Advocaat behartigt belangen cliënte onvoldoende en moet schadevergoeding betalen

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Immateriële schadevergoeding / Kwaliteit dienstverlening    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 26434/41630

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte klaagt over de dienstverlening van de advocaat. De cliënte had de advocaat in juli 2014 verzocht om voor haar een echtscheiding aan te vragen. De advocaat is niet snel te werk gegaan en heeft het scheidingsverzoek pas in mei 2015 ingediend. Hierdoor is cliënte in 2015 door de belastingdienst nog als fiscale partner van haar ex-partner aangemerkt en moest zij de te veel ontvangen zorgtoeslagen en kind gebonden toeslagen terugbetalen. De advocaat stelt dat hij niet aansprakelijk is voor de door de cliënt gestelde schade en stelt dat de door de cliënt genoemde bedragen niet kloppen. De commissie volgt het oordeel van de Raad van Discipline dat de advocaat niet snel heeft gehandeld met het indienen van een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank. De advocaat heeft de belangen van cliënte onvoldoende behartigd zowel ten aanzien van de echtscheiding als ten aanzien van de klachtenafhandeling. De advocaat moet de cliënte € 2.321,– betalen voor de terugbetaling aan de belastingdienst en ook een schadevergoeding van € 200,–.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte heeft in juli 2014 de advocaat verzocht om voor haar een echtscheiding aan te vragen. De advocaat is niet voortvarend te werk gegaan en heeft het scheidingsverzoek pas in mei 2015 ingediend. Hierdoor is cliënte in 2015 door de belastingdienst nog als fiscale partner van haar ex-partner aangemerkt en moest zij de te veel ontvangen zorgtoeslag ad € 942,– en kind gebonden toeslag ad € 4438,– terugbetalen. De Raad van Discipline en Hof van Discipline hebben haar klachten met betrekking tot de dienstverlening door de advocaat gegrond verklaard.

Cliënte verzoekt de commissie de advocaat te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 5380,– ter zake van de teruggevorderde toeslagen en daarnaast een vergoeding voor de door haar geleden immateriële schade als gevolg van spanning en stress die dit alles bij haar en haar kinderen heeft veroorzaakt.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Indien en voor zover de advocaat aansprakelijk zou zijn voor door cliënte geleden schade, wat de advocaat betwist en wat niet vast staat, dan dient er in ieder geval wel over de juiste bedragen gesproken te worden. De eventueel door cliënte geleden schade is zeer waarschijnlijk veel lager dan zij stelt.

In dit kader heeft de advocaat een brief van de belastingdienst d.d. 13 juni 2017 als antwoord op een verzoek met betrekking tot kwijtschelding/betalingsregeling overgelegd waaruit blijkt dat de bedragen die de cliënte in 2015 aan toeslagen heeft ontvangen lager zijn te weten: € 393,– voor zorgtoeslag en € 1.928,– voor kind gebonden budget. In deze brief van de belastingdienst wordt aangegeven dat er geen kwijtschelding volgt, maar evenmin nog invorderingsmatregelen worden getroffen wegens onvoldoende betalingscapaciteit. Er zou slechts een verrekening met éénmalige teruggaven toeslagen en inkomstenbelasting volgen voor een periode van 3 jaar na de datum van 13 juni 2017, oftewel tot 13 juni 2020. Indien er in die periode derhalve geen eenmalige teruggaven zijn geweest, dan is er dus per saldo mogelijk geen financieel nadeel voor klaagster. Dat financieel nadeel is nooit aangetoond. Cliënte heeft op geen enkele wijze bewijs overgelegd van betalingen aan de belastingdienst terzake van deze toeslagen.

Bij de mondelinge behandeling van het Hof van Discipline te Utrecht waren cliënte en haar gemachtigde niet aanwezig zodat het bespreken van deze kwestie en eventueel beproeven van een regeling niet mogelijk was.

