardoor de cliënte zich afvraagt of zij wel wist waar zij mee bezig was. De advocaat had de zaak niet goed voorbereid.   Ten aanzien van de gemaakte kosten vraagt de cliënte zich af hoe de advocaat kosten kan declareren gedurende de tijd dat zij met vakantie was. Ook heeft de advocaat in de opdrachtbevestiging niets vermeld van reiskosten en procureurskosten. De advocaat declareert 1 uur overleg zitting terwijl zij 10 minuten te laat was.   De cliënte meent dat de advocaat toerekenbaar tekortgeschoten is door bij de tijdens de comparitie overeengekomen schikking haar kosten niet te verhalen op de wederpartij. Hierdoor draait de cliënte – nu de voorwaardelijke toevoeging is komen te vervallen – op voor de kosten. En dit terwijl de advocaat de cliënte ter zitting nog had verzekerd dat de regeling geen negatieve gevolgen zou opleveren voor haar toevoeging.   De cliënte heeft zich gedwongen gevoeld in te stemmen met een afbetalingsregeling op grond waarvan zij niet rechtstreeks maar via de (derdenrekening van de) advocaat een deel van de betalingen van haar ex-echtgenoot ontvangt. Bovendien dient de cliënte elke maand rente te betalen terwijl zij ook hiervan tevoren niet op de hoogte is gesteld. De cliënte is van mening dat het behaalde resultaat niet in verhouding staat met de kosten, die erop neerkomen dat zij ongeveer 60% van het ter comparitie overeengekomen bedrag aan advocaatkosten kwijt is.   De cliënte heeft als gevolg van het handelen c.q. nalaten van de advocaat schade geleden en verzoekt de commissie een vergoeding van € 10.000,– toe te kennen ten laste van de advocaat.   Behandeling   Op 12 juli 2005 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters, bijgestaan door [naam secretaris], fungerend als secretaris.   Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt toegelicht.   Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De commissie stelt allereerst vast dat partijen ter zitting uitdrukkelijk hebben verklaard zich voor de beslechting van onderhavig geschil te willen onderwerpen aan arbitrage door de commissie en dat dit geschil ziet op de hoogte van de (deels onbetaalde) declaratie van de advocaat mede in verhouding tot de kwaliteit van de dienstverlening en het behaalde resultaat.   De commissie stelt vervolgens vast dat de advocaat ter zitting nog geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over de hoogte van de totale declaratie c.q. de openstaande posten en de bedragen die daarop reeds in mindering zijn gebracht middels verrekening. De commissie is van oordeel dat dit het gevolg is van een ondoorzichtige boekhouding hetgeen de advocaat kan worden verweten. Teneinde de benodigde duidelijkheid te verkrijgen, heeft de commissie de advocaat alsnog in de gelegenheid gesteld om een overzicht over te leggen van de betalingen die zij van de ex-echtgenoot van de cliënte heeft ontvangen en de bedragen die de advocaat hiervan heeft behouden c.q. heeft doorbetaald aan de cliënte. Hiertoe heeft de commissie de beslissing aangehouden.   De commissie stelt aan de hand van de nagekomen stukken vast dat tot en met eind augustus 2005 een bedrag van € 1.334,18 in depot bij de advocaat staat. Blijkens opgave van de advocaat heeft zij d.d. 14 april 2004 een bedrag van € 67,76 aan deurwaarderskosten verrekend met het toen in depot staande bedrag. De commissie is van oordeel dat als niet of onvoldoende weersproken vaststaat dat de advocaat zonder uitdrukkelijke opdracht van de cliënte het deurwaardersexploit heeft laten betekenen aan de ex-echtgenoot van de cliënte toen diens betalingen op enig moment uitbleven. De commissie is van oordeel dat de advocaat over (de wenselijkheid van) het doen uitgaan van dit exploit op zijn minst voorafgaand overleg met de cliënte had moeten plegen, zodat de kosten hiervan – nu de advocaat zulks heeft nagelaten – in elk geval voor rekening van de advocaat zijn, hetgeen met zich meebrengt dat zij deze kosten ten onrechte heeft verrekend. De commissie zal in haar verdere beoordeling dan ook ervan uitgaat dat tot en met eind augustus 2005 een bedrag van € 1.410,94 in depot bij de advocaat staat.   De commissie is van oordeel dat het de advocaat kan worden verweten dat zij de cliënte niet conform afspraak verwoord in de opdrachtbevestiging van 14 november 2002 maandelijks haar urenlijst ter akkoord heeft doen toekomen. Hierdoor heeft het de cliënte lopende de dienstverlening ontbroken aan enig inzicht in de kosten en is haar de mogelijkheid ontnomen zonodig tijdig maatregelen te nemen om deze kosten (verder) te beperken.   