AMM Geen overeenkomst tussen vader van meerderjarige zoon en ondernemer; commissie niet bevoegd.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Ontvankelijkheid/Bevoegdheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 117498

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 1 juni 2014 tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een opleiding MBO 4 tot junior accountmanager.

De opleiding vond plaats op of omstreeks september 2014 tot juni 2017.

Het geschil betreft de vraag waartoe de ondernemer gehouden is naar aanleiding van een verzoek tot het verstrekken van gegevens van de consument na beëindiging van de overeenkomst.

De consument heeft op 19 april 2018 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument is vader van de student [naam zoon]. De zoon van de consument heeft op 16 juni 2017 een negatief studieadvies ontvangen. De opleiding was nagenoeg afgerond, enkel een laatste stage en een mondeling afsluitend examen dienden nog te volgen. Vervolgens is besloten om dezelfde opleiding of een vergelijkbare opleiding aan een ander instituut af te ronden.

De zoon van de consument heeft om bij andere opleidingen vrijstelling te kunnen krijgen een programmabeschrijving nodig, dat wil zeggen per gevolgd vak een overzicht van de leerdoelen, de behandelde onderwerpen en de exameneisen.

De ondernemer is niet bereid deze informatie te verstrekken. De ondernemer zou de gegevens wel reeds een eerste maal verstrekt hebben, maar deze is niet in het bezit van de consument gekomen. De ondernemer is niet bereid daar nogmaals toe over te gaan. De ondernemer heeft weliswaar toegezegd mee te werken aan verstrekken van de gegevens rechtstreeks aan een andere opleiding, maar blijkt daar uiteindelijk toch niet toe bereid.

De consument heeft een formele klacht ingediend, maar die wordt niet in behandeling genomen, aanvankelijk omdat de klacht niet ondertekend zou zijn, vervolgens omdat de klacht te laat zou zijn ingediend.

De consument heeft nader nog aangegeven dat de termijnen in de klachtenregeling niet relevant zijn, omdat de commissie een andere termijn hanteert.

Het is ondoenlijk voor de consument om in het kader van door de ondernemer gestelde voorwaarden telkens van een aan te zoeken onderwijsinstelling vooraf te vragen om met de ondernemer afspraken  te maken over vertrouwelijkheid. De consument wil juist alle banden met de ondernemer verbreken en de ondernemer niet meer nodig hebben. Bovendien wil de consument zelf de regie hebben over de contacten met een andere instelling over de opleiding, om te voorkomen dat de ondernemer over de zoon van de consument voor deze nadelige uitspraken doet.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument geeft aan dat zijn zoon niet aanwezig is. Bovendien heeft de consument nadrukkelijk en gemotiveerd aangegeven dat niet zijn zoon, maar hijzelf procespartij is. Hij heeft immers de informatie opgevraagd, niet zijn zoon. Hij wil zijn zoon er niet mee belasten. Daarnaast heeft ook de consument de opleiding betaald.

De consument heeft op grond van de overeenkomst tussen zijn zoon en de ondernemer, welke overeenkomst de consument mede heeft ondertekend, recht op informatie. De consument klaagt er over dat de ondernemer geen uitvoering geeft aan deze contractuele verplichting.

De consument heeft geen begrip voor de ondernemer, zeker niet waar geweigerd wordt nogmaals informatie te delen die eerder wel al gedeeld is. Andere onderwijsinstellingen zullen al niet snel vrijstellingen geven. Als daar dan negatieve informatie vanuit de ondernemer bij komt wordt dat helemaal moeilijk.

De ondernemer is verplicht om een soepele overgang naar een andere opleider mogelijk te maken. Door dat niet te doen handelt de ondernemer in strijd met de goede trouw, die bij uitvoering van overeenkomsten in acht moet worden genomen.

De consument verlangt dat zonder aanvullende voorwaarden aan hem een programmabeschrijving, inhoudende per gevolgd vak een overzicht van de leerdoelen, de behandelde onderwerpen en de exameneisen beschikbaar wordt gesteld.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft nagelaten om een klacht in te dienen binnen de daarvoor gestelde termijn. Daarom is daar ook inhoudelijk niet op gereageerd. De consument is uitgeschreven per 15 juni 2017, de klacht is ingediend op 7 mei 2018. Dat is te laat.

De klacht heeft bovendien geen betrekking op de inhoud van het onderwijs. Er is dan ook geen sprake van gebreken in de uitvoering van de overeenkomst.

Na de verwijdering van de consument is door de ondernemer geadviseerd om te kijken in hoeverre bij andere instellingen vrijstellingen gekregen zouden kunnen worden, zodat alsnog vlot het diploma behaald zou kunnen worden.

De ondernemer is terughoudend bij het verstrekken van aanvullende informatie naast de cijferlijsten. Daarom is de ondernemer slechts bereid om aanvullende informatie te verstrekken als de betreffende examencommissie verklaart daaraan te willen meewerken.

De ondernemer heeft dit herhaaldelijk aan de consument meegedeeld.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer trekt het verweer in dat de consument te laat geklaagd heeft.

Een eerste keer heeft de ondernemer aan de consument de gevraagde informatie verstrekt, maar toen bleek dat deze nogmaals verstrekt zou moeten worden heeft de ondernemer zijn eerdere besluit heroverwogen en besloten de betreffende informatie niet meer rechtstreeks aan de consument beschikbaar te stellen. Het betreft immers informatie die het wezen van de opleiding van de ondernemer raakt. De ondernemer heeft met de afgegeven instellingsverklaring voldaan aan de wettelijke verplichting. De ondernemer is wel bereid om mee te werken aan het verschaffen van informatie aan de examencommissie van een andere instelling, als daaraan behoefte is om mogelijke vrijstellingen te kunnen verkrijgen.

Mocht een examencommissie van een andere opleiding ten behoeve van de beoordeling van mogelijke vrijstellingen aanvullende informatie nodig hebben dan is de ondernemer onvoorwaardelijk bereid om waar nodig informatie met andere onderwijsinstellingen te delen, mits de examencommissie verklaart vertrouwelijk om te gaan met de verstrekte informatie.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Omdat de ondernemer het verweer dat de consument te laat geklaagd heeft, heeft ingetrokken hoeft de commissie daarover niet te oordelen.

De consument heeft nadrukkelijk aangegeven dat hij procedeert en niet zijn zoon.

De ondernemer heeft een overeenkomst gesloten met de zoon van de consument. De consument heeft weliswaar de betreffende overeenkomst op een aantal plaatsen geparafeerd en mee ondertekend, maar dat maakt de consument nog geen contractspartij.
Enkel de (ook toentertijd reeds meerderjarige) zoon van de consument is als contractspartij genoemd, waarmee een overeenkomst tussen de zoon van de consument en de ondernemer tot stand is gekomen. De enkele vermelding van de consument als wettelijk vertegenwoordiger heeft in dat verband geen betekenis. Dat de consument de opleiding heeft bekostigd speelt ook geen rol.

De commissie is op grond van de door de ondernemer gehanteerde algemene voorwaarden bevoegd in tussen de contractspartijen bestaande geschillen bindend te adviseren. Nu de consument geen partij is bij de tussen de ondernemer en de zoon van de consument gesloten overeenkomst zijn de bij die overeenkomst behorende algemene voorwaarden niet van toepassing op de relatie tussen de consument en de ondernemer. Daarmee ontbreekt voor de commissie de grondslag om in het tussen partijen bestaande geschil bindend te adviseren.

Ten overvloede merkt de commissie overigens op dat naar haar oordeel het aanbod van de ondernemer om rechtstreeks en desgevraagd informatie te verstrekken aan examencommissies van andere opleidingsinstituten past binnen het systeem van de wet en daarmee niet onredelijk is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, de heer mr. T. Vis en mevrouw mr. A.J.E. Weijenborg-Meiss, leden, op 24 augustus 2018.