Advocaat dient tijdig actie te ondernemen indien de feiten dit nodig maken

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Schade    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV02-0044

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de uitvoering van de opdracht aan de advocaat om bijstand inzake de echtscheiding van cliënt, de kwaliteit van de dienstverlening en de hoogte van de declaraties die de advocaat terzake heeft verzonden.   De cliënt heeft een gedeelte van de declaratie ter grootte van € 5.094,46 niet voldaan en dit bedrag overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.   Standpunt van de cliënt    Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak:   De cliënt verwijt de advocaat, althans mede diens voormalig kantoorgenoot [naam kantoorgenoot advocaat] van wie de advocaat de zaak heeft overgenomen, dat hij hem onvolledige en gebrekkige informatie heeft verstrekt hetgeen ertoe heeft geleid dat de cliënt pas in februari 2002 vernam dat een echtscheidingsverzoek ook kan worden ingediend voordat een definitieve regeling omtrent de omgangsregeling en hoogte kinderalimentatie is vastgesteld.   Toen de cliënt de advocaat op 4 juli 2001 benaderde om zijn echtscheiding af te handelen, gaf deze te kennen dat voor een scheiding de (boedel-)scheiding, de omgangsregeling en de (kinder-)alimentatie geregeld moeten zijn. Na de behandeling voorlopige voorziening is de cliënt op zoek gegaan naar een nieuwe woning. Begin augustus 2001 heeft de echtgenote van de cliënt beslag gelegd op de rekeningen van de cliënt. Dit beslag is pas begin april 2002 opgeheven waardoor de cliënt een overbruggingskrediet diende af te sluiten om zijn nieuwe woning te financieren. Zolang de formele scheiding niet was uitgesproken en de cliënt niet kon beschikken over de afkoopsom van zijn echtgenote in het kader van de (boedel-)verdeling, diende de cliënt gebruik te blijven maken van dit krediet met alle kosten van dien.   Ook verwijt de cliënt de advocaat dat hij geen antwoord krijgt op zijn vragen zoals of en zo ja hoe de hoogte van de kinderalimentatie in relatie tot de omgangsregeling moet worden bepaald. Ook zijn vragen over de afwikkeling van een erfenis van zijn echtgenote in relatie tot de (boedel-)verdeling en een toelichting van de wederpartij over de verdeling van de pensioenaanspraken en de koopsompolissen heeft de cliënt nimmer beantwoord gezien.   De cliënt is verder van mening dat de kwaliteit van de geleverde diensten niet in verhouding staat tot de hoogte van de declaraties en dat de advocaat zich onvoldoende heeft ingespannen de belangen van de cliënt te behartigen zowel op het materiële vlak (boedelverdeling en hoogte kinderalimentatie) als op het immateriële vlak (de omgangsregeling). Zo heeft de advocaat geen enkele inspanning geleverd om een verrekening van de bijkomende kosten voor de aanschaf van de nieuwe woning van de cliënt bij de (boedel-)verdeling te betrekken.   Nadat de cliënt eind september 2001 een koopovereenkomst had getekend voor zijn nieuwe woning heeft hij de advocaat aangegeven dat voor de datum van overdracht op 1 april 2002 de scheiding rond moest zijn. In de zes maanden die hiertussen lagen heeft de cliënt de advocaat regelmatig aangespoord om de definitieve (boedel-)verdeling tijdig met de wederpartij af te ronden.   Op 7 februari 2002 – na het vertrek van [naam kantoorgenoot advocaat] – heeft een gesprek plaatsgevonden met de advocaat en zijn stagiaire [naam stagiaire advocaat[ waarin de cliënt zijn ongenoegen over de werkwijze van [naam kantoorgenoot advocaat[ heeft toegelicht. In dit gesprek heeft de advocaat hem toegezegd dat de zaak voor de overdrachtsdatum van zijn woning zou worden afgewikkeld. Eerst tijdens dit gesprek werd het de cliënt duidelijk dat de formele scheiding kon plaatsvinden zonder dat er definitieve overeenstemming was bereikt over de omgangsregeling en de kinderalimentatie. Tot dat moment ging de cliënt ervan uit dat er geen noodzaak was om de (boedel-)verdeling af te ronden zolang de zitting over de omgangsregeling niet had plaatsgevonden.   Na het gesprek van 7 februari 2002 was de advocaat vrijwel onbereikbaar voor overleg en voelde de cliënt zich genoodzaakt zelf contact op te nemen met de advocaat van de wederpartij om de zaak af te wikkelen. Desondanks is het gezamenlijk scheidingsverzoek niet voor 1 april 2002 ingediend en heeft de cliënt de overdrachtsdatum met een week uitgesteld waarvoor hij een boete heeft moeten voldoen. Dat de overdracht op 8 april 2002 heeft plaatsgevonden acht de cliënt te danken aan de advocaat van de wederpartij die een vaststellingsovereenkomst heeft opgesteld op basis waarvan medeondertekening van zijn echtgenote van de transport- en hypotheekakte mogelijk werd. Deze akten moeten na de scheiding worden aangepast hetgeen extra kosten met zich mee heeft gebracht. Tot slot meent de cliënt dat hem ten onrechte uren in rekening zijn gebracht voor de interne overdracht van zijn dossier als gevolg van het vertrek van [naam kantoorgenoot advocaat].   Als gevolg van de gebrekkige advisering in en afhandeling van de echtscheiding vanaf met name januari 2002 is de cliënt geconfronteerd geworden met extra kosten gemaakt in verband met de aanschaf van een nieuwe woning die bij voortvarend handelen van de advocaat voorkomen hadden kunnen worden. De cliënt meent dan ook dat hij als gevolg van het nalaten van de advocaat schade heeft geleden welke hij stelt op € 3.615,66 en verzoekt de commissie in redelijkheid een vergoeding vast te stellen waarbij rekening gehouden kan worden met het nog openstaande bedrag aan declaraties.   Standpunt van de advocaat   Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak:   Na het vertrek van [naam kantoorgenoot advocaat] heeft de advocaat met behulp van [naam stagiaire advocaat], een beginnend advocaat-stagiaire, de inhoudelijke behandeling van de zaak overgenomen. Uit het dossier blijkt niet dat de cliënt reeds medio september / oktober 2001 klachten had omtrent de behandeling van zijn zaak door [naam kantoorgenoot advocaat]. [naam kantoorgenoot advocaat] heeft tijdig dan wel binnen bekwame tijd gereageerd op verzoeken van de cliënt en getracht de nodige spoed te betrachten in het overleg met de wederpartij om te komen tot definitieve afspraken. Daarbij is [naam kantoorgenoot advocaat] afhankelijk geweest van de medewerking van de wederpartij. [naam kantoorgenoot advocaat] en de advocaat hebben de cliënt verder geadviseerd tot een totaal-regeling te komen waarbij alle zeken tegen finale kwijting worden geregeld. Dit neemt niet weg dat de advocaat in de correspondentie naar de wederpartij heeft aangegeven dat de cliënt graag een bijdrage verwacht in verband met de kosten voor de aanschaf van de nieuwe woning.   Uit het dossier blijkt tevens dat [naam kantoorgenoot advocaat] volledige informatie heeft verschaft over de te volgen procedure bij een echtscheiding. De cliënt heeft met grote regelmaat een veelheid van vragen bij [naam kantoorgenoot advocaat] neergelegd waarbij vaak tijdslimieten werden gesteld die feitelijk onhaalbaar waren. [naam kantoorgenoot advocaat] heeft getracht de vragen van de cliënt zo volledig mogelijk en binnen bekwame termijn te beantwoorden. [naam kantoorgenoot advocaat] heeft tevens op correcte en actieve wijze de belangen van de cliënt behartigd en de diverse verzoeken van de cliënt op correcte wijze voorgelegd aan de rechter. De termijnen die de Rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming in acht nemen kunnen niet aan [naam kantoorgenoot advocaat] worden verweten.   De vele werkzaamheden die het gevolg waren van de uitvoerige verzoeken en verlangens van de cliënt hebben de hoogte van de declaraties beïnvloed terwijl de wijze van financiële honorering van de werkzaamheden op voorhand aan de cliënt kenbaar is gemaakt. Bovendien betwist de cliënt niet dat de werkzaamheden daadwerkelijk overeenkomstig de urenspecificatie zijn verricht. Het verwijt dat de advocaat voor de cliënt niet bereikbaar zou zijn geweest, is onjuist. De wijze waarop de cliënt zijn zaak wenste afgewikkeld te zien was echter niet mogelijk hetgeen de cliënt ook te kennen is gegeven.   De verwijten van de cliënt zijn gelegen in de uitdrukkelijk afgeraden aankoop van een eigen woning alvorens tot definitieve boedelscheiding was gekomen en de daarmee gepaard gaande financiële verplichtingen. De door de cliënt geleden schade heeft hij dan ook aan zichzelf te wijten. Naar de mening van de advocaat zijn er veelvuldig en voldoende pogingen ondernomen om een regeling buiten rechte te bewerkstelligen. Echter aangezien voor het treffen van een regeling buiten rechte de medewerking van beide partijen noodzakelijk is, is dit helaas niet gelukt.   