Advocaat moet duidelijk uiteenzetten in welke hoedanigheid zij optreedt en of het togatarief al dan niet van toepassing is

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Informatie    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV02-0102

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil betreft de uitvoering van de opdracht aan de advocaat om bijstand inzake de echtscheiding van cliënt, de kwaliteit van de dienstverlening en de hoogte van de declaraties die de advocaat terzake heeft gezonden.
 
De cliënt heeft de declaratie ter grootte van € 235,13 niet voldaan en dit bedrag overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.
 
Standpunt van de cliënt
 
Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak.
 
De cliënt verwijt de advocaat, die in de echtscheidingszaak tussen de cliënt en zijn (toenmalige) echtgenote voor beiden is opgetreden, dat zij meer dan eens gesprekken heeft gevoerd met zijn echtgenote zonder dat de cliënt daarvan op de hoogte was. Deze niet professionele werkwijze, die in strijd is met haar rol van mediator, heeft afbreuk gedaan aan de vertrouwensrelatie en heeft de schijn van partijdigheid gewekt. Bovendien had de advocaat gezien de psychische problemen van zijn echtgenote, van welke toestand de cliënt de advocaat op de hoogte had gesteld, niet met haar alleen mogen overleggen.
 
De cliënt verwijt de advocaat tevens dat partijen niet tot ondertekening van het convenant zijn gekomen terwijl ook de inhoud van de concepten convenant volstrekt onvoldoende is. De meest elementaire gegevens zoals bank en bankrekeningnummers van de spaarrekeningen van de kinderen en het saldo ervan ontbreken. Door het ontbreken van een ondertekend convenant kan zijn voormalig echtgenote hem de mogelijkheid om toezicht uit te oefenen beletten. De cliënt is hierdoor het totale overzicht op de boedel en het vermogen van de kinderen kwijt. Door het ontbreken van een ondertekend convenant heeft de cliënt ook geen inzicht meer in de effectenrekeningen van de kinderen. Als gevolg hiervan weet de cliënt niet welk vermogen fiscaalrechtelijk bij welke partij moet worden verantwoord.
 
Ook verwijt de cliënt de advocaat dat het convenant niets meldt over de verplichtingen c.q. rechtshandelingen die de echtgenote gedurende de echtscheidingsprocedure is aangegaan respectievelijk heeft gepleegd terwijl deze verstrekkende gevolgen voor de cliënt hebben. Bovendien verwijt de cliënt de advocaat dat zij terwijl zij hiervan op de hoogte was geen maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat zijn echtgenote voor de financiering van een huis de spaarrekeningen van de kinderen leeghaalde.
 
De afhandeling van de klacht van de cliënt op kantoorniveau is door de advocaat zelf geschied hetgeen de onafhankelijkheid en objectiviteit van de klachtenprocedure teniet heeft gedaan. De afhandeling en de toonzetting van de brief van de advocaat van 28 maart 2002 waarmee de klacht is afgehandeld acht de cliënt bijzonder grievend.
 
Met betrekking tot de (hoogte van de) declaratie merkt de cliënt op dat de advocaat het intakegesprek volledig in rekening heeft gebracht terwijl het eerste uur gratis zou zijn.
 
Ter zitting heeft de cliënt verder nog – in hoofdzaak – aangevoerd dat tijdens het intakegesprek geen afspraken over het uurtarief zijn gemaakt maar dat de advocaat desgevraagd slechts een globaal bedrag heeft genoemd en dat de advocaat door middel van een sticker bij de voordeur zich afficheert met het togatarief hetgeen inhoudt dat zij dit dan ook niet in rekening moet brengen.
 
De advocaat heeft zich onvoldoende ingespannen voor de cliënt en zijn kinderen waardoor zij schade heeft toegebracht ter grootte van € 9.000,–. Nu er sprake is van een aan de advocaat te wijten vertrouwensbreuk zal de cliënt zich moeten wenden tot een andere advocaat die opnieuw onderhandelingen zal moeten voeren. De kosten hiervan dienen ten laste van de advocaat te komen. Ter zitting verzoekt de cliënt de advocaat tevens te veroordelen tot betaling van de kosten van expertise ad € 180,– die hij in verband met de onderhavige procedure heeft moeten maken.
 
Standpunt van de advocaat
 
Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak.
 
De advocaat heeft op verzoek van partijen beider belangen behartigd in de aanhangig te maken echtscheidingsprocedure. Hiertoe zou een gemeenschappelijk verzoekschrift met convenant worden ingediend. De advocaat is niet opgetreden als mediator. De advocaat merkt op dat partijen direct opdracht hebben gegeven de echtscheiding te regelen zodat geen sprake is van een informatief gesprek waarvan het eerste halfuur niet in rekening gebracht wordt (togatarief).
 
Naar aanleiding van het eerste gesprek heeft de advocaat een concept convenant en een concept draagkrachtberekening opgesteld. In het concept convenant zijn alle van belang zijnde punten betreffende de echtscheiding en de verdeling aan de orde gekomen. Het eerste concept convenant bevatte echter dermate veel punten die nog niet onderling waren geregeld dat de advocaat heeft voorgesteld alvast de echtscheiding en de kinderalimentatie te regelen, met welk voorstel partijen hebben ingestemd. De aldus verkregen echtscheidingsbeschikking is ingeschreven op 20 augustus 2001. Tijdens één van de besprekingen met partijen die in augustus en september hebben geleid tot aanpassingen van het concept convenant, bleek dat de echtgenote van de cliënt zonder toestemming van de cliënt en buiten medeweten van de advocaat een huis had gekocht.
 
Tijdens de bespreking van 10 oktober 2001 heeft de advocaat geconstateerd dat partijen niet op een lijn te krijgen waren. De advocaat heeft partijen geadviseerd om ieder een eigen advocaat te zoeken aangezien er sprake was van tegenstrijdige belangen. Echter gezien de door de echtgenote gesloten koopovereenkomst heeft de advocaat mede op verzoek van de notaris daarna nog een deelconvenant opgesteld waarin de partiële verdeling van de echtelijke woning tot stand werd gebracht. Hierna heeft de advocaat haar laatste declaratie gemaakt.
 
De advocaat heeft met beide (ex-)echtelieden afzonderlijk gesproken omdat zij dit noodzakelijk achtte om partijen op één lijn te krijgen. De advocaat ontkent dat het convenant moest worden gewijzigd omdat zij als gevolg van deze afzonderlijke gesprekken partijdig zou hebben gehandeld.
 
De advocaat merkt tevens op dat de cliënt pas ruimschoots na de beëindiging van haar werkzaamheden klachten heeft geuit over haar optreden; cliënt heeft de advocaat uitsluitend benaderd over de hoogte van de declaraties. Indien de cliënt de advocaat ondeskundig vond, had hij dit onverwijld moeten melden.
 
De advocaat ontkent dat de cliënt ooit enige mededeling heeft gedaan over gestelde verkwisting van het vermogen van de kinderen door zijn echtgenote terwijl zij er bovendien op wijst dat de vermogensrechtelijk gevolgen tussen partijen in een echtscheidingsprocedure niet het vermogen van de kinderen betreffen aangezien daarop de wettelijke bepalingen inzake bewind van toepassing zijn. Dit is geen onderwerp dat regeling behoeft in een echtscheidingsconvenant, temeer niet nu van de wettelijke bepalingen niet mag worden afgeweken.
 
Ten aanzien van de declaratie erkent de advocaat dat hierin een aantal onvolkomenheden zijn gesloten die zij heeft getracht te corrigeren naar tevredenheid van de cliënt. Gezien het aantal uren dat zij aan de zaak heeft besteed en het overeengekomen honorarium meent de advocaat dat zij de declaraties zeer redelijk heeft aangepast en alleszins tegemoet is gekomen aan de bezwaren van klager.
 
De advocaat heeft haar werkzaamheden beëindigd wegens tegenstrijdige belangen en niet vanwege een vertrouwensbreuk. Zij acht het dan ook volstrekt onredelijk dat de cliënt stelt dat zij de kosten van een andere advocaat zou moeten dragen om het convenant af te maken; temeer nu de cliënt zelf reeds anderhalf jaar stilzit en nog geen nieuwe advocaat heeft ingeschakeld.
 
Gezien het bovenstaande is de advocaat van mening dat de klacht dient te worden afgewezen.
 
Beoordeling van het geschil
 
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
 
Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat bij het eerste gesprek in onvoldoende mate aan de cliënt uiteengezet in welke hoedanigheid zij zou optreden, te weten als (gezamenlijk) advocaat of als mediator. Bovendien heeft de advocaat nagelaten schriftelijk te bevestigen welke positie zij ten opzichte van partijen zou innemen alsmede welk tarief zij voor haar diensten in rekening zou brengen. De verwarring die hierover aanvankelijk bij de cliënt is ontstaan, acht de commissie dan ook aan de advocaat te wijten.
 
Uit het verhandelde ter zitting is het de commissie omtrent het al dan niet hanteren van het togatarief gebleken dat op of bij de voordeur van het kantoor van de advocaat een sticker is geplakt waarop is vermeld TOGA-tarief (Tarief Oriënterend Gesprek Advocaat) op grond waarvan het eerste half uur gratis kan zijn. De commissie is van oordeel dat de advocaat op basis van deze openbare aanprijzing verplicht is de cliënt ongevraagd te informeren indien het togatarief niet van toepassing is en dat zij in elk geval de toepasselijkheid van dit tarief tijdens het eerste gesprek ter sprake had moeten brengen. In die zin acht de commissie de klacht van de cliënt dan ook gegrond.
 
