Commissie: Recreatie
Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. vaste standplaatsen
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REC07-0087
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft tussentijdse opzegging van de overeenkomst door de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Met ingang van 1 april 2007 huurde de consument een staanplaats bij de ondernemer. De staanplaats ligt op een nieuw terreingedeelte. Op dat terreingedeelte werden een groot aantal caravans geplaatst die afkomstig waren van de Huurdervereniging waarvan ook de consument lid was, regelde in december 2006 voor deze groep het vervoer met een collectief contract door het kraanbedrijf. Dit contract gold niet voor de “externen”. Aangezien de consument behoorde tot de “externen”, diende hij zelf het transport te regelen, zoals een van de leden van het bestuur van de huurdervereniging de consument desgevraagd bevestigde. Aangezien de consument zijn caravan vóór 1 april van zijn vroegere standplaats diende te verwijderen en zijn caravan nog niet geplaatst kon worden op zijn nieuwe standplaats, liet de consument met toestemming van de ondernemer zijn caravan door een transportbedrijf vervoeren naar een plaats buiten de camping. De ondernemer schreef de consument op 19 januari 2007 hierover dat voorwaarde was dat “wij zelf in staat moeten zijn uw caravan te verplaatsen”. Daarvoor diende er een trekhaak aanwezig te zijn en moesten de banden en wielen in een redelijke staat verkeren. De consument leidde hieruit af dat de ondernemer te zijner tijd zijn caravan met zijn tractor naar de standplaats zou vervoeren. De consument kreeg bericht van de ondernemer dat zijn caravan op 28 april 2007 op de standplaats zou worden geplaatst en hij werd verzocht daarbij aanwezig te zijn. Toen de consument op 28 april bij zijn caravan arriveerde, zag hij tot zijn grote verbazing dat de caravan door het kraanbedrijf door middel van een kraan op een dieplader was gezet. Hij was hiervan van te voren niet op de hoogte gesteld en heeft geen opdracht gegeven aan het kraanbedrijf om dit te doen. De consument vroeg aan de voorzitter van de huurdervereniging die ook ter plekke aanwezig was, hoeveel dat zou gaan kosten. Er werd hem toen meegedeeld dat dit een paar honderd euro zou kosten. De consument heeft toen uitgaande van dat bedrag de plaatsing die al was aangevangen, geen halt toegeroepen. Toen de consument op 13 juni 2007 een rekening van het kraanbedrijf ontving bleek het echter te gaan om een bedrag van € 1.080,82. De consument vond dit een exorbitant hoog bedrag, te meer daar hij ook reeds de rekening van zijn eigen transporteur had betaald. Hij schreef daarom op 14 juni 2007 een brief aan het kraanbedrijf met het verzoek hem mee te delen wie de opdracht tot het verplaatsen van zijn caravan aan deze firma had gegeven, aangezien na mondeling te hebben geïnformeerd de ondernemer wat betreft de opdracht verwees naar de huurdervereniging en de huurdervereniging naar de ondernemer. Het kraanbedrijf antwoordde op 22 juni 2007 dat in de gezamenlijke vergadering van de huurdervereniging en de ondernemer van 11 februari 2007 zou zijn afgesproken dat plaatsing van alle caravans zou geschieden door het kraanbedrijf. De consument was bij deze vergadering aanwezig. Bovendien was de consument bij de plaatsing op 28 april aanwezig en heeft hij toen geen bezwaar gemaakt tegen de plaatsing. De consument ontkent dat er in de vergadering van 11 februari is afgesproken dat alle caravans, ook die van de “externen” door het kraanbedrijf zouden worden geplaatst. Na eerst geprobeerd te hebben deze kwestie mondeling op te lossen, stelt de consument schriftelijk een aantal vragen aan de huurdervereniging. Op deze brief is nooit geantwoord. Op 14 juni 2007 ontvangt de consument een mail van de ondernemer waarin hij schrijft dat hij met ingang van 1 januari 2008 het contract met de consument ontbindt. De consument reageert direct daarop met het verzoek het komende weekend de kwestie samen door te spreken, maar de ondernemer is hiertoe niet bereid. Op 15 juni 2007 heeft de ondernemer de nutsvoorzieningen afgesloten. Op 24 juli 2007 stuurt de rechtsbijstandverzekeraar een brief naar de ondernemer waarin hem wordt meegedeeld dat het door de afsluiting van de nutsvoorzieningen en de negatieve stemming voor de consument onhoudbaar is om op de camping te verblijven. Daarom ontbindt de consument zijn overeenkomst per 6 september 2007. Hij verlangt vergoeding van zijn schade. Hierop beëindigt de ondernemer op 30 juli 2007 met onmiddellijke ingang de overeenkomst op grond van artikel 12 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen. Vervolgens is de caravan van de consument verplaatst naar een andere camping. De consument is van mening dat de opzegging door de ondernemer niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Hij verlangt daarom vergoeding van zijn schade, bestaande uit alle aan de ondernemer betaalde kosten, zoals gespecificeerd in het Vragenformulier van de commissie, in totaal € 1.845,– en kwijtschelding van de nog niet betaalde kosten bestaande uit toeristenbelasting en de tweede rekening voor de aansluitkosten. Bovendien verlangt de consument vergoeding van de volgende schadeposten: – Huur vakantiebungalow wegens het niet kunnen gebruiken van zijn caravan op de standplaats bij de ondernemer. – Het transport van de caravan naar een nieuwe locatie ad € 750,–. – Het transport van de schuur ad € 200,–. – Vergoeding van de kosten van het op de plaats bij de ondernemer gestorte zand ad € 62,50. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer meent dat voortzetting van de overeenkomst vanuit zijn maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van hem kon worden gevergd. Hij verwijt de consument dat deze de rekening van het kraanbedrijf betwist, hoewel in de vergadering van 11 februari 2007 werd afgesproken dat het kraanbedrijf voor plaatsing van alle caravans zou zorgen. De consument was aanwezig bij deze vergadering. De bewering van de consument dat zou zijn afgesproken dat de ondernemer zijn caravan zou plaatsen op de standplaats met zijn tractor berust op verdraaiing en aannames. De ondernemer heeft in zijn e-mail van 19 januari 2007 te kennen willen geven dat de caravan verplaatsbaar zou moeten zijn voor het geval deze op de plaats buiten de camping in de weg stond. Wat de ondernemer de consument ook verwijt is dat hij direct na de plaatsing van zijn caravan een zodanig gesprek heeft gehad met een lid van de huurdervereniging dat van een verstoorde relatie kan worden gesproken. De ondernemer meent dat hij genoodzaakt was het verblijf van de consument op de camping te beëindigen ter waarborging van de goede sfeer op het terrein. De ondernemer heeft niet eerst een schriftelijke waarschuwing aan de consument doen toekomen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie heeft geconstateerd dat de ondernemer op 14 juni 2007 per e-mail de overeenkomst met de consument per 1 januari 2008 heeft opgezegd en vervolgens een dag later de nutsvoorzieningen heeft afgesloten. Op 30 juli 2007 heeft de ondernemer schriftelijk en aangetekend op grond van artikel 12 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen de overeenkomst tussentijds met onmiddellijke ingang beëindigd. Op grond van artikel 12 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen kan een ondernemer de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen indien de recreant de verplichtingen uit de overeenkomst, de regels in de bijbehorende informatie en/of overheidsvoorschriften, ondanks voorafgaande schriftelijke waarschuwing, niet of niet behoorlijk naleeft en wel in zodanige mate dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de ondernemer niet kan worden gevergd dat de overeenkomst wordt voortgezet. Een schriftelijke waarschuwing kan in zeer dringende gevallen achterwege blijven. De motivering die de ondernemer heeft gegeven voor de opzegging is enerzijds het feit dat de consument bezwaar heeft gemaakt tegen de rekening van het kraanbedrijf en anderzijds de omstandigheid dat er sprake zou zijn van een verstoorde relatie met de huurdervereniging. Het niet-betalen, althans bezwaar maken tegen de rekening van het kraanbedrijf betreft een conflict tussen de consument en het kraanbedrijf en kan dus geen grond opleveren voor opzegging van de overeenkomst op grond van artikel 12 en overigens ook niet voor opzegging per 1 januari 2008 op grond van artikel 10 van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen. Indien het gegaan zou zijn om een niet betaalde rekening van de ondernemer zelf zou dat overigens ook geen reden hebben kunnen vormen voor tussentijdse opzegging op grond van artikel 12, maar had de ondernemer de procedure van artikel 6 van de Recron-voorwaarden moeten volgen. Het bederven van de goede sfeer op het kampeerterrein kan in beginsel een reden voor opzegging vormen, maar alleen indien dit plaats vindt ondanks voorafgaande schriftelijke waarschuwing. Er heeft echter geen schriftelijke waarschuwing plaatsgevonden en er is op geen enkele wijze aangetoond dat de consument zich zo zou hebben misdragen dat opzegging van de overeenkomst zonder voorafgaande schriftelijke waarschuwing gerechtvaardigd zou zijn. De commissie komt dan ook tot de conclusie dat de opzegging niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De commissie is van oordeel dat het afsluiten van de nutsvoorzieningen tijdens de looptijd van de overeenkomst onrechtmatig is. Hierdoor werd het verblijf van de consument op de camping onmogelijk gemaakt. De commissie is dan ook van oordeel dat de nietige opzegging en het onrechtmatig afsluiten van de nutsvoorzieningen de ondernemer aansprakelijk maken voor de schade die de consument hierdoor heeft geleden. De commissie wijst de consument de door hem gevorderde schade toe met uitzondering van de aansluitkosten op de nieuwe locatie, aangezien de commissie meent dat het niet gaat om extra onkosten. Het totale schadebedrag bedraagt derhalve € 3.262,80. De consument is de toeristenbelasting ad € 227,50 en de tweede rekening voor de aansluitkosten bij de ondernemer niet verschuldigd. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Beslissing De tussentijdse opzegging van de overeenkomst door de ondernemer heeft niet rechtsgeldig plaatsgevonden. De consument is de rekening voor de toeristenbelasting en de tweede rekening van de aansluitkosten niet aan de ondernemer verschuldigd. De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 3.262,80. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Met in achtneming van het bovenstaande zal het door de consument in depot gestorte bedrag aan de consument worden gerestitueerd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 1 november 2007.