Commissie: Voertuigen
Categorie: Kosten
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
VOE07-0350
De uitspraak:
De ondernemer is op 4 juli 2007, te weten na het indienen van de klacht door de consument in staat van faillissement verklaard. De commissie heeft vervolgens de BOVAG in staat gesteld haar visie op het geschil van partijen te geven. Deze zal door de commissie hierna onder het kopje standpunt van de ondernemer worden weergegeven. Onderwerp van het geschil Het geschil vloeit voort uit een op 21 december 2006 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe Fiat Panda 1.2 tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 10.544,–. De levering heeft plaatsgevonden op 14 maart 2007 De consument heeft op 21 april 2007 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer heeft de auto niet geleverd op de afgesproken datum van 1 maart 2007. De consument was met de ondernemer overgekomen dat indien de afleverdatum niet zou worden gehaald aan de consument kosteloos een vervangende auto ter beschikking zou worden gesteld. De ondernemer heeft de consument van 1 maart tot en met 14 maart een Opel Astra ter beschikking gesteld. Dit geschiedde onder de voorwaarde dat de consument de auto op haar naam zou overschrijven en zelf voor verzekering en wegenbelasting zou zorgen. Nadat de consument een advocaat had ingeschakeld bleek de ondernemer uiteindelijk bereid om de auto op 14 maart 2007 tegen contante betaling af te leveren. De consument vernam later dat de ondernemer de auto niet kon leveren vanwege een betalingsachterstand bij de importeur. De ondernemer heeft de consument nooit op de hoogte gesteld van deze reden en de consument aan het lijntje gehouden met allerlei uitvluchten voor het niet leveren van de auto, die al op het terrein van de ondernemer aanwezig was. Na het faillissement heeft de consument geen contact meer gehad met de ondernemer. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Ik moest vanaf 1 maart 2007 vervangend vervoer hebben omdat ik op die dag mijn leaseauto moest inleveren. Ik voelde mij gedwongen juridische bijstand van een advocaat te zoeken toen de ondernemer weigerde te leveren en betaling bij voorbaat van de koopsom vroeg. Door de interventie van de advocaat is het tot de levering op 14 maart 2007 gekomen en hoefde ik niet vooruit te betalen. Ik toon u hierbij de factuur van de advocaat van € 579,82 en de aanslag motorrijtuigenbelasting van de Opel, die beduidend hoger is dan die van de Fiat vanwege het lagere gewicht van de Fiat. Van de kosten van de verzekering heb ik geen factuur. De consument verlangt vergoeding van een bedrag van € 700,– voor de door haar als gevolg van het uitblijven van de levering gemaakte (advocaat-)kosten. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de BOVAG luidt in hoofdzaak als volgt. Het is de vraag of het wel noodzakelijk is geweest voor de consument om een advocaat in te schakelen. Ook in het geval de nieuwe auto wel tijdig zou zijn geleverd zou de consument de kosten van verzekering en wegenbelasting hebben moeten maken. Van schade is dan ook geen sprake. De kosten zijn niet gespecificeerd. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie stelt voorop dat de consument een voldoende belang heeft bij een beslissing door de commissie gelet op het bepaalde in artikel 16 lid 7 van de BOVAG-voorwaarden. Gelet op de datum van indiening van haar klacht en het nadien uitgesproken faillissement van de ondernemer kan de consument voor het geval de beslissing van de commissie daartoe aanleiding geeft aanspraak maken op de in voorgemeld artikel omschreven garantieregeling. Met de consument is de commissie van oordeel dat haar genoegzaam is gebleken van de voor de consument bestaande noodzaak om toen de levering van de door haar bestelde auto uitbleef de hulp van een advocaat in te roepen. De door deze gemaakte kosten kunnen derhalve worden aangemerkt als kosten die het gevolg zijn van de ontijdige levering van de auto door de ondernemer en kunnen dan ook op die grond aan de ondernemer worden toegerekend. De commissie merkt ten overvloede op dat hier geen sprake is van kosten gemaakt ter behandeling van het geschil, zoals bedoeld in artikel 22 van het reglement van de commissie, doch van kosten door de consument gemaakt om de ondernemer te bewegen zijn verplichtingen jegens haar na te komen, dat wil zeggen kosten die met de behandeling van het geschil geen verband houden. De vergoeding van de overige door de consument opgevoerde kosten wordt afgewezen aangezien deze kosten voor het overgrote deel ook door de consument zouden moeten worden gemaakt in het geval er wel sprake zou zijn geweest van een tijdige levering. De aard en de omvang van die kosten brengt naar het oordeel van de commissie dan ook mee dat deze voor eigen rekening van de consument dienen te blijven. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 579,82. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 21 september 2007.