
Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV11-0149
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een factuur van de advocaat van 7 mei 2010 ten bedrage van € 97,22. De cliënt heeft een bedrag van € 97,22 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. De advocaat heeft op 14 oktober 2011 de zaak voorgelegd aan de Geschillencommissie. De cliënt heeft op 19 december 2011 een klacht over de advocaat voorgelegd aan de Geschillencommissie. Standpunt advocaat Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt de klacht op het volgende neer. De advocaat heeft de cliënt bijgestaan in het kader van een echtscheidingsprocedure welke in februari 2010 is afgerond. De laatste factuur van 7 mei 2010 ten bedrage van € 97,22 is ondanks herhaalde aanmaningen onbetaald gebleven. Volgens de advocaat was het de cliënt helder dat er na de ‘einddeclaratie’ van februari 2010 nog enkele, afrondende, voor rekening van de cliënt werkzaamheden verricht moesten gaan worden. In dit verband heeft de advocaat op verzoek van de wederpartij in april 2010 nog het bewijs van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking verstuurd en een kopie daarvan aan de cliënt doen toekomen. De door de advocaat daaraan bestede tijd heeft zij bij factuur van 7 mei 2010 in rekening gebracht bij zijn cliënt. Dat op de factuur van februari 2010 ten onrechte ‘einddeclaratie’ is vermeld, kan naar het oordeel van de advocaat aan de verschuldigdheid van die factuur van 7 mei 2010 niet afdoen, nu er nadien nog (enkele afrondende) werkzaamheden worden verricht. Immers, het verzenden van het inschrijvingsbewijs aan de wederpartij en aan cliënt behoort tot de werkzaamheden die onder de opdracht vallen die de cliënt terzake de echtscheidingsprocedure aan de advocaat heeft gegeven. Op grond van het vorenstaande verzoekt de advocaat de commissie de cliënt hoofdelijk te veroordelen een bedrag van € 97,22 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2010 tot aan de dag van algehele voldoening en de cliënt te veroordelen in de kosten van deze procedure. Standpunt cliënt Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer op het volgende neer. De cliënt verwijst naar de ‘einddeclaratie’ van 15 februari 2010 waarbij de advocaat in een begeleidend schrijven mede heeft aangegeven dat na betaling het dossier wordt gesloten. Ook verwijst de cliënt naar de brief van de advocaat van 16 februari 2010 waarin de advocaat aangeeft dat indien betaling tijdig plaatsvindt, geen extra kosten in rekening zullen worden gebracht. De cliënt stelt zich op het standpunt dat hij zich aan de in de brief van 16 februari 2010 genoemde betalingsregeling heeft gehouden zodat hij meent niets meer verschuldigd te zijn. Indien de advocaat buiten de opdrachtovereenkomst op verzoek van de wederpartij nog stukken verstuurd, dient de declaratie van deze werkzaamheden ook naar de wederpartij te worden verzonden. De cliënt geeft tenslotte nog aan dat hij eerder heeft gesproken met de boekhouder van de advocaat en tijdens dat gesprek heeft de cliënt aangegeven dat de declaratie buiten de overeenkomst valt, waarmee de zaak gesloten was. Pas een half jaar later werden opnieuw brieven verstuurd. Beoordeling van het geschil Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. Kern van het geschil betreft de openstaande declaratie van 7 mei 2010 die de advocaat ten behoeve van haar werkzaamheden bij de cliënt in rekening heeft gebracht. De advocaat heeft primair verzocht de cliënt te veroordelen tot betaling van de openstaande declaratie te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2010 tot de dag der algehele voldoening, alsmede de arbitragekosten. De cliënt heeft de vordering van de advocaat weersproken. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat inzake de onderhavige zaak als zodanig heeft gehandeld. Vaststaat dat de cliënt met de advocaat op 11 november 2009 een opdracht tot dienstverlening is aangegaan. De cliënt heeft zich tot de advocaat gewend voor rechtsbijstand inzake een echtscheidingsprocedure. In februari 2010 was de echtscheidingsprocedure afgerond en heeft de advocaat op 15 februari 2010 declaratie verzonden. In de begeleidende brief aan de cliënt van dezelfde datum heeft de advocaat aangegeven dat het ‘ een einddeclaratie’ betreft voor de haar verrichtte afrondende werkzaamheden in februari 2010. Het betreft hier naar het oordeel van de commissie dan ook een verschrijving van het woord ‘ einddeclaratie’ en bedoeld is aan te geven dat het een declaratie betreft. Naar aanleiding van een telefonisch onderhoud in de middag van 16 februari 2010 met de cliënt, heeft de advocaat dit gesprek bij brief diezelfde dag nog bevestigd en daarbij aangegeven dat het nog openstaande bedrag in drie maandelijkse termijnen kan worden betaald en indien die termijnbetalingen ‘correct op tijd worden gedaan’, door haar kantoor geen extra kosten in rekening worden gebracht en besluit de brief met de mededeling; ‘Mocht de betaling niet of niet op tijd binnenkomen, dan zijn (wij) genoodzaakt u wettelijke rente en eventuele andere kosten in rekening te brengen.’ In april 2010 heeft de wederpartij aan de advocaat het inschrijvingsbewijs van de echtscheidingsbeschikking verzocht, aan welk verzoek de advocaat gehoor heeft gegeven onder verzending van een kopie aan de cliënt. Het betreffen naar het oordeel van de commissie werkzaamheden die onderdeel uitmaken van de door de advocaat in deze aan de cliënt verleende bijstand in een echtscheidingsprocedure en ook voor rekening van de cliënt komen, zoals overeengekomen tussen de advocaat en de cliënt. Voor de door de advocaat in deze verrichtte werkzaamheden heeft de advocaat de cliënt € 97,22 in rekening gebracht bij factuur van 7 mei 2010. Dat die werkzaamheden zijn verricht alsmede het eindbedrag van die factuur wordt door de cliënt niet weersproken. Uit hetgeen de cliënt in deze naar voren heeft gebracht had de cliënt in weerwil van zijn betoog dan ook niet mogen begrijpen dat hij na de maand februari 2010 geen declaraties zou ontvangen voor de door de advocaat (nog) te verrichten werkzaamheden. In ieder geval heeft de cliënt dit – door de advocaat weersproken – verweer en gelet op de vaststelling van de commissie, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Eventuele schade ten gevolge van het handelen van de advocaat is door de cliënt wel aangevoerd, doch heeft de cliënt niet verder onderbouwd. Gelet op het voren overwogene zal de commissie de door de advocaat gevorderde € 97,22 dan ook toewijzen en zal het depotbedrag van € 97,22 aan de advocaat worden overgemaakt. Nu de klacht van de advocaat gegrond wordt verklaard ziet de commissie daarin aanleiding de cliënt te veroordelen tot vergoeding van het klachtengeld derhalve een bedrag van € 89,25. De door de advocaat verzochte wettelijke rente komt niet voor toewijzing in aanmerking. Immers, de commissie is op grond van artikel 2 van het Reglement niet bevoegd uitspraak te doen over vorderingen tot vergoeding van rente indien zij beslist bij wege van bindend advies. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie: bepaalt dat de cliënt aan de advocaat een bedrag is verschuldigd van € 97,22. Met in achtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag van € 97,22 als volgt verrekend. Aan de advocaat wordt een bedrag van € 97,22 overgemaakt; overeenkomstig het reglement van de commissie dient de cliënt het klachtengeld aan de advocaat, die deze kosten heeft voldaan, ter hoogte van € 50,– te vergoeden; wijst af het meer of anders verzochte. Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur.