Achteraf teveel berekend

De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Tariefbepalingen    Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPN-000513

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het gedurende 15 jaren in rekening gebrachte tarief voor het verbruik van water.

De consument heeft een bedrag van ƒ 213,70 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Ik kom van oorsprong uit de Verenigde Staten en beheers de Nederlandse taal nog onvoldoende, reden waarom ik mij in de Engelse taal tot uw Commissie heb gewend. Ik ben in 1986 in Amsterdam komen wonen. Ik heb daar een woning betrokken, waarvan ik de bovenste twee verdiepingen (van vijf verdiepingen) heb verbouwd tot werkplaats voor de bouw van klavecimbels. Omdat ik mij destijds net in Nederland had gevestigd en de Nederlandse taal onvoldoende machtig was en trouwens nog allerlei zaken moest regelen, is het mij ontgaan dat ik eventuele wijzigingen in de situatie in mijn woning aan de ondernemer door moest geven.
Onlangs heb ik een watermeter gekregen. Daardoor kwam ik erachter dat ik al die jaren veel te veel heb betaald; ik schat ƒ 5.000,– exclusief rente. Pas toen raakte ik op de hoogte van de berekeningswijze tot nog toe, waarbij het verbruik werd berekend op basis van het aantal kamers. Ik vind dat een onjuiste berekeningsgrondslag; logischer had het mij geleken als zou zijn afgerekend op basis van, bijvoorbeeld, het aantal bewoners. Nu moet ik betalen voor verbruik dat ik niet heb afgenomen en dat vind in niet eerlijk. Door het specifieke jargon van de ondernemer heb ik dit alles ook niet kunnen begrijpen. Ik wil dat hetgeen ik al die jaren teveel heb betaald aan mij wordt terugbetaald. Ik vraag mij bovendien af wat de ondernemer zou doen als hem achteraf was gebleken dat er door wijzigingen in de woning meer berekeningseenheden tot stand waren gekomen; zou de ondernemer dan ook niet trachten achteraf die eenheden alsnog in rekening te brengen?

De consument verlangt terugbetaling van het in de loop der jaren teveel betaalde.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument is aangeslagen voor waterverbruik overeenkomstig de geldende tariefregeling. Bij de aanvrage wordt er ook altijd op gewezen dat de consument dient de verifiëren of de situatie zoals bij ons beschreven overeenstemt met de werkelijke situatie.
Dat heeft de consument pas in 2000 gedaan. Toen hebben wij het aantal eenheden teruggebracht van 14 naar 9.
Overigens is de woning van de consument sedert eind 2000 voorzien van een meter.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Gelet op de bezwaren die er in de loop der jaren zijn ontstaan tegen het ongemeterd tarief hebben wij, om de extremen eruit te halen, met ingang van 1998 het maximum aantal eenheden per woning op 10 gesteld en vanaf 1999 op 9. Dat bood voor de consument geen soelaas, omdat het door hem bewoonde pand bij ons te boek staat als drie verschillende adressen.
Het hele pand is door ons aangeslagen voor 14 eenheden.
Overigens zijn wij een overheidsinstelling en is de vordering volgens ons verjaard.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Het beroep op verjaring omdat de ondernemer een overheidsinstelling is, is kennelijk gebaseerd op de wet van 31 oktober 1924. Deze verjaringsregeling is sinds 1 januari 1993 niet meer van toepassing en vervangen door de art. 3:307 e.v. B.W., welke overigens een vrijwel gelijke verjaringstermijn van vijf jaren kennen. Dit betekent dat in elk geval de vordering is verjaard voor zover het betreft bedragen die voor 1 december 1995 zijn vervallen.

De bezwaren van de consument tegen de berekeningsgrondslag en –methodiek als zodanig worden door de commissie verworpen. Historisch gezien was nu eenmaal in een aantal grote steden de situatie gegroeid waarin het verbruik niet werd bemeterd. Deze beleidslijn was vanuit de geschiedenis, toen water goedkoop was en beperking van het waterverbruik lage prioriteit genoot, niet onbegrijpelijk of onredelijk.
Evenzeer is redelijk dat daarbij aansluiting werd gezocht bij een objectief en zoveel mogelijk onveranderlijk criterium. Het spreekt voor zich dat er een relatie kan bestaan tussen de gezinsomvang en het waterverbruik, doch de gezinsomvang kan fluctueren. Aansluiting bij de oppervlakte van het perceel of het aantal vertrekken levert weliswaar een grover criterium op, doch ook voor die aanknopingspunten is begrijpelijk dat er enige relatie ligt met het feitelijke waterverbruik, en anders dan bij de gezinsomvang zijn deze criteria minder veranderlijk van aard, ook na een verhuizing.

Voor het overige is het de eigen verantwoordelijkheid van de consument dat hij eventuele wijzigingen doorgaf. Dat hij destijds, net in Nederland wonend waar hij nog van alles moest regelen, zich hiervan onvoldoende bewust was daar hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig was, komt voor zijn eigen risico.

Dat neemt niet weg dat als achteraf blijkt dat er, uitgaande van de objectief bestaande situatie, teveel is berekend, niet valt in te zien waarom dit niet geredresseerd zou moeten worden, zulks met overeenkomstige toepassing van art. 13 van de Algemene Voorwaarden, evenals zulks het geval zou zijn indien te weinig zou zijn berekend.
De ondernemer dient dus aan de consument te restitueren een bedrag, overeenkomend met het verschil tussen wat over de periode van 1 april 1998 tot 1 april 2000 in rekening is gebracht op basis van 14 eenheden, en wat over diezelfde periode in rekening gebracht had mogen worden op basis van 10 eenheden (van 1-4-1998 tot 31-12-1998) respectievelijk 9 eenheden (van 1-1-1999 tot 1-4-2000), alles rekening houdende met de toentertijd geldende tarieven. Voor vergoeding van rente over de periode tot aan dit advies is geen enkele grond aanwezig.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Beslissing

De commissie bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag zal terugbetalen overeenkomstig het hiervoor overwogene, te vermeerderen met rente welke rente zal gaan lopen met ingang van 30 dagen na verzending van dit advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van ƒ 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van ƒ 50,–.

Zodra de commissie bericht heeft ontvangen van beide partijen dat een en ander overeenkomstig de beslissing is geschied, zal het depotbedrag worden verrekend met inachtneming van de uitkomst van de berekening van de ondernemer.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 22 juni 2001.