Commissie: Reizen
Categorie: Beëindiging
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI06-1280
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 26 maart 2006 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar Rhodos in Griekenland met verblijf in een hotel op basis van halfpension voor de periode van 17 t/m 27 augustus 2006, voor de som van € 1.378,–.
Klager heeft de reis op of omstreeks 9 augustus 2006 geannuleerd.
Klager heeft op 20 september 2006 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 24 augustus 2006 is een broer van mijn partner getrouwd. Die dag viel in de periode waarvoor de reis was geboekt. De oorspronkelijke trouwdatum was 22 september 2006. Het huwelijk is op doktersadvies met een maand vervroegd vanwege een zeer ernstige ziekte van de moeder van de bruid. Dit feit en mede omdat mijn partner als getuige en ik als ceremoniemeester bij het huwelijk aanwezig moesten zijn heeft mij genoodzaakt de geboekte reis te annuleren. De vervroeging van het huwelijk bleek niet voor niets te zijn geweest. Enkele dagen na de bruiloft is de moeder van de bruid overleden. Het eerder annuleren van de reis was niet mogelijk, omdat pas op 9 augustus 2006 de ernst van de ziekte zich manifesteerde. Ik heb een beroep op de reisorganisator gedaan om, gezien deze bijzondere omstandigheden, de reissom te restitueren, maar de reisorganisator heeft een annuleringsvergoeding aangeboden van slechts € 354,50. De reisorganisator is helaas niet op andere gedachten te brengen. Ik ben van mening dat de reisorganisator zich wel erg hard opstelt en ik voel mij dan ook genoodzaakt de commissie in te schakelen. Wij hebben een annuleringsverzekering afgesloten, maar de reden van de annulering van de reis valt niet onder de dekking, zodat wij aan die verzekering niets hebben.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
Wij hebben voor de annuleringsvergoeding de toepasselijke ANVR-reisvoorwaarden gevolgd. In artikel 9 is bepaald dat bij annulering tussen de 14e en de 5e dag voor de vertrekdatum de reiziger 75% van de reissom voor zijn rekening dient te nemen, ongeacht de reden van de annulering. Hoe zeer wij het ook respecteren dat klager de reis heeft geannuleerd op grond van de door haar genoemde omstandigheden, kunnen wij niettemin geen verdere restitutie op de reissom geven, omdat onze contractspartners op hun beurt ons aan onze verplichtingen houden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Klager wenst een ruimere vergoeding dan de toepasselijke ANVR-reisvoorwaarden ingeval van annulering van een geboekte reis toelaten. Daarvoor bestaat echter onvoldoende grond, omdat de reden van de annulering, hoe begrijpelijk ook, valt binnen het risico van klager zelf. Mede om discussies over de hoogte van de vergoeding in dergelijke gevallen zo veel mogelijk te vermijden, is de forfaitaire regeling als hierboven – gedeeltelijk – weergegeven in de ANVR-voorwaarden opgenomen. Het afwijken daarvan zou mogelijk zijn indien sprake is van aan de reisorganisator toe te rekenen omstandigheden. Daarvan is ten dezen echter niet gebleken.
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 11 april 2007.