Advocaat heeft zich voldoende voor cliënt ingespannen, vaste prijsafspraak is nagekomen

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Kosten    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 19180/23821

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt klaagt over de hoogte van de declaratie van de advocaat. Volgens de cliënt heeft de advocaat zich niet aan de vaste prijsafspraak gehouden. Daarnaast heeft de kantoorgenote van de advocaat de memorie van grieven zonder producties ingediend. De cliënt is niet in de gelegenheid gesteld om deze te controleren en aan te vullen. Ook is ineens de samenwerking beëindigd. De advocaat is het niet eens met de stellingen van de cliënt en vindt dat ze ongegrond verklaard moeten worden. De commissie oordeelt dat de vaste prijsafspraak is nagekomen. Verder geeft de commissie aan dat niet is gebleken dat de latere indiening van de producties van de memorie van grieven, van invloed is geweest op de uitkomst van de procedure. De kantoorgenote van de advocaat kreeg kritiek van de cliënt, wat zij als blijk van onvoldoende vertrouwen in haar functioneren als advocaat heeft ervaren. Verdere samenwerking leek daarom niet in het belang van de cliënt te zijn, waardoor beëindiging van de samenwerking gerechtvaardigd is. De klachten zijn ongegrond.

Volledige uitspraak

Ondergetekenden:

de heer mr. A.G.M. Zander te [plaatsnaam], mevrouw mr. M.J. de Groot te [plaatsnaam] en de heer mr. C.J.J. Havermans te [plaatsnaam], die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de opdrachtbevestiging van 28 mei 2019, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).

De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Behandeling van het geschil
Op 25 september 2020 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mw. [naam secretaris] fungerend als secretaris.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

Beide partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun respectievelijke standpunten toegelicht.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het vragenformulier van 6 januari 2020, de reactie op het verweerschrift van 9 maart 2020, de brieven van 30 maart en 1 mei 2020.

De klacht van de cliënt heeft betrekking op de hoogte van de declaratie en op de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. In de kern komt zijn standpunt op het volgende neer.

Er is een vaste prijsafspraak gemaakt van € 2.520,– exclusief BTW en exclusief 6% kantoorkosten en verschotten met de advocaat. De cliënt heeft dit bedrag van € 2.520,– vermeerderd met BTW ook betaald. [Naam kantoorgenote], kantoorgenote van de advocaat en inmiddels niet meer aan het kantoor van de advocaat verbonden, heeft de zaak in behandeling genomen. [Naam kantoorgenote] heeft zich niet aan de prijsafspraak gehouden. Op 3 december 2019 heeft [naam kantoorgenote] zich onttrokken aan de zaak. Hierdoor moest de cliënt voor de zaak een andere advocaat inschakelen. Hij is daardoor duurder uit dan de afgesproken prijs met de advocaat. De advocaat weigert om de kosten van € 2.520,– terug te betalen.

Voor wat betreft de inhoudelijke behandeling van zijn zaak klaagt de cliënt dat [naam kantoorgenote] de memorie van grieven zonder producties heeft ingediend en hij niet in de gelegenheid is gesteld deze memorie voordat deze werd ingediend te controleren en aan te vullen met producties. Hij ontving het concept voor de memorie midden in de nacht en de producties, die hij wel aan [naam kantoorgenote] had verstrekt, zaten er niet bij. [Naam kantoorgenote] heeft hem bovendien verkeerd ingelicht door aan te geven dat de producties achteraf nog zouden kunnen worden ingediend. Op 3 december 2019 heeft [naam kantoorgenote] zich vervolgens onttrokken aan de zaak. De negatieve beslissing van het gerechtshof van 14 juli 2020 is aan de wijze van optreden van [naam kantoorgenote] te wijten. De memorie van grieven was niet goed onderbouwd en de producties waren niet ingediend. Vanwege de vaste prijsafspraak is niet genoeg tijd en inzet besteed aan de zaak.

De cliënt verlangt een redelijke vergoeding. De cliënt wenst zijn betaling van € 2.520,– terug te ontvangen en hij verlangt de kosten van de nieuwe advocaat vergoed te krijgen. De cliënt wijst er in dit kader op dat de kosten van de opvolgend advocaat € 5.812,48 inclusief BTW hebben bedragen. De cliënt verzoekt daarnaast om vergoeding van de proceskostenveroordeling in hoger beroep, een bedrag van € 6.193,–.

