
Commissie: Advocatuur
Categorie: Informatie
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV03-0081
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft (de hoogte van) de onbetaalde declaraties van de advocaat voor zijn bijstand in de echtscheiding van de cliënt en de kwaliteit van de dienstverlening.
De advocaat heeft de openstaande declaraties ter incasso voorgelegd aan de commissie. De cliënt heeft de declaratie ter grootte van € 6.125.54 niet voldaan en dit bedrag overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.
Standpunt van de advocaat
Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak.
De urenverantwoording is correct en zorgvuldig. Naar aanleiding van de klachtbrief van de cliënt is de urenverantwoording gecontroleerd waarbij een minimaal aantal afwijkingen is gebleken die meer in het voordeel dan in het nadeel van de cliënt zijn opgetreden.
De advocaat betwist tijd in rekening te hebben gebracht voor secretariële werkzaamheden. De tijd is berekend voor advocatenwerkzaamheden zoals het beoordelen van stukken op geschiktheid voor doorzending. De gehanteerde minimale tijdsbesteding van 6 minuten is gangbaar en noodzakelijk. Ook betwist de advocaat onnodig veel gecorrespondeerd te hebben met de wederpartij en merkt hij op dat hij nu de cliënt niet concreet aangeeft welke acties onnodig waren hierover verder niets kan zeggen.
De advocaat betwist dat zijn bijdrage aan het resultaat minimaal is geweest en dat het meeste werk door de advocaat van de wederpartij zou zijn verricht. Toen de correspondentie tussen partijen verzandde, heeft de advocaat alle discussiepunten stelselmatig geïnventariseerd en daarmee de voortgang bewerkstelligt. De door de advocaat gefactureerde tijd heeft de advocaat aan de zaak besteed. De advocaat heeft de cliënt op de hoogte gehouden van zijn werkzaamheden, die hij heeft verricht onder toezending van een maandelijkse nota.
De advocaat bestrijdt niet professioneel te zijn omgegaan met de emoties van de cliënt. Hij heeft hem meermalen aangeraden professionele hulp te zoeken voor zijn kennelijk aanwezige problemen. De advocaat ontkent voorts enige vertragingstactiek te hebben toegepast en heeft er slechts mee ingestemd dat de rekeningen in afwachting van de notariële afwikkeling konden blijven openstaan.
De advocaat bestrijdt dat de cliënt schade heeft geleden, temeer omdat van de genoemde posten elke onderbouwing ontbreekt, en/of dat er oorzakelijk verband bestaat tussen zijn handelingen en het optreden van schade.
De advocaat is van mening dat hij heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht en verzoekt de commissie vast te stellen dat de cliënt een bedrag van € 6.125,54 dient te betalen vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente vanaf 16 maart 2003 tot de dag van voldoening.
Standpunt van de cliënt
Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak.
De cliënt verwijt de advocaat dat hij niet daadkrachtig heeft gehandeld aangaande de scheiding en onnodig veel heeft gecorrespondeerd met de advocaat van de wederpartij. Ook heeft de advocaat een minimale bijdrage geleverd in de echtscheiding en het convenant en is het meeste werk verricht door de advocaat van de wederpartij. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de uitgebreide aanzet c.q. voorstel van de advocaat van de wederpartij heeft gediend als basis voor het convenant.
De cliënt verwijt de advocaat bovendien dat hij voor zeer geringe c.q. simpele briefjes onevenredig veel tijd in rekening heeft gebracht, terwijl ook voor het doorzenden van post door de secretaresse naast de kantoorkosten tijd in rekening is gebracht. Door deze gang van zaken is de rekening behoorlijk opgelopen.
De cliënt meent dat de hoogte van de declaratie(‘s) c.q. het uurtarief niet in verhouding staat tot de kwaliteit van de dienstverlening. Hij meent dat de urenverantwoording niet als basis voor de honorering kan dienen omdat de advocaat deze verantwoording naar aanleiding van de door de cliënt geuite klacht heeft herzien.
De cliënt meent dat de advocaat hem als deskundige had moeten behoeden voor niet relevante omwegen en had moeten begeleiden in zijn emoties waardoor hij zich in deze wel eens heeft laten leiden.
De cliënt verwijt de advocaat tevens dat hij een vertragingstactiek heeft toegepast omdat hij wist dat na de verkoop van het huis de overwaarde te verdelen was. De cliënt verwijt de advocaat dat hij zijn declaratie(‘s) op dusdanige wijze heeft berekend dat deze ongeveer overeenkom(t)en met de overwaarde van het huis.
