Commissie: Reizen
Categorie: Totstandkoming
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI-D01-3051
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 1 juni 2001 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een busreis voor 1 persoon naar Wiltz in Luxemburg met verblijf in een hotel op basis van volpension, voor de periode van 4 augsutus 2001 t/m 11 augustus 2001 voor de som van ƒ 969,–. Klager heeft op 22 augustus 2001 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. De door mij geboekte busreis is grondig bedorven. De deelnemerslijst vermeldde 36 passagiers maar bij de overstap bleek de groep uit 46 passagiers te bestaan. Dat was natuurlijk geen bezwaar, maar de groep, die er bij gekomen was, bleek uit 8 verstandelijk gehandicapten te bestaan en slechts twee begeleiders. Vanzelfsprekend hebben ook verstandelijk gehandicapten recht op een vakantie maar ik verwijt de reisorganisator dat de groep te zeer een stempel heeft gezet op de reis. De gehandicapten waren namelijk deels niet zindelijk en dat leidde tot onaanvaardbare onhygiënische toestanden. Het toilet was gedurende de reis onbruikbaar en er hing een ondraaglijke stank in de bus. Voorts was het zeer lawaaiig en werden de vertrektijden vanwege de gehandicapten voortdurend aangepast. Ik heb bij een grote zorginrichting navraag gedaan en aldaar vertelde men, dat men bij verstandelijk gehandicapten tijdens vakanties minimaal 2 begeleiders meestuurt per 3 of 4 cliënten en meer speciaal bij gehandicapten als in onze bus eerder 1 op 2. De groep waar het hier om gaat werd begeleid door 2 vrijwilligers, terwijl mijn inziens professionele Z-verpleegkundigen nodig zijn. De chauffeur heeft zijn uiterste best gedaan om de ongemakken zoveel mogelijk te verhelpen maar het resultaat was toch gemiste rust en vakantieplezier. Een redelijke vergoeding is op zijn plaats. Ter zitting heeft klager nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Bij de klacht wordt volhard. Ik was niet gekend in het feit, dat er een groep gehandicapten mee zou gaan. De genoemde overlast deed zich ook voor bij de excursies gedurende de week. Ik vind dat de reisorganisator mijn klacht niet correct heeft behandeld. Zij heeft zeer traag gereageerd. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. Wij hanteren al jaren een beleid ten aanzien van deelname door lichamelijk- en/of geestelijk gehandicapten aan onze reizen, dat naar ons idee recht doet aan de belangen van zowel gehandicapten als valide reizigers. Op onze busreizen hanteren wij bijvoorbeeld de regel van 6 verstandelijk gehandicapten met minimaal 2 begeleiders bij een gemiddelde deelname van ongeveer 25 personen. Bij een grotere groep wordt de verhouding aangepast. Dit doet ons inziens recht aan de maatschappelijke verhoudingen. Niet in de laatste plaats willen wij opmerken dat noch in de ANVR-voorwaarden noch elders duidelijke informatie is opgenomen over de mate waarin gehandicapten gebruik kunnen maken van reizen als voorkomend in de reisbrochures. Het is juist dat de groep gehandicapten niet op de eerste deelnemerslijst hebben gestaan. Overigens gaat het hier slechts om de namen. Onze organisatie kan nimmer invloed uitoefenen op het gedrag van reizigers. Ook bij een “normale” groep kunnen er personen bij zijn, die drukker of luidruchtiger zijn dan anderen. Wij betreuren het gebeurde maar zien geen reden voor een vergoeding. Ter zitting heeft de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Wij blijven bij ons eerder verweer. Wij werken al zeer lang met [naam stichting]. Onze ervaring is dat zij altijd kundig begeleiden. Zij bepalen ook het aantal begeleiders. Er zijn nooit problemen geweest. In het chauffeursverslag is niets specifieks vermeld. In het algemeen zijn chauffeurs niet gesteld op deze reizen. Wij werken slechts samen met stichtingen met een wat hoger niveau. Wij willen graag een gemotiveerde beschikking op het punt van de verhouding gehandicapten tegenover niet gehandicapte reizigers. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. In het algemeen kan worden gezegd, dat contractspartijen gehouden zijn elkaar over een weer te informeren omtrent omstandigheden, die voor de uitvoering van de gesloten of te sluiten overeenkomst van belang kunnen zijn. Zulks is van betekenis te achten voor hetgeen partijen van elkaar in redelijkheid mogen verwachten. Met het oog op het voorliggende geval is het van belang dat degenen, die willen deelnemen aan een zogenaamde groepsreis, erop gewezen worden dat “een groep binnen een groep” van enige omvang voor de reis heeft geboekt, omdat zulks van wezenlijke invloed kan zijn op het groepsgebeuren. Zo laat zich dat bijvoorbeeld bedenken in een situatie waarbij een aanmerkelijk deel van het reisgezelschap gevormd wordt door alleengaande jongeren. Niet in het algemeen is te zeggen waar de grens ligt, maar het is aan de reisorganisator om van geval tot geval te bezien wat hij met de verkregen en zo nodig zelf ingewonnen informatie over groepen, aard en samenstelling daarvan, doet. Zulks geldt ook – naar het oordeel van de commissie – in een situatie, waarbij zoals in casu een aanmerkelijk deel van het reisgezelschap uit verstandelijk gehandicapten bestaat. Aannemelijk is namelijk dat zodanige groep – overigens afhankelijk van de mate van gehandicapt zijn – al vrij gauw een wezenlijke invloed op het groepsgebeuren uitoefent. Het risico van de gevolgen van het niet doorgeven van informatie die nu – naar genoegzaam gebleken – van invloed is geweest op de uitvoering van de reisovereenkomst, is voor rekening van de reisorganisator. Derhalve oordeelt de commissie, waar klager gederfd reisgenot aannemelijk heeft gemaakt, gelet op alle omstandigheden, het toekennen van een vergoeding redelijk en billijk. Zij stelt deze vast op een bedrag van € 50,–. Ten overvloed zij vermeld, dat de commissie bij gebreke van deskundigheid niet aan kan geven bij welke verhouding tussen valide en verstandelijk gehandicapten een informatieplicht voor de reisorganisator ontstaat. Zulks is namelijk afhankelijk van de te verwachten impact, die een groep verstandelijk gehandicapten op een groep valide reizigers zal hebben. Dat het aantal meereizende begeleiders al dan niet professioneel, daarbij van betekenis zal zijn, ligt voor de hand om aan te nemen. Geraden lijkt in ieder geval te zijn een voorafgaand overleg met de leiding van de zorginstelling, onder wiens zorg de gehandicapten staan. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 50,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 56,72 aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,.– Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 19 juni 2002.