Commissie: Advocatuur
Categorie: Declaratie
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV09-0272
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement). De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Verloop van de procedure Bij brief van 22 oktober 2009 heeft [de advocaat] een geschil aanhangig gemaakt tegen [de cliënt]. De advocaat vordert hierbij onder meer betaling van de openstaande declaraties ter grootte van in totaal € 3.129,72. Namens de commissie is de cliënt verzocht – onder invulling en retournering van het vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierop heeft de cliënt bij brief van 21 januari 2010 en 9 februari 2010 verweer gevoerd. De advocaat is in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de cliënt. De reactie van de advocaat is ter kennisgeving doorgezonden aan de cliënt. 1. Standpunt eiser De advocaat wenst de declaraties, die de cliënt ondanks herhaalde betalingsherinneringen niet heeft voldaan, ter incasso aan de commissie voor te leggen. De advocaat heeft de cliënt rechtsbijstand verleend in een procedure op het gebied van het Intellectueel Eigendom. Voor zijn werkzaamheden heeft de advocaat declaraties verzonden die deels onbetaald zijn gebleven voor een bedrag van € 3.129,72. Uitdrukkelijk is vooraf overeengekomen dat de werkzaamheden op betalende basis zouden worden verricht, waarmee de cliënt ook akkoord is gegaan. Naderhand zijn afspraken gemaakt om alsnog een toevoeging aan te vragen. Vanaf de datum van de aanvraag van de toevoeging worden de werkzaamheden door de Raad voor de Rechtsbijstand vergoed. De daaraan voorafgaande werkzaamheden komen voor rekening van de cliënt. De advocaat verzoekt de commissie de cliënt te veroordelen tot betaling van de openstaande declaraties van in totaal € 3.129,72. 2. Standpunt verweerder De advocaat heeft bij het intakegesprek niet kenbaar gemaakt dat hij niet beschikt over expertise op het gebied van Intellectuele Eigendomszaken. Er is niet gewezen op de mogelijkheid om gesubsidieerde rechtsbijstand aan te vragen. Ook heeft de advocaat het spoedeisend belang verkeerd beoordeeld en is er ten onrechte een voorschotnota geëist van € 2.000,-. De advocaat heeft verzuimd de belangen op een adequate wijze te behartigen. Bovendien heeft de advocaat nimmer inzage verstrekt inzake de nota’s noch een overzicht van de voorschotnota. De cliënt verzoekt de commissie de advocaat terecht te wijzen, de voorschotnota’s terug te laten storten en het maximale vergoedingsbedrag toe te wijzen. 3. Behandeling Op 10 mei 2010 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Beide partijen zijn ter zitting verschenen. Namens de advocaat is verschenen [zijn kantoorgenoot]. Beoordeling van het geschil in conventie en reconventie Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. De advocaat heeft in eerste instantie verzocht de cliënt te veroordelen tot betaling van de openstaande declaraties van in totaal € 5.129,72. In zijn verweerschrift heeft de advocaat gesteld dat daarop nog in mindering dient te worden gebracht de voorschotbetaling van de cliënte van € 2.000,- zodat een vordering resteert van € 3.129,72. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de advocaat bij zijn verweerschrift als bijlage 10 een specificatie bijgevoegd van de werkzaamheden met vermelding van de gemaakte verrichtingen. Ter zitting is namens de advocaat bepleit dat dit een pro forma specificatie betreft aangezien deze door de cliënt is betwist. Uit deze specificatie volgt dat de cliënt een bedrag is verschuldigd van € 5.129,72 inclusief BTW en kantoorkosten. De commissie stelt vast dat de door de advocaat overgelegde specificatie niet als een declaratie kan worden aangemerkt. Immers, de advocaat dient zijn declaratie aldus in te richten dat de cliënt daaruit kan zien hoeveel wordt gerekend voor salaris, verschotten en omzetbelasting. Ook indien een voorschot van de cliënt is ontvangen, behoort de advocaat de bedragen daarvan in de declaratie of afzonderlijk te vermelden en waar nodig en mogelijk te verrekenen. Het door de cliënt betaalde voorschotbedrag van € 2.000,- staat niet op de specificatie vermeld. Naar het oordeel van de commissie voldoet de als bijlage 10 bij het verweerschrift overgelegde ‘declaratie (pro forma)’ niet aan de hiervoor genoemde eisen van declareren. De genoemde specificatie kan naar het oordeel van de commissie niet als declaratie worden aangeduid zodat de advocaat geen opeisbare vordering heeft. Mitsdien dient de advocaat niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. De cliënt heeft verzocht de advocaat terecht te wijzen. Weliswaar is in het reglement van de commissie in artikel 18 bepaald dat de commissie iedere andere beslissing kan nemen die zij redelijk en billijk acht ter beëindiging van het geschil, doch het door de cliënt verzochte is een maatregel van tuchtrechtelijke aard waartoe de commissie niet bevoegd is. De commissie ziet geen reden voor het terug laten storten van de voorschotnota. Het verzoek van de cliënt hieromtrent zal dan ook worden afgewezen. De cliënt heeft zijn vordering tot schadevergoeding op geen enkele wijze onderbouwd, zodat zijn verzoek hieromtrent wordt afgewezen. Gelet op het vorenstaande behoeft naar het oordeel van de commissie hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de advocaat niet-ontvankelijk in zijn vordering; De commissie wijst het door de cliënt verzochte af. Deze uitspraak is aldus gewezen en door de arbiters ondertekend.