Commissie: Post
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
79205
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het verzenden van een postpakket. De consument heeft op 23 juli 2013 de klacht voorgelegd aan [de ondernemer]. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op 15 mei 2013 is een pakket met daarin een mobiele telefoon naar een geadresseerde in Suriname gezonden. Het pakket is “Aangetekend” verzonden. Het pakket is niet aan de geadresseerde afgeleverd. Het pakket was verzekerd tot een waarde van € 500,–. [De ondernemer] wenst in verband met de geclaimde schade een factuur te ontvangen waaruit blijkt wat de waarde van de mobiele telefoon was. Er is geen factuur die naar [de ondernemer] kan worden gezonden, omdat de telefoon is verkregen op [een veiligsite] door middel van ruil met een [telefoon]. De consument verlangt dat [de ondernemer] erkent dat door hun toedoen het telefoontoestel is verdwenen en verder verlangt hij dat [de ondernemer] aan hem betaalt de waarde van de inhoud van het pakket ad € 300,– à € 350, verminderd met het reeds betaalde bedrag. Standpunt van [de ondernemer] Het standpunt van [de ondernemer] luidt in hoofdzaak als volgt. Het is juist dat het betreffende pakket op 15 mei 2013 naar een geadresseerde in Suriname is gezonden. Het pakket is niet aan de geadresseerde afgeleverd, maar in Suriname zoek geraakt, althans de Surinaamse Postdienst reageert niet op nagezonden navragen. [De ondernemer] aanvaardt aansprakelijkheid voor de vermissing van het pakket. De consument heeft gesteld dat de inhoud van het pakket een mobiele telefoon was. Echter, de consument toont onvoldoende aan wat de inhoud van het pakket was en wat de waarde van de inhoud was. Daarom heeft [de ondernemer] op grond van de Algemene Voorwaarden van de universele Postdienst een forfaitair bedrag als schadevergoeding, inclusief de portokosten, aan de consument betaald. Ter zitting heeft [de ondernemer] verwezen naar hetgeen zij reeds schriftelijk in het geding heeft gebracht. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Partijen zijn het eens over het feit dat op 15 mei 2013 een pakket met de service “Aangetekend” naar een geadresseerde in Suriname is gezonden. Ook zijn partijen het erover eens dat het pakket niet aan de geadresseerde is afgeleverd. [De ondernemer] heeft aanvaard dat zij aansprakelijk is voor de vermissing van het pakket. Gezien deze verklaring ontvalt de grond aan de eerste vordering van de consument en zal de commissie de consument dienaangaande niet-ontvankelijk verklaren. Omdat [de ondernemer] aansprakelijkheid voor de vermissing heeft aanvaard, heeft zij reeds een forfaitair vastgesteld bedrag als schadevergoeding betaald. Partijen twisten over de hoogte van de te vergoeden schade. Op de tussen partijen gesloten vervoersovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van de universele Postdienst (hierna: AVP) van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 9.3 lid b in samenhang met artikel 9.4 AVP moet de schade worden aangetoond door het overleggen van bewijs van de waarde van de inhoud van het pakket. Dit kan door het overleggen van een koopnota of een ander rechtsgeldig bewijs. Naar het oordeel van de commissie heeft de consument van zijn stelling dat het toestel een waarde had van € 300,– à € 350,– geen begin van bewijs in het geding gebracht. Zo mist de commissie E-mailberichten omtrent de gestelde ruilactie met de [telefoon], het betalingsbewijs, het garantiebewijs en verklaringen van derden. Het gevolg daarvan is dat de commissie, gezien het hiervoor overwogene, de vordering van de consument zal afwijzen. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Verklaart de consument niet-ontvankelijk in het eerste deel van zijn vordering als hiervoor overwogen. Het tweede deel van de vordering van de consument inzake de vergoeding wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Post.