Commissie: Kinderopvang
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
99152/123783
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument heeft per e-mail toegezegd zijn zoon bij het kinderdagverblijf van de ondernemer te plaatsen, maar heeft dit de volgende dag weer ingetrokken. De ondernemer heeft opzeggingskosten van een maand gefactureerd. De consument stelt dat dit onterecht is omdat hij nog geen algemene voorwaarden had ontvangen en geen overeenkomst had ondertekend. De ondernemer stelt dat met de toezegging per e-mail een overeenkomst tot stand is gekomen. Aan deze overeenkomst is een opzegtermijn van één maand opvang verbonden. De commissie oordeelt dat er geen sprake is van een overeenkomst omdat er, onder andere, geen omschrijving van de dienstverlening en de kinderopvangvergoeding vermeld staan in de mailwisseling. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of er tussen partijen een plaatsingsovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de consument, indien hij die overeenkomst beëindigt, aan de ondernemer kosten is verschuldigd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 12 april 2021 heeft de consument de ondernemer per e-mail toegezegd zijn zoon bij het kinderdagverblijf van de ondernemer te plaatsen, ervan uitgaande dat hij daarna nog de algemene voorwaarden en de plaatsingsovereenkomst met een offerte zou ontvangen. Op 13 april 2021 heeft de consument die plaatsing geannuleerd. De annulering vond plaats een maand voordat zijn zoon voor het eerst naar dat kinderdagverblijf zou gaan. Op 20 april 2021 heeft de consument van de ondernemer een factuur gekregen, waarmee de ondernemer betaling van de maandvergoeding van € 840,– voor de periode van 10 mei tot 10 juni 2021 verlangde. De consument heeft het factuurbedrag niet betaald.
Volgens de consument is er geen sprake van een overeenkomst, omdat hij nog geen plaatsingsovereenkomst had ondertekend en deze – evenals algemene voorwaarden – nog niet had ontvangen. De consument heeft de plaatsingsovereenkomst pas twee weken na de annulering ontvangen; daarbij bevonden zich geen algemene voorwaarden. De consument was er niet van op de hoogte dat hij kosten verschuldigd was. Volgens de consument betreft het een annulering en is hij aan de ondernemer geen kosten verschuldigd.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 12 april 2021 is de consument via een e-mail akkoord gegaan met het aanbod voor de opvang van zijn zoon op maandag en donderdag met ingang van 10 mei 2021. Nu er sprake is van aanbod en aanvaarding is er een plaatsingsovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Op 13 april 2021 heeft de consument de ondernemer per e-mail meegedeeld dat hij de overeenkomst wilde annuleren.
Volgens artikel 3 van de overeenkomst kon deze per ingangsdatum worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Dit betekende dat de overeenkomst op 10 juni 2021 is geëindigd. De ondernemer heeft de consument een factuur voor één maand opvangvergoeding ad € 840,– toegezonden, maar de consument heeft deze niet betaald.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.
In artikel 3, eerste lid, van het Reglement Geschillencommissie Kinderopvang is aan de commissie onder meer de taak toebedeeld geschillen tussen een consument en een ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming van overeenkomsten, zoals in dit geval een plaatsingsovereenkomst.
Nu de consument – in tegenstelling tot de ondernemer – van mening is dat er geen plaatsingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, zal de commissie allereerst een oordeel moeten geven over dit meningsverschil.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod van de ene partij en de aanvaarding daarvan door de andere partij. Aanbod en aanvaarding daarvan vormen tezamen de voor een overeenkomst benodigde wilsovereenstemming. Om van een perfecte overeenkomst (wilsovereenstemming) te kunnen spreken, moeten aanbod en aanvaarding in ieder geval betrekking hebben op de meest elementaire onderdelen (de zogenaamde essentialia) van de overeenkomst. Naar het oordeel van de commissie zullen bij een plaatsingsovereenkomst in elk geval tot de essentialia daarvan gerekend moeten worden: een omschrijving van de dienstverlening van de ondernemer, de kinderopvangvergoeding die de consument aan de ondernemer daarvoor is verschuldigd, op welke dag/dagen en uren van de dag de kinderopvang zal plaatsvinden en de (wijze van) beëindiging van de overeenkomst.
Wat betreft de door de ondernemer gestelde totstandkoming van de overeenkomst blijkt uit de door de consument overgelegde en door de ondernemer niet betwiste stukken het volgende. Op 7 april 2021 heeft de ondernemer aan de consument een e-mail gezonden met de volgende inhoud: “Het was een behoorlijke puzzel, maar we hebben vanaf half mei een plek beschikbaar op maandag en donderdag. (…) Als jullie akkoord zijn laat het ons weten.” Op 12 april 2021 heeft de consument op die e-mail van de ondernemer als volgt gereageerd: “Wat fijn dat jullie een plek beschikbaar hebben, wij gaan akkoord voor een plek op maandag en donderdag. Graag horen we de vervolgstappen.”
Uit de hiervoor aangehaalde e-mailcorrespondentie tussen partijen volgt niet dat door aanbod en aanvaarding een perfecte overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. In die correspondentie ontbreken een of meer van de hiervoor genoemde essentialia zoals de omschrijving van de dienstverlening van de ondernemer, de kinderopvangvergoeding die de consument aan de ondernemer daarvoor is verschuldigd en de (wijze van) beëindiging van de overeenkomst. Ook anderszins blijkt uit de door partijen overgelegde stukken niet dat zij deze essentiële onderdelen van de overeenkomst (voldoende) met elkaar hebben besproken en daarover overeenstemming hebben bereikt.
De e-mail van 12 april 2021, waarop de ondernemer zich beroept, is naar het oordeel van de commissie slechts te beschouwen als een intentieverklaring van de consument; een dergelijke verklaring is echter juridisch niet afdwingbaar.
Omdat niet kan worden gesproken van een perfecte overeenkomst, die voor partijen over en weer rechten en verplichtingen in het leven roept, is de consument de door de ondernemer verlangde kosten, verband houdende met de opzegging van de beweerdelijk tot stand gekomen overeenkomst, niet verschuldigd. De commissie acht de klacht van de consument gegrond.
Nu de commissie de klacht van de consument gegrond heeft bevonden, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie het door de consument betaalde klachtengeld ad € 25,– aan hem te vergoeden.
Naar aanleiding van de niet betwiste stelling van de consument dat hij de plaatsingsovereenkomst zonder algemene voorwaarden pas twee weken na de annulering heeft ontvangen, merkt de commissie het volgende op. Op grond van zijn professionaliteit mag van de ondernemer worden verwacht dat hij in een geval als dit een exemplaar van de af te sluiten overeenkomst uiterlijk op het moment dat deze tot stand komt aan de consument verstrekt opdat de consument bij het sluiten van de overeenkomst met de inhoud daarvan bekend is of geacht kan worden daarmee bekend te zijn. Hetzelfde geldt voor de algemene voorwaarden die de ondernemer van de te sluiten overeenkomst wil laten deel uitmaken dan wel dat hij de consument een redelijke mogelijkheid biedt om van die voorwaarden (elektronisch) kennis te nemen.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 25,– ter zake van het door hem betaalde klachtengeld dient te voldoen.
Aldus beslist op 10 december 2021 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer
mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw A.J.M. van Hoesel – de Haas en de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.