Aansprakelijkheid voor schade na inleveren huurauto buiten openingstijden

De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigverhuur    Categorie: -    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 375982/476070

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument huurde een auto bij een ondernemer en leverde deze in buiten openingstijden, waarbij de inspectie pas de volgende werkdag plaatsvond. De consument stelde dat de auto bij inlevering geen schade had en vroeg volledige teruggave van de borg, terwijl ondernemer een nieuwe schade constateerde en een deel van de borg inhoudt. De ondernemer stelde dat de consument verantwoordelijk blijft tot de inspectie door een medewerker van ondernemer, conform de algemene voorwaarden. De commissie nam kennis van een deskundigenbericht waarin de schade werd toegeschreven aan een zijdelingse botsing, met een herstelkostenraming van circa €650. De consument kon niet aantonen dat de schade niet tijdens haar huurperiode was ontstaan, onder meer omdat zij geen foto’s had gemaakt bij inlevering. Volgens het Burgerlijk Wetboek geldt een vermoeden van aansprakelijkheid voor de huurder voor schade die tijdens de huur ontstaat, tenzij anders bewezen. Ook de BOVAG-voorwaarden ondersteunen dat aansprakelijkheid blijft tot inspectie door de verhuurder. Hoewel de inspectie later dan openingstijd plaatsvond, achtte de commissie dit niet onredelijk. De afwijkende tekst in de ‘Informatie voor Onderweg’ gaf geen reden om de aansprakelijkheid te verwerpen. De klacht van de consument werd daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Voertuigverhuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2024 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd de ondernemer bijgestaan/vertegenwoordigd door [naam] en [naam].

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de borg voor eigen risico voor schade aan een huurauto.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op 4 april 2024 sloot de consument een overeenkomst met [ondernemer] voor het huren van een auto voor vier dagen. Het inlevermoment viel op zondag 7 april buiten openingstijden (dit was van tevoren bekend). Bij het ophalen ontving de consument de algemene voorwaarden waarin staat dat zij bij inlevering buiten openingstijden aansprakelijk is, totdat een medewerker van [ondernemer] de auto in ontvangst heeft genomen. In de ‘Informatie voor Onderweg’ staat dat dit plaatsvindt bij openingstijd vestiging, dus maandag 8 april 08:00 uur. Het inlevermoment van de auto was zondag 7 april 2024 tussen 21:00-22:00 uur; buiten openingstijden. Bij het inleveren, heeft de consument de auto tweemaal grondig gecontroleerd op schade. Er zat duidelijk geen schade op de auto. Het innamemoment door [ondernemer] vond plaats op maandag 8 april 16:11 uur, dus meer dan acht uur na openingstijd. Op de innamebon werd een nieuwe schade gemeld. Op maandag 8 april 18:36 uur heeft de consument een mail gestuurd met de vraag om meer uitleg over de nieuwe schade. Tevens heeft zij aangegeven dat zij geen schade aan de auto hebben gemaakt. [Ondernemer] heeft hier niet op geantwoord, Maar wel een factuur gestuurd waarop een deel van de borg wordt ingehouden. Op woensdag 10 april 08:42 uur heeft de consument eindelijk telefonisch contact kunnen krijgen met [ondernemer]. Zij konden geen toelichting geven op de factuur.

De consument wil dat [ondernemer] de volledige borg terugbetaalt (€ 647,66) evenals zijn betaling aan de geschillencommissie.

Standpunt van de ondernemer
In de kern komt het standpunt van de ondernemer het volgende neer.

De consument is verantwoordelijk voor het voertuig tot het moment van inspectie. De ondernemer heeft het voertuig op de eerste werkdag na het moment van inleveren gecontroleerd, toen de schade geconstateerd en de consument daarover geïnformeerd. Dit gebeurde zodra dat mogelijk was. Omdat er in het weekend meerdere auto’s worden ingeleverd, kunnen die niet meteen na openingstijd gecontroleerd worden.

Deskundigenbericht
Voor het oordeel van de deskundige verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op de innamebon staat een schade aangegeven welke niet op de afgiftebon stond. Het schadebeeld is kenmerkend voor een zijwaartse inslag waarbij de auto stilstond of vrijwel stilstond. Met name de lakbeschadigingen onder de deuk en de diepe kras in de deuk zijn kenmerkend voor een openslaand portier van een voertuig dat zich links van deze auto bevond. De voorwaartse kras in de deuk is kennelijk het gevolg dat de rand van een rechterportier van een voortuig naast deze auto hier hard mee in aanraking is geweest. Het is achteraf niet mogelijk om vast te stellen op welk moment de schade aan het linker voorscherm is ontstaan. De schade wordt globaal begroot op € 650,–.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Het staat vast dat de auto na de huurperiode een schade vertoonde die bij de aanvang van de huurperiode niet is opgemerkt. Gezien artikel 7:218 Burgerlijk Wetboek is de huurder is aansprakelijk voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Tevens volgt uit dit wetsartikel het vermoeden, behoudens tegenbewijs, dat de onderhavige schade aan de auto moet worden toegerekend aan de consument. De consument heeft dat tegenbewijs niet geleverd. De consument heeft geen foto’s van de auto gemaakt op het moment van inleveren, waaruit blijkt dat de schade zich toen niet voordeed. Voorts zijn er geen concrete aanwijzingen waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat de schade pas na het inleveren is ontstaan.

Bovendien geldt dat op grond van artikel 12 van de toepasselijke BOVAG-voorwaarden dat de huurder aansprakelijk blijft voor schade die is ontstaan tot het tijdstip waarop verhuurder feitelijk het voertuig heeft geïnspecteerd of heeft laten inspecteren. In hetzelfde artikel is bepaald dat verhuurder het voertuig bij eerste gelegenheid zal inspecteren en huurder direct zal informeren indien schade is geconstateerd. Hoewel de inspectie niet direct na openingstijd van de eerste werkdag, maar in de namiddag daarvan heeft plaatsgevonden, betekent dat niet dat de ondernemer geen beroep toekomt op deze bepaling. Het is niet onbegrijpelijk dat niet alle auto’s direct na openingstijd gecontroleerd kunnen worden.

De consument heeft er nog op gewezen dat in de ‘Informatie voor Onderweg’ staat, dat de aansprakelijkheid van de huurder eindigt op het moment van de openingstijd van de volgende dag. Deze tekst wijkt inderdaad af van het hetgeen in de BOVAG-voorwaarden is opgenomen. Zoals hiervoor geoordeeld, zijn er echter geen aanwijzingen waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat de schade pas na dat moment is ontstaan.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigverhuur, bestaande uit de heer mr. B.J. Tideman, voorzitter, de heer R. Vlasveld en de heer H.H. van der Linden, leden, op 7 oktober 2024.

Print/PDF