Afgegeven verklaring met betrekking tot de nalatenschap leidt tot ongewenste rechtsgevolgen

  • Home >>
  • Notariaat >>
De Geschillencommissie




Commissie: Notariaat    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 593253/733570

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Klaagster stelt dat de notaris ten onrechte een verklaring heeft afgegeven over de nalatenschap van haar zwager, die in Indonesië woonde en werkte. Volgens haar had de notaris nader onderzoek moeten doen en was Indonesisch recht van toepassing. De verklaring van de notaris leidde ertoe dat de Indonesische echtgenote van de zwager zijn bezittingen kreeg. Klaagster eist vergoeding van advocaatkosten en een rectificatie van de verklaring.

De notaris verklaart dat hij op verzoek van een derde een verklaring heeft afgegeven over de erfgenamen van de zwager, indien Nederlands recht van toepassing zou zijn. Hij baseerde zich op een Nederlandse huwelijksakte en stelde dat de Indonesische echtgenote de enige erfgename zou zijn. De notaris erkent dat hij geen officiële instanties heeft geraadpleegd om het huwelijk te verifiëren.

De commissie oordeelt dat de notaris terughoudend had moeten zijn bij het afgeven van de verklaring en had moeten aangeven dat er geen rechten aan konden worden ontleend. De notaris had de verklaring moeten aanpassen om ongewenste rechtsgevolgen te voorkomen. De klacht van klaagster is gegrond, maar de commissie wijst de schadevergoeding af wegens onvoldoende onderbouwing.

Volledige uitspraak:

in het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaats]

(hierna te noemen: klaagster)

en

de heer mr. [naam] ([naam] ), gevestigd te [plaats]

(hierna te noemen: de notaris).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Notariaat (verder

te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Op 21 januari 2025 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling van het geschil door de commissie plaatsgevonden.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte heeft via een digitale verbinding aan de zitting deelgenomen. De notaris is fysiek ter zitting verschenen.
Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de door de notaris – volgens klaagster ten onrechte – afgegeven verklaring met betrekking tot de nalatenschap van de zwager van klaagster.

Standpunt van klaagster

Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zwager van klaagster (hierna te noemen: de zwager) is overleden. Hij woonde en werkte in Indonesië (Bali), was niet ingeschreven in Nederland en had hier ook geen bezittingen. Er was ook geen in Nederland ingeschreven huwelijksakte.

De notaris heeft – kennelijk op verzoek van de Indonesische echtgenote en/of een ver familielid van de zwager – een verklaring afgegeven waarin hij aangeeft wie in Nederland de enige erfgenaam zou zijn van de zwager. Deze verklaring is in Indonesië aangemerkt als een verklaring van erfrecht en voor waarheid aangenomen. Doordat de notaris aangaf dat de Indonesische partner van de zwager zijn enige erfgename zou zijn in Nederland, heeft zij zijn persoonlijke bezittingen in handen gekregen.

De notaris had deze verklaring niet had mogen afgeven zonder nader onderzoek. Daarbij is volgens klaagster niet het Nederlandse, maar het Indonesische recht op deze casus van toepassing.

Zonder de door de notaris afgegeven verklaring, zou de Indonesische partner van de zwager geen aanspraak hebben kunnen maken op de erfenis van de zwager.

De belastingdienst heeft de moeder van de zwager een brief gestuurd dat zij de erfgename van de zwager is. Dat heeft de notaris genegeerd. Hij heeft gehandeld op basis van een huwelijksakte die niet staat geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP) – voorheen: Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens – en ook niet in de Registratie van Niet-ingezetenen (RNI).

Klaagster heeft eerst navraag gedaan bij de notaris zelf en uiteindelijk een advocaat ingeschakeld. Uiteindelijk heeft de notaris maanden later gereageerd met het antwoord dat hij vond dat hij in zijn recht stond. Het leed was in Indonesië toen al geleden en grotendeels onomkeerbaar. Los van het verlies daar, heeft de familie van klaagster hoge kosten moeten maken voor de advocaat.

Klaagster verzoekt de commissie te bepalen dat de notaris haar (familie) de kosten van de advocaat dient te vergoeden. Voorts wenst zij een rectificatie van de verklaring van de notaris. Tot slot verzoekt zij de commissie naar redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen voor de door toedoen van de notaris geleden schade.

Standpunt van de notaris

Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De notaris heeft het verzoek gekregen om een verklaring van erfrecht af te geven inzake de nalatenschap van de zwager. Deze was het laatst woonachtig in Indonesië en is overleden in Indonesië. Hij is in derde echt gehuwd geweest met een Indonesische vrouw.

Het huwelijk heeft plaatsgevonden in een Nederlandse gemeente. Er is een Nederlandse huwelijksakte, die echter niet is ingeschreven bij de RNI, zodat gemeld huwelijk niet zichtbaar is in de BRP. Dit doet echter niks af aan het feit dat het huwelijk is gesloten.

De zwager heeft volgens opgave van het Nederlandse Centraal Testamenten Register niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Tevens zijn op grond van de Nederlandse BRP geen afstammelingen bekend.

De notaris heeft geoordeeld dat het Nederlandse recht niet van toepassing is en dat hij daarom geen verklaring van erfrecht kon afgeven. Vervolgens is hem gevraagd om in dat geval een verklaring af te leggen wie de erfgenamen zouden zijn, indien Nederlands recht wel van toepassing zou zijn. Naar aanleiding van dit verzoek heeft hij een verklaring afgegeven.

In deze verklaring heeft hij onder meer aangegeven dat volgens Nederlands internationaal privaatrecht geen Nederlands recht van toepassing is. Verder heeft hij daarin opgenomen dat, indien Nederlands recht wel van toepassing zou zijn, de Indonesische echtgenote van de zwager – omdat geen afstammelingen bekend zijn – enig erfgenaam zou zijn.