De advocaat verzoekt de commissie op grond van het voorstaande de klacht ongegrond te verklaren en de vordering van de cliënt af te wijzen.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De commissie stelt vast dat de cliënt vanaf het moment dat hij de koopovereenkomst voor een nieuwe woning had ondertekend duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat het voor hem van essentieel belang was dat de scheiding geregeld moest zijn voordat de overdracht van deze woning plaats zou vinden. Onder deze omstandigheid had de advocaat naar het oordeel van de commissie de echtscheiding los kunnen en moeten koppelen van de (uitkomst van de) omgangsregeling en de kinderalimentatie.   Weliswaar heeft de advocaat de cliënt uitdrukkelijk afgeraden een eigen woning te kopen voordat de definitieve boedelscheiding tot stand was gekomen, de commissie is echter van oordeel dat de advocaat nadat hem bekend was geworden dat de cliënt desondanks een koopovereenkomst had gesloten, voldoende tijd had om de echtscheiding tot stand te brengen en de cliënt dienovereenkomstig te informeren en adviseren. De commissie stelt dan ook vast dat de echtscheiding bij tijdige indiening van een echtscheidingsverzoek ruimschoots voor de datum van overdracht van de woning gerealiseerd had kunnen zijn en de door de cliënt geleden schade vermeden had kunnen worden.   Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat dan ook niet gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat verwacht mag worden en is het advocatenkantoor in deze toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van de dienstverlening aan de cliënt. De schade die de cliënt als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming heeft geleden bestaande uit kosten verband houdende met uitstel van de overdracht van de woning, het oversluiten van de hypotheek- en transportakte en het overbruggingskrediet over de periode april t/m uitspreken echtscheiding, acht de commissie dan ook toewijsbaar en stelt de commissie overeenkomstig de onbetwiste opgave van de cliënt vast op een totaalbedrag van € 3.615,66   Met betrekking tot de klacht betreffende de overdracht van het dossier aan de opvolgende advocaten merkt de commissie op dat op basis van de overgelegde specificatie behorende bij de declaratie van 18 april 2002 en bij gebrek aan betwisting door de advocaat niet kan worden uitgesloten dat een aanzienlijk deel van de hieraan ten grondslag liggende werkzaamheden het directe gevolg is van het vertrek van de behandelend advocaat en het inlezen dan wel inwerken van de opvolgende advocaten. Hierin alsmede in het feit dat de cliënt uiteindelijk zoals onweersproken is gesteld zelf in overleg met de advocaat van de wederpartij is moeten treden teneinde de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap middels een vaststellingsovereenkomst te regelen, ziet de commissie aanleiding een bedrag op het totaal aan nog openstaande declaraties in mindering te brengen. Dit bedrag stelt de commissie naar redelijkheid en billijkheid vast op € 600,–.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is en dat als volgt dient te worden beslist. Daarbij merkt de commissie op dat voor zover door de cliënt aangevoerde argumenten c.q. klachten niet zijn besproken daarvan kan worden afgezien, omdat deze niet tot een andere beslissing kunnen leiden.   Beslissing   De advocaat betaalt aan de cliënt een vergoeding van € 3.615,66.   De commissie vermindert de declaraties die de advocaat voor het verrichten van zijn diensten bij de cliënt in rekening heeft gebracht in die zin dat een bedrag van € 600,– van het nog openstaande deel als niet verschuldigd wordt aangemerkt.   Bovendien dient de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 90,76 aan de cliënt te vergoeden ter zake van de administratiekosten.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 115,–.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.   Aan de cliënt wordt een bedrag van € 4.306,42 (zijnde € 3.625,66 plus € 600,– plus € 90,76) gerestitueerd. Aan de advocaat wordt een bedrag van € 673,04 (zijnde € 5.094,46 minus € 4.306,42 minus € 115,–) overgemaakt. Het restant van € 115,– verblijft aan de commissie.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Aldus beslist op 14 januari 2003 door de Geschillencommissie Advocatuur.