Daartegenover stelt de commissie vast dat de cliënt de declaraties, waarin de advocaat haar werkzaamheden – waaronder de eerste bespreking – tegen het door haar gestelde overeengekomen uurtarief in rekening heeft gebracht, zonder enig protest heeft behouden en voldaan. Daarbij merkt de commissie op dat de advocaat de cliënt gelijktijdig de specificatie van de rekeningen heeft toegezonden en dat daar onder meer duidelijk uit blijkt dat zij de eerste bespreking volledig in rekening heeft gebracht. Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de commissie voor de hand geleden dat de cliënt zijn bezwaren tegen het in rekening gebrachte uurtarief c.q. de betwiste posten direct kenbaar had gemaakt of op zijn minst de rekeningen onder protest had betaald.
 
In bovenstaande feiten en omstandigheden ziet de commissie aanleiding de declaratie(‘s) die de advocaat voor het verrichten van haar diensten bij de cliënt in rekening heeft gebracht naar redelijkheid en billijkheid te verminderen in die zin dat het nog openstaande deel van de declaratie zijnde € 235,13 als niet verschuldigd zal worden aangemerkt. Het in depot gestorte bedrag zal aan de cliënt worden gerestitueerd.
 
Met betrekking tot de klacht van de cliënt dat partijen als gevolg van het handelen c.q. nalaten van de advocaat niet tot ondertekening van het convenant zijn gekomen en de inhoud van de concepten convenant onvoldoende zou zijn, overweegt de commissie dat het feit dat de inspanningen van de advocaat niet zijn afgerond met een door beide partijen ondertekend convenant waarin alle zaken geregeld zijn niet aan de advocaat kan worden toegerekend. Dat het niet zover gekomen is, ligt niet aan de advocaat maar aan partijen die immers de inhoud van die overeenkomst bepalen. De commissie acht het in dit verband onaannemelijk dat de aankoop van een (tweede) woning door de vrouw het enige breekpunt in de convenantbesprekingen was. Aangezien de advocaat dit punt op vrij eenvoudige en snelle wijze afdoende heeft opgelost door het opstellen van een deelconvenant, acht de commissie het veeleer aannemelijk dat partijen ten tijde van de bespreking van het tweede concept convenant te zeer van mening bleven verschillen over onder meer het (beheer van het) vermogen van de kinderen om nog tot overeenstemming te kunnen geraken.
 
Onder deze omstandigheden mag van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat worden verwacht dat deze zich uit de zaak terugtrekt. De commissie is dan ook van oordeel dat de advocaat op goede gronden zich uit de zaak heeft teruggetrokken en partijen heeft geadviseerd om ieder een eigen advocaat te raadplegen.
 
Ten aanzien van het eenzijdig contact dat de advocaat erkend te hebben gehad, stelt de commissie vast dat niet gesteld of gebleken is dat dit contact voor de ander verborgen is gebleven, terwijl de cliënt evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat de advocaat als gevolg hiervan de belangen van de één heeft laten prevaleren boven die van de ander. Dit klemt te meer nu niet alleen de vrouw maar ook cliënt zelf afzonderlijk contact heeft gezocht en gehad met de advocaat. De commissie is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat de advocaat op dit punt laakbaar heeft gehandeld.
 
Voor het overige is de commissie van oordeel dat de klachten van de cliënt onvoldoende onderbouwd zijn tegenover de betwisting van de advocaat. De commissie wijst de vordering tot het toekennen van een schadevergoeding af nu niet van de gepretendeerde schade is gebleken en de cliënt evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat deze beweerdelijk geleden schade door toedoen van de advocaat is veroorzaakt.
 
Met betrekking tot de gevorderde kosten verband houdend met de behandeling van het geschil door de commissie merkt de commissie op dat dergelijke kosten ingevolge het reglement van de commissie slechts in bijzondere gevallen worden vergoed. De commissie acht in dit geval geen bijzondere omstandigheden aanwezig om een vergoeding voor deze kosten toe te kennen. Dit klemt temeer nu de cliënt van deze kosten geheel geen bewijzen heeft overgelegd.
 
Op grond van het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de cliënt ten dele gegrond is en als volgt dient te worden beslist.
 
Beslissing
 
De commissie vermindert de declaratie(‘s) welke de advocaat voor het verrichten van haar diensten bij de cliënt in rekening heeft gebracht in die zin dat het nog openstaande bedrag zijnde € 235,13 als niet verschuldigd wordt aangemerkt.
 
Overeenkomstig het reglement van de commissie worden de administratiekosten over partijen verdeeld zodat de advocaat aan de cliënt, die deze kosten aan de SGC heeft voldaan, een bedrag van € 45,38 dient te vergoeden.
 
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de SGC als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 57,50 (zijnde de helft van het vastgesteld bedrag aan behandelingskosten) verschuldigd.
 
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag aan de cliënt gerestitueerd.
 
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
 
Aldus beslist op 16 juli 2003 door de Geschillencommissie Advocatuur.