Commissie: Advocatuur Zakelijk
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV08-0265B
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
1. De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement). 2. De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Verloop van de procedure Bij brief van 30 oktober 2008 heeft [de advocaat] een geschil aanhangig gemaakt tegen [de cliënte]. De advocaat vordert hierbij onder meer betaling van de openstaande declaraties ter grootte van in totaal € 5.690,23. Namens de commissie is de cliënte verzocht – onder invulling en retournering van het vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierop heeft [de nieuwe advocaat van cliënte] verweer gevoerd. De advocaat is in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de cliënte. De reactie van de advocaat is ter kennisgeving doorgezonden aan de cliënte. Standpunt eiser De advocaat wenst de declaraties, die de cliënte ondanks herhaalde betalingsherinneringen niet heeft voldaan, ter incasso aan de commissie voor te leggen. De advocaat heeft aan de cliënte rechtsbijstand verleend. Voor zijn werkzaamheden heeft de advocaat declaraties verzonden die (deels) onbetaald zijn gebleven voor een bedrag van € 5.690,23. Voor het verweer van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Ter zitting heeft de advocaat aangevoerd dat nu er van de declaratie van 16 mei 2008, waarvan de cliënte heeft verzocht deze in de procedure te betrekken, nog slechts een bedrag openstaat van € 315,75 en de advocaat dit restbedrag ook niet van de cliënte vordert. De advocaat verzoekt de commissie de cliënte te veroordelen tot betaling van de openstaande declaraties van in totaal € 5.690,23 althans tot betaling van een door de commissie naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag. Voorts verzoekt de advocaat de vorderingen van de cliënte niet-ontvankelijk te verklaren danwel deze af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen. Tot slot verzoekt de advocaat de cliënte te veroordelen in de kosten van deze procedure, bestaande uit de ingevolge artikel 26 betaalde arbitragekosten alsmede de kosten van juridische bijstand ingevolge artikel 36 van het Reglement. Standpunt verweerster Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de klachten op het volgende neer. De cliënte betwist de hoogte van de declaraties. Zij twijfelt of de geschreven tijd die voor die werkzaamheden is geregistreerd overeenkomst met de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Zo is er veel tijd besteed aan het telefoneren en is er buitensporig veel tijd besteed aan studie. Onder verwijzing naar de gedragsregels dient de advocaat – volgens de cliënte – een redelijk salaris in rekening te brengen. Bovendien dient de advocaat de cliënte op de hoogte te stellen indien de declaratie aanmerkelijk hoger zal uitvallen. De cliënte heeft verzocht de declaratie van 16 mei 2008, waarvan volgens de cliënte thans nog een bedrag open staat van € 3.661,85, in de procedure te betrekken. Voorts heeft de cliënte aangevoerd dat de advocaat eenzijdig het uurtarief heeft gewijzigd. De cliënte heeft daarbij onder meer een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden van het advocatenkantoor. De cliënte verzoekt de advocaat – uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 1.220,24 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening. Deze kosten hebben betrekking op de aanvankelijk bij de Raad van Toezicht aanhangig gemaakte procedure. Daarnaast wenst de cliënte een vergoeding van de kosten die zij in verband met onderhavige procedure heeft moeten maken. Behandeling Op 19 juni 2009 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënte is niet verschenen. Ter zitting heeft de advocaat zijn standpunt nader toegelicht. Beoordeling van het geschil in conventie en reconventie Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat inzake de onderhavige zaak als zodanig heeft gehandeld. Dit blijkt genoegzaam uit het dossier. Vaststaat dat de advocaat de declaratie van 3 juni 2008 voor een bedrag van € 4.927,59 en de declaratie van 1 juli 2008 voor een bedrag van € 762,64 ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie, derhalve een totaal bedrag van € 5.690,23. De cliënte heeft verzocht de declaratie van 16 mei 2008 voor een bedrag van € 7.661,85 in de procedure te betrekken. De cliënte heeft daaromtrent gesteld dat van die declaratie thans een bedrag openstaat van € 3.661,85. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is echter voor de commissie komen vast te staan dat van de declaratie van 16 mei 2008 met factuurnummer 80208 nog een bedrag openstaat van € 315,75. De advocaat heeft ter zitting gesteld dat hij laatstgenoemd bedrag niet van de cliënte vordert. Nu als niet, of onvoldoende weersproken vaststaat dat de cliënte het reeds betaalde gedeelte van de bewuste declaratie zonder protest of voorbehoud heeft voldaan, zal de commissie de declaratie van 16 mei 2008 niet in het geschil betrekken. De commissie is voor wat betreft de kosten van de door de advocaat verrichte werkzaamheden niet gebleken dat de hoogte of de omvang van de declaraties gelet op de verrichte werkzaamheden bovenmatig of buitenproportioneel is. Ook is de commissie niet gebleken dat de advocaat bij het opstellen van zijn declaraties is afgeweken van het tussen partijen onderling overeengekomen uurtarief. De cliënte heeft weliswaar verzocht om een lager uurtarief vast te stellen, doch de commissie zal dat verzoek niet honoreren. De commissie overweegt daarbij het volgende. Blijkens de door beide partijen getekende opdrachtbevestiging, gedateerd 7 maart 2006, zijn partijen een honorarium overeengekomen van € 210,– per uur. Nadien heeft de advocaat een uurtarief gehanteerd van € 230,– per uur. De klacht van de cliënte in deze is tweeërlei. Ten eerste dient te worden vastgesteld of de algemene voorwaarden van het advocatenkantoor van toepassing zijn nu de cliënte heeft aangevoerd dat deze voorwaarden niet althans niet op rechtsgeldige wijze ter kennisgeving aan haar zijn gebracht. Vast staat dat in de door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging de algemene voorwaarden van het advocatenkantoor van toepassing zijn verklaard. Bovendien staat in artikel 13 van deze opdrachtbevestiging vermeld: ”De cliënte verklaart uitdrukkelijk hierbij in ontvangst te hebben genomen een exemplaar van de algemene voorwaarden en verklaart eveneens daarvan kennis te hebben genomen”. Derhalve faalt naar het oordeel van de commissie de stelling van de cliënte dat de algemene voorwaarden niet, althans niet op rechtsgeldige wijze ter kennisgeving aan haar zijn gebracht. Het tweede deel van de klacht betreft het eenzijdig wijzigen van het uurtarief door de advocaat. De cliënte heeft gesteld dat afwijkende afspraken niet zijn gemaakt. Bovendien is volgens de cliënte de advocaat niet gerechtigd het uurtarief eenzijdig te wijzigen en beroept zich in deze op de vernietigbaarheid van de bepalingen in de algemene voorwaarden van het advocatenkantoor. De cliënte beroept zich daarbij op artikel 6:233 onder a en b BW juncto artikel 6:236 onder i BW. Naar het oordeel van de commissie is laatstgenoemd artikel alleen van toepassing indien de wederpartij (in casu de cliënte) een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep op bedrijf. Vast staat dat de cliënte handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf; cliënte is immers exploitant van meerdere kapsalons. Nog afgezien van de vraag of het uurtarief van de advocaat valt onder het begrip van ‘bedongen prijs’ zoals vervat in artikel 6:236 onder i BW, staat naar het oordeel van de commissie vast dat het uurtarief van de in het geding zijnde declaraties eerst geruime tijd na het verstrijken van de termijn van drie maanden is verhoogd. Immers, de opdrachtbevestiging dateert uit 2006 en de declaraties dateren uit 2008. Gelet op het vorenoverwogene komt de commissie mitsdien tot de conclusie dat een beroep op artikel 6 :236 onder i BW faalt. Ook het beroep op artikel 6:233 onder a BW kan naar het oordeel van de commissie geen doel treffen. Artikel 8 van de algemene voorwaarden van het advocatenkantoor bepaalt: ”[Het advocatenkantoor] heeft het recht het door haar gehanteerde uurtarief en de door haar gehanteerde reiskostenvergoeding tussentijds te wijzigen”. Ter zitting heeft de advocaat onweersproken gesteld dat het in 2006 overeengekomen uurtarief van € 210,– door indexering en een stijging van kosten is uitgegroeid naar € 230,–. De commissie acht dit niet onredelijk. Gelet op het vorenstaande alsmede de aard en de inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen en de kenbare belangen van partijen, is het beding in de algemene voorwaarden naar het oordeel van de commissie niet onredelijk voor de cliënte. Een beroep daarop acht de commissie bovendien niet gerechtvaardigd nu de cliënte ook declaraties onbetwist heeft betaald met een uurtarief van € 230,–. Zoals reeds hierboven is overwogen is – naar het oordeel van de commissie – aan de cliënte een redelijke mogelijkheid geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Een beroep op artikel 6:233 onder b BW faalt eveneens. Ten aanzien van de declaraties overweegt de commissie voorts dat niet is komen vast te staan dat de advocaat heeft gehandeld in strijd met de ter zake voor hem geldende gedragsregels. De klacht van de cliënte hieromtrent treft geen doel. Naar het oordeel van de commissie is hetgeen de cliënte voorts heeft gesteld omtrent de declaraties onvoldoende onderbouwd nu de advocaat de stellingen van de cliënte hieromtrent gemotiveerd heeft weersproken. Gelet op het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de klachten van de cliënte ongegrond zijn. In de overgelegde stukken treft de commissie geen gronden of aanwijzingen aan voor de door de cliënte geformuleerde en door de advocaat gemotiveerd weersproken bezwaren. De verwijten van de cliënte vinden geen steun in de overgelegde correspondentie noch in de processtukken, en ook op de zitting van de commissie is niet van nadere feiten gebleken. De commissie zal dan ook de vordering van de advocaat toewijzen en de cliënte veroordelen aan de advocaat de openstaande declaraties te voldoen. De cliënte respectievelijk de advocaat heeft verzocht de advocaat respectievelijk de cliënte te veroordelen in de proceskosten. Ingevolge artikel 36 van het Reglement van de commissie kan de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld om aan de wederpartij te voldoen de kosten van deskundigen en getuigen en de door de commissie begrote kosten van juridische bijstand van de wederpartij. Nu zowel de cliënte als de advocaat de vordering op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zal de commissie beide verzoeken afwijzen. De commissie merkt nog op dat de achtergrond van deze bepaling is dat de procedure bij de commissie laagdrempelig en eenvoudig dient te zijn, waarbij geen proceskostenveroordeling past en slechts bij hoge uitzondering kan worden toegewezen. De vordering van de cliënte om de advocaat te veroordelen in de kosten voor rechtsbijstand ter zake de procedure bij de Raad van Toezicht, wordt door de commissie afgewezen. Immers, de door de cliënte ingeschakelde advocaat heeft zelf aangedrongen om een begrotingsprocedure te starten. Naar het oordeel van de commissie is het starten van een begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht een vrijwillige keuze van de cliënte, doch de kosten daarvan kunnen – noch daargelaten of het gerechtvaardigd is dat deze kosten in onderhavige procedure worden gevorderd – de advocaat niet worden tegengeworpen. Van enig verwijt en enige schadeplichtigheid van de advocaat is naar het oordeel van de commissie niet gebleken. In het licht van het bovenoverwogene ziet de commissie dan ook geen aanleiding om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zoals door de cliënte is verzocht. De commissie zal voorts de cliënte als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 89,25 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënte te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt de cliënte tot betaling van deze kosten. Voor zover de door partijen aangevoerde argumenten dan wel klachten niet afzonderlijk zijn besproken, kan daarvan naar het oordeel van de commissie worden afgezien, omdat dit niet tot een andere beslissing kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing – De commissie veroordeelt de cliënte om aan de advocaat te voldoen een bedrag van € 5.690,23; – De commissie veroordeelt de cliënte in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van de advocaat vastgesteld op € 89,25 aan honorarium en verschotten van de arbiters; – De commissie wijst het meer of anders verzochte af. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op 1 juli 2009 door de Geschillencommissie Advocatuur.