Ter zitting heeft de cliënt nog – onder meer in reactie op vragen van de arbiters – het volgende naar voren gebracht. Uiteindelijk is in de procedure bij het Hof nog een akte met producties genomen, na de ingediende memorie, maar dat is door een andere advocaat gedaan. Het is geen goede zaak dat de advocaat de zaak binnen haar kantoor aan [naam kantoorgenote] heeft overgedragen. Dat heeft voor de cliënt grote gevolgen gehad. [Naam kantoorgenote] vond het bedrag dat zij voor de zaak kreeg kennelijk te weinig, waardoor haar motivatie en inzet minder was. De cliënt heeft nog navraag gedaan bij [naam kantoorgenote] over aanvulling van de vaste prijs, hetgeen tot irritaties leidde. Hij is de dupe geworden van de interne communicatie daarover binnen het kantoor van de advocaat. Het indienen van de producties werd steeds uitgesteld en [naam kantoorgenote] had de hoop dat de wederpartij niet zou reageren op de memorie van grieven. De cliënt vreesde dat hij weer opeens midden in de nacht een e-mail zou krijgen en dat hij voor 10:00 uur de volgende ochtend zou moeten reageren. Dat de samenwerking pas zo laat is beëindigd heeft ertoe geleid dat de opvolgend advocaat niet goed voorbereid was op een pleidooi bij het gerechtshof en hij alsnog producties moest indienen terwijl het uitgangspunt een niet goed onderbouwde memorie van grieven was.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het verweerschrift van 3 maart 2020 en de brieven van 23 maart 2020 en 10 april 2020. In de kern komt het betoog van de advocaat op het volgende neer.

Het is juist dat een vaste prijs is overeengekomen met de cliënt. Meer dan die overeengekomen vaste prijs is aan hem ook niet in rekening gebracht. De cliënt heeft overigens op een gegeven moment zelf aangeboden meer te betalen, maar daar is niet op ingegaan. [Naam kantoorgenote] heeft – ondanks dat bleek dat de kwestie omvangrijker was dan ingeschat – aangegeven dat zij de prijsafspraak ongewijzigd wilde laten. De prijsafspraak heeft niet aan de inzet en de kwaliteit van de dienstverlening in de weg gestaan. Ook heeft [naam kantoorgenote] zich maximaal ingespannen om verbreking van de samenwerking te voorkomen. De gevolgen van de verbreking van de samenwerking dienen redelijkerwijs niet voor rekening van de advocaat te komen. Door [naam kantoorgenote] is zo’n 40 uur aan het dossier besteed á € 217,80 inclusief BTW. De vaste prijsafspraak komt op de helft van dat bedrag uit. De cliënt heeft dan ook geen recht op vermindering danwel nihilstelling van het overeengekomen bedrag. Het eerder gedane aanbod om het bedrag terug te betalen aan de cliënt is gedaan onder de voorwaarde dat de cliënt de klachten bij de commissie en bij de Orde van Advocaten zou intrekken, zodat dit aanbod nu niet langer geldt.

Met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening merkt de advocaat op dat de memorie van grieven met instemming van de cliënt zonder producties is ingediend. Deze producties zijn later, nadat de wederpartij de memorie van antwoord had genomen, alsnog ingediend. De overweging om deze niet bij memorie van grieven maar later in te dienen is met de cliënt afgestemd en besproken.

De samenwerking is uiteindelijk beëindigd vanwege het onprettige verloop daarvan. De cliënt had reeds meerdere malen zijn vertrouwen in [naam kantoorgenote] opgezegd. De samenwerking was ook niet meer in het belang van de cliënt. De vaste prijsafspraak stond daar los van.

Ter zitting heeft de advocaat nog het volgende naar voren gebracht. Het is juist dat de producties uiteindelijk door de opvolgend advocaat zijn ingediend. De producties werden laat ontvangen en het was onduidelijk wat de cliënt wilde. [Naam kantoorgenote] heeft ontzettend haar best gedaan. Zij ontving van kantoor een vast salaris; de prijsafspraak raakte haar niet. Wellicht is bij de inname van de zaak een verkeerde inschatting gemaakt en was het afgesproken tarief te laag. De cliënt belde soms zes keer per dag, wilde keer op keer een afspraak inplannen en het dossier was omvangrijk. Het kan zo zijn dat [naam kantoorgenote] de cliënt er op heeft aangesproken dat hij veel van haar tijd in beslag nam, maar zij was hierdoor niet minder gemotiveerd. [Naam kantoorgenote] heeft de vaste prijsafspraak gelaten voor wat het was. De samenwerking werd op den duur minder goed tussen [naam kantoorgenote] en de cliënt en bovendien uitte de cliënt zijn wantrouwen in het functioneren van [naam kantoorgenote]. Dan moet de vraag gesteld worden of de belangen van de cliënt nog wel goed behartigd kunnen worden. Er is hier verschillende keren met de cliënt over gesproken. Vervolgens verliep de samenwerking dan weer even goed maar dat duurde nooit lang. De memorie van grieven is op tijd ingediend. Besproken is met de cliënt dat de producties tot de dag voor de zitting nog ingediend kunnen worden. Er is geen sprake van een opzet om de producties niet in te dienen teneinde de wederpartij niet wijzer te maken.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overwegen de arbiters het volgende.