De cliënt heeft als gevolg van het handelen c.q. nalaten van de advocaat materiële en immateriële schade geleden en verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding ten laste van de advocaat vast te stellen waarbij de cliënt voorstelt dat de openstaande declaratie(‘s) wordt verminderd tot een bedrag van ongeveer € 3.000,–.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het de commissie gebleken dat de cliënt zich met name beklaagt over het feit dat de advocaat voor een grote hoeveelheid brieven zonder bijzondere inhoud verhoudingsgewijs te veel tijd heeft geschreven. De commissie constateert dat de advocaat voor deze nauwelijks juridisch te noemen verrichtingen 6 tot 12 minuten in rekening heeft gebracht. De commissie acht het niet redelijk dat de advocaat voor dergelijke eenvoudige werkzaamheden 6 tot 12 minuten heeft geschreven, temeer nu deze handelwijze voor een aanzienlijke ophoping van de kosten heeft gezorgd.
Van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag bovendien worden verwacht dat hij de cliënt ervoor waarschuwt dat het financiële belang van de zaak, te weten het belang van de boedelscheiding, niet in verhouding staat tot de kosten die met het uitvechten van elk onderdeel van deze boedelscheiding gepaard gaan en dat hij de cliënt ervan probeert te overtuigen dat het bereiken van overeenstemming de voorkeur geniet boven het verkrijgen van gelijk of genoegdoening. Het is de commissie niet gebleken dat de advocaat de cliënt overeenkomstig vorenstaand criterium heeft geïnformeerd. De commissie acht het maandelijks verzenden van een nota niet voldoende om aan deze informatieplicht te voldoen.In zoverre acht de commissie de klacht van de cliënt dan ook gegrond.
Anderzijds stelt de commissie vast dat de cliënt ondanks de oplopende rekeningen steeds heeft aangedrongen op het uitvechten van onderdelen die gelet op het totale belang van de boedelscheiding een relatief geringe waarde vertegenwoordigden en de cliënt ook heeft ingestemd met elke stap. Bovendien blijkt uit het overgelegde dossier dat de advocaat een aanzienlijk aantal gesprekken met de cliënt heeft moeten voeren om de bij hem opgelopen gemoederen te bedaren.
Met betrekking tot de klachten van de cliënt aangaande de daadkracht van advocaat, zijn bijdrage aan de totstandkoming van het convenant en de beweerdelijk toegepaste vertragingstechniek stelt de commissie vast dat van deze verwijten niets is gebleken. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de commissie afdoende dat het convenant mede tot stand is gebracht door de inspanningen van de advocaat, die door het inventariseren van de overgebleven probleempunten de ontstane impasse in de onderhandelingen heeft te weten doorbreken. De commissie is dan ook van oordeel dat de advocaat in die zin heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht en de klachten van de cliënt in zoverre ongegrond moeten worden verklaard.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht van de cliënt ten dele gegrond is. Hierin ziet de commissie aanleiding de openstaande declaratie naar redelijkheid en billijkheid te verminderen. De commissie acht het met het oog op de aard van de zaak en het aantal uren dat een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat hieraan naar verwachting besteed redelijk en billijk de totale betalingsverplichting vast te stellen op € 5.500,– inclusief BTW en kantoorkosten doch exclusief de wettelijke rente vanaf 16 maart 2003.
De door de cliënt gevorderde vergoeding voor immateriële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking nu de cliënt niet aannemelijk heeft gemaakt dat er verband is tussen het handelen van de advocaat en de ziekte c.q. ziekmelding van de cliënt.
Met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten overweegt de commissie dat zij slechts in bijzondere gevallen vergoeding van kosten toewijst. De commissie acht in dit geval geen bijzondere omstandigheden aanwezig om een vergoeding voor deze kosten toe te kennen en wijst dit dan ook af.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie stelt de betalingsverplichting van de cliënt vast op € 5.500,– (inclusief BTW en kantoorkosten) te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 16 maart 2003.
Overeenkomstig het reglement van de commissie wordt het klachtengeld over partijen verdeeld zodat de cliënt aan de advocaat, die deze kosten heeft voldaan, een bedrag van € 89,25 dient te vergoeden.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Aan de cliënt wordt een bedrag van € 536,29 (€ 6.125,54 minus € 5.500,– minus € 89,25) gerestitueerd.
Aan de advocaat wordt een bedrag van € 5.589,25 (€ 5.500,– plus € 89,25) overgemaakt.
De cliënt wordt veroordeeld tot het betalen aan de advocaat van de wettelijke rente over een bedrag van € 5.500,– vanaf 16 maart 2003 tot de dag van de algehele betaling.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist op 9 januari 2004 door de Geschillencommissie Advocatuur.