Verder is de commissie van oordeel dat als niet of onvoldoende weersproken vaststaat dat de advocaat zonder uitdrukkelijke opdracht van de cliënte onderzoek heeft verricht naar de alimentatie en pensioenrechten van de cliënte. Ten aanzien van de procureurswerkzaamheden is de commissie van oordeel dat de cliënte de daarop betrekking hebbende declaratie dient te voldoen. De cliënte heeft niet gesteld dat de advocaat heeft nagelaten haar erop te wijzen dat een procureur diende te worden ingeschakeld. De cliënte heeft ook niet betwist dat de gedeclareerde procureurswerkzaamheden zijn verricht. Nu voorts het inschakelen van de procureur noodzakelijk was in verband met de in opdracht van de cliënte bij de rechtbank te ’s-Gravenhage aanhangig te maken procedure ziet de commissie geen aanleiding de procureurskosten – waarvan de hoogte haar overigens niet onredelijk voorkomt – aan de advocaat te laten. Dat de advocaat het doorbelasten niet zou hebben medegedeeld, als gesteld door de cliënte, kan niet tot een ander oordeel leiden. De commissie stelt in dit verband nog vast dat de advocaat blijkens haar nagekomen opgave deze kosten ter grootte van een bedrag van € 848,06 d.d. 19 januari 2005 reeds met het toen in depot staande bedrag heeft verrekend.   Ten aanzien van de declaraties en de daaronder liggende specificaties kan de commissie zich niet aan de indruk ontrekken dat deze urenspecificaties naderhand zijn gereconstrueerd waardoor het geheel enigszins willekeurig voorkomt. Bovendien constateert de commissie dat de advocaat voor nauwelijks juridisch te noemen verrichtingen, zoals inkomende post van de procureur, telkens minimaal 10 minuten in rekening heeft gebracht. De commissie acht het niet redelijk dat de advocaat voor dergelijke eenvoudige werkzaamheden de minimale rekeneenheid heeft geschreven, temeer nu deze handelwijze voor aanzienlijke kosten heeft gezorgd. De uitleg van de advocaat dat zij aan elke handeling aangaande het dossier minstens 10 minuten kwijt is en het integraal doorberekenen hiervan derhalve gerechtvaardigd is, snijdt naar het oordeel van de commissie geen hout. Het tijdsverlies dat met deze handelingen gepaard gaat, wordt immers reeds ruimschoots gecompenseerd door de hoogte van het tarief dat de advocaat hanteert.   Niettegenstaande het vorengaande is de commissie tevens van oordeel dat de cliënte bij het aangaan van de overeenkomst bewust het risico heeft genomen dat zij ingeval de procedure betreffende de verdeling van de overwaarde van de woning tot succes zou leiden, zelf de kosten zou moeten dragen. Daar komt bij dat indien de cliënte in het hoger beroep bij de Raad van de Rechtsbijstand (tegen intrekking van de toevoeging) succes heeft, dit de cliënte toekomt in die zin dat de kosten van de procedure dan alsnog onder de toevoeging komen te vallen. In dat geval heeft niet de cliënte maar de advocaat het risico gelopen.   Op grond van het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de advocaat in deze niet geheel gehandeld heeft zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht en dat de klacht gegrond is. Hierin ziet de commissie aanleiding de declaratie naar redelijkheid en billijkheid te verminderen en de totale betalingsverplichting van de cliënte vast te stellen op een bedrag van € 5.000,– inclusief BTW, te voldoen in maandelijkse termijnen van € 100,– middels verrekening met het bedrag dat de ex-echtgenoot van de cliënte aan de advocaat voldoet en onder doorbetaling van een bedrag van € 100,– aan de cliënte. Op het bedrag van € 5.000,– (inclusief BTW) strekt in mindering het bedrag van € 1.401,94 dat zich tot en met eind augustus 2005 bij de advocaat in depot bevindt, zodat de cliënt in totaal nog een bedrag van € 3.598,05 (inclusief BTW) verschuldigd is.   De commissie acht het gelet op deze eenvoudige incassomogelijkheid redelijk dat de cliënte geen rente verschuldigd is en wijst de vordering van de advocaat op dit punt af. De commissie ziet bovendien aanleiding om de advocaat te verplichten om na volledige afbetaling van het verschuldigde te bewerkstelligen dat de ex-echtgenoot van de cliënte vanaf dat moment de restantbetalingen rechtstreeks aan de rekening van de cliënte voldoet.   De door de cliënte gevorderde schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking nu de cliënte niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een verband is tussen het handelen van de advocaat en de beweerdelijk geleden schade. De vordering van de advocaat tot betaling van de declaratie kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.598,05 (inclusief BTW).   De commissie zal de advocaat als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 178,50. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat terzake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf.   Beslissing   De commissie:   – veroordeelt mevrouw [naam cliënte] aan [naam advocaat] te betalen een bedrag van € 3.598,05 (inclusief BTW) te voldoen in maandelijkse termijnen van € 100,– met ingang van september 2005 middels verrekening met het bedrag dat de ex-echtgenoot van de cliënte aan de advocaat voldoet en onder doorbetaling van een bedrag van € 100,– aan de cliënte;   – veroordeelt [naam advocaat] in de kosten van deze arbitrage, welke worden vastgesteld op € 178,50;   – wijst het meer of anders gevorderde af.   Deze uitspraak is aldus te gewezen te Utrecht op 22 september 2005.