De arbiters beslissen naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

In deze zaak gaat het daarbij om de vragen of ¬- gezien voormelde maatstaf – de advocaat heeft mogen vasthouden aan het afgesproken vaste tarief, of [naam kantoorgenote] de memorie van grieven zonder producties heeft kunnen indienen en of zij er toe mocht overgaan de samenwerking te beëindigen.

Ten aanzien van het door de advocaat aan de cliënt in rekening gebrachte tarief
De cliënt heeft (het kantoor van) de advocaat benaderd voor het verlenen van juridische bijstand. Uit de opdrachtbevestiging van 28 mei 2019 van (het kantoor van) de advocaat aan de cliënt blijkt het tussen partijen overeengekomen tarief van € 2.520,–, te betalen in twee termijnen, en te vermeerderen met eventuele verschotten. De arbiters stellen vast dat uit de stukken en ter zitting is gebleken dat beide partijen de vaste prijsafspraak erkennen en dat ook is komen vast te staan dat de prijsafspraak is nagekomen. De cliënt is immers enkel het afgesproken bedrag in rekening gebracht en dit bedrag is door de cliënt betaald. Het is de arbiters niet gebleken dat er reden is te veronderstellen dat de advocaat daarbij niet gehandeld heeft als een redelijk handelende en redelijk bekwame advocaat. Het gegeven dat de overeenkomst op een gegeven moment door [naam kantoorgenote] is beëindigd en de cliënt vervolgens een andere advocaat heeft moeten inschakelen om de zaak op te pakken, maakt dat niet anders.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van het indienen van de memorie van grieven
De arbiters stellen voorop dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding dient te nemen en vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen hoe de belangen van de cliënt(e) het beste zijn gediend. De arbiters merken voorts nog op dat bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis.
Niet is in deze zaak komen vast te staan dat [naam kantoorgenote] zich onvoldoende voor de cliënt heeft ingespannen. De cliënt klaagt over het zonder producties indienen van de memorie van grieven. De arbiters begrijpen dat het de voorkeur van de cliënt had om de producties gelijk bij de memorie van grieven gevoegd te hebben, maar niet kan worden vastgesteld dat [naam kantoorgenote] door dit niet te doen niet heeft gehandeld als een redelijk handelende en redelijk bekwame advocaat. Vast staat dat de producties later in de procedure alsnog zijn overgelegd en niet is gebleken dat de latere indiening van de producties van invloed is geweest op de uitkomst van de procedure voor het gerechtshof.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van het beëindigen van de samenwerking
De arbiters achten het voorstelbaar dat de cliënt teleurgesteld was toen [naam kantoorgenote] de samenwerking beëindigde. Bij de samenwerking tussen de advocaat en de cliënt is wederzijds vertrouwen een belangrijk punt. In de onderhavige zaak is echter niet vast te stellen dat het aan de één of aan de ander te (ver)wijten is dat de samenwerking niet langer liep. Voor de cliënt was kennelijk het vertrouwen geschaad door de wijze waarop is gekomen tot het indienen van de memorie van grieven. De arbiters leiden echter eveneens uit hetgeen ter zitting is besproken af dat [naam kantoorgenote] heeft proberen uit te leggen waarom zij de producties later ging indienen, maar dat de cliënt daar geen begrip voor heeft kunnen opbrengen. De kritiek die [naam kantoorgenote] vervolgens kreeg heeft zij als blijk van onvoldoende vertrouwen in haar functioneren als advocaat ervaren. Door het een en ander is de samenwerking tussen partijen kennelijk zo onder druk komen te staan dat een verdere samenwerking haar niet in het belang van de cliënt leek te zijn, waardoor [naam kantoorgenote] zich op een gegeven moment genoodzaakt zag om de overeenkomst te beëindigen. Dit komt de arbiters niet onredelijk voor. Het beëindigen van de samenwerking heeft zij bovendien niet dermate ontijdig gedaan dat dit de belangen van de cliënt in de lopende gerechtelijke procedure heeft geschonden.

De klacht hierover is dan ook ongegrond.

Nu de klachten van de cliënt ongegrond zijn, bestaat geen grond voor de vordering(en) tot schadevergoeding.

Nu de klachten van de cliënt ongegrond zijn is het oordeel van de commissie voorts gerechtvaardigd dat de kosten van deze arbitrage voor rekening van de cliënt komen. De cliënt heeft deze kosten reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de arbiters – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De arbiters

– verklaren de klacht van de cliënt ongegrond, en
– wijzen het door de cliënt verlangde af.