De opgestelde verklaring is volgens de notaris juridisch juist. De familie van de zwager is pas in beeld gekomen na de afgegeven verklaring; de brief van de belastingdienst heeft de notaris dus ook pas daarna gezien.

Mocht de verklaring inhoudelijk niet juist zijn, dan is de notaris bereid deze aan te passen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.

Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat de notaris is benaderd door iemand buiten de naaste familie van de zwager (hierna te noemen: de derde) met het verzoek een verklaring van erfrecht af te geven. De notaris heeft gemeend niet aan dit verzoek te kunnen voldoen, omdat volgens hem op de nalatenschap niet het Nederlandse recht van toepassing is. Vervolgens heeft de derde hem gevraagd een verklaring af te geven, waarin hij aangeeft wie de erfgenamen zijn als het Nederlandse recht wel van toepassing zou zijn. De notaris heeft aan dit verzoek voldaan.

Op 19 februari 2024 heeft hij de gevraagde verklaring afgegeven. Daarin heeft hij – voor zover van belang – vermeld:

“dat indien wel Nederlands recht van toepassing zou zijn, de echtgenote en eventuele kinderen van de overledene op grond van de wet de erfgenamen van de overledene zou zijn”.

Klaagster heeft onweersproken gesteld dat deze verklaring in Indonesië voor waarheid is aangenomen en ertoe heeft geleid dat – nu de zwager geen kinderen had – de Indonesische echtgenote als enig erfgename is aangemerkt en dat zij dus aanspraak heeft kunnen maken op de erfenis van de zwager. Klaagster is van mening dat de notaris deze verklaring niet had mogen afgeven.

De notaris heeft ter zitting toegelicht dat hij zijn verklaring heeft gebaseerd op het afschrift van de huwelijksakte dat de derde aan hem heeft overhandigd. Dit afschrift zag er naar zijn zeggen echt uit en was bovendien van recente datum (8 januari 2024).

De notaris heeft desgevraagd verklaard dat hij niet bij officiële instanties heeft gecheckt of inderdaad sprake was van een huwelijk en, zo ja, dat hij ook niet is nagegaan of dit huwelijk eventueel later is ontbonden. Dit had naar het oordeel van de commissie wel op zijn weg gelegen.

In reactie op een vraag van de commissie heeft de notaris voorts verklaard dat hij de derde niet heeft gevraagd wat het doel van de door haar verzochte verklaring was. Naar het oordeel van de commissie had het voor hem evident moeten zijn dat dit doel was gelegen in het verkrijgen (door de Indonesische echtgenote) van een titel in verband met de erfenis van de zwager. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat de notaris op zijn minst terughoudend had moeten zijn bij het afgeven van de verklaring en daarin in ieder geval had moeten aangeven dat aan de verklaring geen rechten kunnen worden ontleend.

Voorts is de commissie van oordeel dat het de notaris op basis van de door de naaste familie van de zwager verstrekte informatie duidelijk had kunnen zijn dat de door hem afgegeven verklaring wellicht tot ongewenste rechtsgevolgen zou leiden. Om deze te voorkomen, had de notaris de verklaring moeten aanpassen en minst genomen aan deze verklaring moeten toevoegen dat aan deze verklaring geen rechten kunnen worden ontleend.

Het geheel overziende komt de commissie tot de conclusie dat de notaris niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris. Dit betekent dat de klacht van klaagster gegrond is.

Klaagster heeft de commissie verzocht te bepalen dat de notaris zijn verklaring dient te rectificeren ter zitting herhaald. Echter, de commissie kan een rectificatie niet dwingend opleggen aan de notaris en volstaat met hetgeen hiervoor op dit punt is overwogen.

Klaagster heeft de commissie voorts verzocht naar redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding vast te stellen. Wat betreft eventuele schade ten aanzien de nalatenschap van de zwager ten gevolge van het handelen van de notaris heeft klaagster ter zitting desgevraagd aangegeven dat zij – naar de commissie begrijpt – van de commissie daarover geen uitspraak wenst en gelet op het in deze procedure geldende maximum bedrag eventueel wat betreft de schade zich eventueel tot de civiele rechter wenden, maar wel een uitspraak wenst over de advocaatkosten in verband met diens poging de notaris te bewegen de bewuste verklaring alsnog aan te passen danwel in te trekken. Echter, daarover kan de commissie geen uitspraak doen nu klaagster pas na behandeling van de zaak zonder nadere toelichting een aantal facturen van de advocaat inbrengt, waarvan één factuur een voorschotfactuur betreft. Waarmee deze laatste factuur is of zal worden verrekend, is volstrekt niet duidelijk geworden. Deze kosten zijn dus onvoldoende onderbouwd en zullen daarom worden afgewezen.

Nu de klacht van klaagster gegrond is, zal de commissie bepalen dat de notaris het door klaagster betaalde klachtengeld van € 102,50 dient te vergoeden. Bovendien dient de notaris – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage in de behandelingskosten aan de commissie te voldoen.

Hetgeen partijen voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking, nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

 

–       verklaart de klacht van klaagster gegrond;

 

–       bepaalt dat de notaris het klachtengeld van € 102,50 aan klaagster dient te vergoeden;

 

–       bepaalt dat betaling van voormeld bedrag moet plaatsvinden binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies;

 

–       bepaalt dat de notaris overeenkomstig het reglement van de commissie behandelingskosten aan
de commissie is verschuldigd;

 

–       wijst het meer of anders verzochte af

Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, mevrouw mr. B. van Dis en de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 21 januari 2025.

Print/PDF