Aanneemovereenkomst; vaste prijs.

De Geschillencommissie




Commissie: Groen    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: GRO00-0044

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 2 oktober 2000 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het herinrichten van een achtertuin, inclusief het leveren van de bijbehorende materialen tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van ƒ 32.000,–. De levering en de overeengekomen werkzaamheden zijn geschied op of omstreeks 16 oktober 2000 tot 6 november 2000.   De consument heeft op 27 oktober 2000 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.   De opdracht is verleend door ondertekening van een door de ondernemer dezelfde avond gepresenteerde aanneemovereenkomst met offerte. Wij tekenden mede op aandringen van de ondernemer, omdat de tijd enigszins begon te dringen, ook wegens de door ons gewenste betaling per lease.   Mijn bezwaar betreft vooral het feit dat de offerte/aanneemovereenkomst is opgesteld, op basis van 254 uren arbeid, terwijl in werkelijkheid het aantal van bij uitvoering van het werk bestede uren niet veel meer dan de helft hiervan bedroeg. Een forse miscalculatie met als gevolg dat de door de ondernemer gevraagde prijs veel te hoog is uitgevallen en derhalve veel te veel betaald werd. Tijdens een gesprek heb ik de ondernemer verzocht mij een gedeelte van de (betaalde) prijs te restitueren. Dit werd geweigerd onder verwijzing naar het feit dat voor de aanneemsom was getekend en derhalve niets kon worden terugbetaald. Bovendien was de ondernemer van mening, dat hiervan ook al geen sprake kon zijn vanwege het lease-contract. Toegegeven werd, dat de offerte tot een aanzienlijk te hoog aantal uren (herleid via de prijs) was uitgebracht. In de calculatie zou echter ook impliciet een voorziening zijn opgenomen voor uren van de ondernemer zelf (individuele kosten). Uit de eigen algemene voorwaarden van de ondernemer (artikel 1 d) kan echter worden opgemaakt, dat zijn eigen kosten reeds zijn gedekt door het standaard uurloon. Ter compensatie werd mij door de ondernemer aangeboden, als extra werkzaamheden, het herstraten van de oprit naar de garage, inclusief vervangen van de tegels. Hierin ben ik op voorhand niet geïnteresseerd.   Dat het hele bedrag – ƒ 7.245,– = exclusief BTW – als teveel zou moeten worden aangemerkt, stel ik niet. Het is redelijk een risicotoeslag op te nemen in de urenschatting. Mijn stelling is, dat het gehanteerde percentage buitensporig hoog is. Uit de argumentatie van de ondernemer blijkt, dat ook hij van mening is dat de offerte tot een te hoog bedrag heeft geleid. Met de oplossing van het geschil van de ondernemer kan ik het niet eens zijn.   De consument verlangt, dat hetgeen redelijkerwijs te veel betaald werd, wordt terugbetaald.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak:   Op 2 oktober 2000 is schriftelijk overeengekomen, dat wij zorg zouden dragen voor de herinrichting van de tuin van de consument. Conform de (tweede) ontwerptekening voor een aanneemsom van ƒ 32.031,07 inclusief BTW, volgens offerte. Dit houdt in, dat het financiële risico geheel bij ons rustte. De tuin is gefinancierd middels lease waarbij werd afgesproken dat een bedrag van ƒ 32.000,– zou worden voldaan door de leasemaatschappij en het restant rechtstreeks door de consument tezamen met het bedrag voor het overeengekomen meerwerk. Wat betreft het aantal uren arbeid, in die uren wordt ook rekening gehouden met de tijd die wordt besteed aan laden en lossen van wagens, reistijd, werkoverleg toegespitst op het project, bestellingen voor materialen en beplanting, enzovoorts. Met andere woorden, de uren hebben betrekking op veel meer dan een opdrachtgever kan zien. Voorts zijn wij van mening, dat het voor een gezond en betrouwbaar bedrijf noodzakelijk is enige ruimte in te bouwen voor het (kunnen) leveren van nazorg, garantie en service. Voor alle volledigheid wijzen wij erop meerwerk verricht te hebben, dat niet bij de consument in rekening is gebracht, ook al was een aantal zaken c.q. werkzaamheden daarbij schriftelijk overeengekomen tegen meerprijs. Het openstaande bedrag van het totaal is nooit in rekening gebracht.   Door de consument wordt de indruk gewekt, dat wij niet aan de opdracht voldaan zouden hebben. Dat is niet terecht. Het budget dat een opdrachtgever ter beschikking wil stellen voor de aanleg van een tuin, wordt altijd besproken, omdat als de indicatie en het beschikbare budget teveel uiteenlopen, de overeenkomst door ons niet wordt aangegaan. Derhalve is hierover wel degelijk uitvoerig gesproken en is de opdracht daarop gebaseerd en hebben wij ook in financieel opzicht aan de opdracht voldaan. Dat ons aanbod om de buiten het project vallende oprit te herstraten een gebaar van genoegdoening zou zijn, is niet het geval. Wij streven ernaar een opdrachtgever met een goed gevoel achter te laten. Pas dan hebben partijen met elkaar iets bereikt. Om die reden is het aanbod gedaan.   Wij hebben een met vakmanschap perfect aangelegde tuin opgeleverd (hetgeen door de consument wordt erkend). Bovendien hebben wij nimmer verzuimd met de consument “rond de tafel te gaan”. Formeel juridisch staan wij geheel in ons gelijk. Formeel juridisch dient de consument zelfs nog een factuur te ontvangen voor het afgesproken meerwerk, zoals vastgelegd in de aanneemovereenkomst.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Ter zitting heeft de commissie met partijen vastgesteld, dat de kwaliteit van hetgeen geleverd werd, niet in het geding is en dat de inhoud van het onderhavige geschil bepaald wordt door het meningsverschil of al dan niet teveel door de consument betaald zou zijn, omdat de door de ondernemer gevraagde prijs te hoog zou zijn. De ondernemer heeft daarbij erop gewezen, dat het product is geleverd voor het overeengekomen bedrag. De commissie heeft hieromtrent het volgende overwogen.   Waar de consument ter ondersteuning van zijn standpunt een uitvoerige berekening van het aantal uren waarin gewerkt zou zijn, heeft gemaakt, is hij voorbijgegaan aan de aard van de overeenkomst tussen partijen, namelijk een “aanneemovereenkomst”. De “aanneemovereenkomst” tussen partijen zoals deze is overgelegd – behelst de herinrichting van de achtertuin van de consument, namen en adressen van partijen, de omschrijving van de opdracht, opgenomen zijn, vervolgens, de aanneemsom (ƒ 32.031,07 inclusief BTW), enige aanvullende overeenkomsten, de datum aanvang werk en de wijze van betaling. De overeenkomst is door beide partijen ondertekend. Wellicht ten overvloede wijst de commissie erop, dat onder aangenomen werk verstaan wordt: het verrichten van werkzaamheden welke tussen consument en ondernemer zijn overeengekomen tegen een van tevoren vastgesteld totaalbedrag inclusief BTW (artikel 1 d van de Algemene Consumentenvoorwaarden voor de hovenier/het tuincentrum). Zo de consument niet op de hoogte geweest zou zijn van de betekenis en de inhoud van een aanneemovereenkomst, zou deze zich daarover hebben kunnen laten informeren tot het moment van de ondertekening. Indien in een overeenkomst – zoals in casu – een aanneemsom wordt vastgelegd, vindt verrekening ten opzichte van de aanneemsom niet plaats. De commissie zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Groen op 22 maart 2001.