Advocaat declareert buitengewoon veel uren voor werk dat niet noodzakelijk is

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Kosten    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 26656/42357

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt klaagt over de hoogte van de declaraties van de advocaat. Zij vindt dat de advocaat een extreem hoog bedrag heeft gedeclareerd in verhouding tot de verrichte werkzaamheden. In één maand is een bedrag van € 11.142,32 gedeclareerd. De cliënt verzoekt de commissie om het verschuldigde bedrag te verlagen naar een redelijk bedrag dat in verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden. De advocaat geeft aan dat de echtscheiding van de cliënte erg complex was. De werkzaamheden zijn vooraf met de cliënt besproken en zijn volgens de advocaat niet buitenproportioneel. De commissie oordeelt dat de advocaat in iets minder dan een maand tijd 38,5 uur aan werkzaamheden heeft gedeclareerd. Uit de urenspecificaties blijkt dat de gedeclareerde werkzaamheden voor een zeer groot deel bestaan uit contactmomenten. Volgens de commissie staat de omvang van de declaraties niet in verhouding tot de noodzakelijke werkzaamheden en de tijd die daar in besteed is. De klacht is gegrond en de declaraties worden gematigd naar 15 uur.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de hoogte van de declaraties van de advocaat.

De cliënt heeft een bedrag van € 9.932,32 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft de hulp van de advocaat ingeroepen inzake haar echtscheiding. Zij is van mening dat de advocaat een extreem hoog bedrag heeft gedeclareerd in verhouding tot de verrichte werkzaamheden. Gedurende één maand is een bedrag van € 11.142,32 gedeclareerd. Een juiste en billijke verhouding tussen declaratie en belang is afwezig. Het betreft een overzichtelijke echtscheiding. De advocaat had niet onbeperkt mogen declareren. De cliënt voelde zich vanwege dit hoge bedrag genoodzaakt om op zoek te gaan naar een andere advocaat. De cliënt verzoekt de commissie om het verschuldigde bedrag te verlagen naar een redelijk bedrag dat in verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat is van mening dat de echtscheiding van de cliënt een complexe echtscheiding betrof. Aangezien de cliënt aangaf dat zij de echtscheiding zo veel mogelijk in overleg met haar ex-echtgenoot wilde regelen, is besloten om eerst gezamenlijk een schikkingstraject in te gaan. Daarin zijn veel goede afspraken gemaakt. Later is alsnog besloten om een verzoekschriftprocedure op te starten. De werkzaamheden zijn vooraf met de cliënt besproken en zij is tussentijds op de hoogte gebracht van het aantal uren dat op dat moment reeds aan haar zaak was gewerkt. De advocaat is van mening dat het openstaande bedrag alsnog door de cliënt dient te worden voldaan.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Blijkens de door beide partijen op 23 juni 2020 ondertekende akte van compromis zijn zij overeengekomen om het geschil omtrent de hoogte van een declaratie van € 11.142,32 aan de commissie voor te leggen. Hiervan heeft de cliënt de advocaat reeds een bedrag van € 1.210,- betaald waardoor het geschil zich toespitst op een bedrag van € 9.932,32.

Centraal staat de vraag of de advocaat heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De commissie is van oordeel dat de advocaat niet geheel heeft voldaan aan deze maatstaf. De commissie overweegt daartoe als volgt.

De advocaat heeft in de periode van 13 augustus 2019 tot en met 23 september 2019 diverse werkzaamheden gedeclareerd inzake de echtscheiding van de cliënt. Die periode bestond voornamelijk uit een schikkingstraject waarbij later is besloten om een verzoekschriftprocedure op te starten. In iets meer dan een maand tijd heeft de advocaat 38,35 uur aan werkzaamheden gedeclareerd. Uit de urenspecificaties blijkt dat de gedeclareerde werkzaamheden voor een zeer groot deel bestaan uit contactmomenten, mondeling danwel schriftelijk. Dit acht de commissie buitengewoon veel en tevens ongebruikelijk. Naar het oordeel van de commissie had de advocaat meer grenzen moeten stellen aan de communicatie tussen hem en de cliënt, in ieder geval ten aanzien van de omvang en uitvoerigheid daarvan.

De commissie is van oordeel dat de omvang van de declaraties niet in verhouding staan tot de noodzakelijke werkzaamheden en de tijd die daar redelijkerwijze mee gemoeid mag zijn. Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat dan ook bovenmatig en buitenproportioneel gedeclareerd. Hierin ziet de commissie aanleiding de declaraties van de advocaat naar redelijkheid en billijkheid te matigen.

Kijkend naar de fase waarin de echtscheiding zich bevond en de bijbehorende noodzakelijke werkzaamheden, acht de commissie het redelijk om 15 uur aan werkzaamheden te declareren, hetgeen neerkomt op € 4.265,25 inclusief btw. De overige op de declaratie vermelde kosten, zoals kosten voor betekening en kadastraal bericht, blijft de cliënt verschuldigd. Deze kosten bedragen blijkens de declaratie in totaal € 138,59. Dat betekent dat de cliënt de advocaat in totaliteit een bedrag van € 4.403,84 verschuldigd is.

Gelet op het feit dat de cliënt de advocaat reeds een bedrag van € 1.210,- heeft betaald, zal uit het depotbedrag van € 9.932,32 nog een bedrag van € 3.193,84 worden overgemaakt aan de advocaat en zal er een bedrag van € 6.738,48 aan de cliënt worden gerestitueerd.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie stelt de totale betalingsverplichting van de cliënt vast op € 4.403,84 inclusief btw.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Een bedrag van € 3.193,84 wordt overgemaakt aan de advocaat en een bedrag van € 6.738,48 wordt aan de cliënt gerestitueerd.

Bovendien dient de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 242,00 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, mevrouw mr. A.M. Hilhorst, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 10 februari 2021.