De advocaat betwist dat hij verder niet meer gereageerd zou hebben richting cliënte. De advocaat heeft bij het verweerschrift een e-mail berichte aan cliënte d.d. 18 november 2019, als reactie op haar bericht van 5 november 2019 en een e-mail van 16 december 2019 gevoegd.

De advocaat stelt dat allerminst vaststaat of en zo ja, hoeveel, schade cliënte eventueel heeft geleden. Nog los van de vraag of hij daar dan verantwoordelijk voor zou zijn. Immers, de beslissing van het Hof van Discipline heeft geen andere betalingsverplichting tot gevolg richting cliënte dan het betalen van het bedrag ad € 100,–, wat door hem aan haar betaald werd.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Met de Raad van Discipline is de commissie van oordeel dat de advocaat niet voortvarend heeft gehandeld met het indienen van een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank. Daarbij is van belang dat de advocaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om verzoekschrift tot echtscheiding in te dienen onder mededeling dat nadere stukken zouden volgen, zoals een ouderschapsplan, en voorts dat de advocaat de cliënte niet heeft gewezen op de fiscale gevolgen met betrekking tot het in stand houden van een fiscaal partnerschap. Aldus heeft de advocaat de belangen van cliënte onvoldoende behartigd zowel ten aanzien van de echtscheiding als ten aanzien van de klachtenafhandeling.

Daarmee staat naar het oordeel van de commissie vast dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk handelend advocaat.

Vordering tot schadevergoeding
Ter zitting heeft cliënte meegedeeld dat de belastingdienst de vordering in het geheel heeft geïnd door deze gedurende drie jaar te verrekenen met de bedragen die zij van de belastingdienst terug zou ontvangen.

De commissie stelt vast dat de cliënte schade heeft geleden, te weten de navordering van de belastingdienst, als gevolg van het niet voortvarend handelen door de advocaat.

De commissie overweegt dat partijen van mening verschillen over de hoogte van de vordering van de belastingdienst met betrekking tot de genoten zorgtoeslag en kind gebonden budget in het jaar 2015.

De advocaat heeft een brief het landelijk incassocentrum van de belastingdienst d.d. 13 juni 2017, als antwoord op een verzoek met betrekking tot kwijtschelding/betalingsregeling, overgelegd waaruit blijkt dat de openstaande vordering bedraagt: € 393,– voor zorgtoeslag en € 1.928,– voor kind gebonden budget, totaal € 2.321,–. De commissie neemt deze bedragen als uitgangspunt nu de cliënte geen nadere onderbouwing heeft gegeven over het door haar gevorderde hogere bedrag ad € 5.380,–.
De commissie zal de advocaat veroordelen tot betaling van € 2.321,–.

Daarnaast heeft cliënte een immateriële schadevergoeding gevorderd voor de spanning en stress die dit alles bij haar en haar kinderen heeft veroorzaakt.
De commissie zal de advocaat veroordelen tot het betalen van € 200,– aan cliënte als een tegemoetkoming van alle ongemakken die cliënte heeft ervaren. De commissie is van oordeel dat cliënte hiermee voldoende is gecompenseerd.

Klachtengeld/behandelingskosten
Nu de klacht van de cliënte gegrond wordt verklaard dient de advocaat – ingevolge artikel 22 lid 1 van het reglement – het klachtengeld aan de cliënte te vergoeden, zijnde een bedrag van € 102,50, dat de cliënte aan de geschillencommissie heeft voldaan. Daarnaast dient de advocaat een door de commissie vastgestelde bijdrage aan behandelingskosten aan de commissie te voldoen.

Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de cliënte gegrond;

– bepaalt dat de advocaat een bedrag van € 2.321,– dient te betalen aan de cliënte, welke betaling binnen vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies dient te zijn ontvangen;

– bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 102,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld, welke betaling binnen vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies dient te zijn ontvangen;

– bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bijdrage in de behandelingskosten aan de commissie is verschuldigd;

– wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. I.L. Haverkate, mevrouw mr. J.M. Schuller, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 19 januari 2021.