
Commissie: Reizen
Categorie: Aansprakelijkheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
115941
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 30 november 2017 met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich heeft verplicht tot het leveren van een vliegreis naar Portugal voor twee personen met verblijf in Hotel [naam] te Faro, gedurende de periode van 3 tot en met 10 december 2017, voor de som van € 940,–.
Klager heeft een bedrag van € 215,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.
De reisorganisator heeft extra kosten in rekening gebracht in verband met een latere terugvlucht wegens annulering van de oorspronkelijk geboekte vlucht. De vlucht werd geannuleerd wegens noodweer.
Klager heeft als gevolg van de annulering van de oorspronkelijk geboekte vlucht extra kosten moeten maken: verlenging van de autohuur € 60,–; extra parkeerkosten € 15,–; 2 extra hotelovernachtingen € 130,–; eten en drinken € 60,–; alternatieve retourvlucht inclusief bagage € 215,–.
De reisorganisator heeft op 12 december 2017 een vergoeding voor één hotelovernachting ad € 65,– aangeboden en gerestitueerd/verrekend. Daarna heeft de reisorganisator dit aanbod nog gewijzigd naar een vergoeding voor twee hotelovernachtingen; € 130,– totaal.
De consument verlangt een aanvullende vergoeding van € 215,– voor de alternatieve retourvlucht.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
Per brief van 26 maart 2018 is de reisorganisator uitvoerig op de klacht ingegaan. Dit verweer dient hier als ingevoegd te worden beschouwd.
Na een weergave van de gebeurtenissen concludeert de reisorganisator het erg vervelend te vinden dat klager een onaangenaam gevoel heeft overgehouden over de afhandeling van de situatie, dat daarvoor excuses zijn aangeboden en een passende compensatie van € 130,–.
Voorts heeft de luchtvaartmaatschappij klager, na de annulering van de oorspronkelijke vlucht, een passende alternatieve vlucht aangeboden, inclusief een overnachting en vervoer van Eindhoven naar Amsterdam. Klager heeft dit geweigerd en is vervolgens door de reisorganisator geïnformeerd dat de meerkosten in dat geval voor eigen rekening zouden zijn. Uiteindelijk weigert klager deze kosten te voldoen. Het argument dat het onverantwoord en onveilig zou zijn om voor de aangeboden vlucht van de luchtvaartmaatschappij op maandagochtend te kiezen in verband met verwachte weersomstandigheden vindt de reisorganisator niet redelijk: het is de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij om hierin een keuze te maken. Bovendien is achteraf gebleken dat alle eerder gestrande passagiers van de op zondagavond geannuleerde vlucht, op maandagochtend veilig zijn geland op Eindhoven airport en vervolgens met vervoer vanwege de luchtvaartmaatschappij naar Amsterdam zijn gebracht.
De reisorganisator kan zich derhalve niet vinden in een extra vergoeding.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat de annulering van de terugvlucht een gevolg was van extreme weersomstandigheden en derhalve een overmachtssituatie.
Uit de toepasselijke wetgeving (artikel 7:507 BW) en de ANVR Reisvoorwaarden (artikel 6) volgt dat de reisorganisator niet aansprakelijk is voor schade die niet aan hem is toe te rekenen omdat deze schade het gevolg is van overmacht of van een gebeurtenis die niet kon worden voorzien of verholpen.
Wel is de reisorganisator naar gelang de omstandigheden verplicht de reiziger hulp en bijstand te verlenen, indien de reis niet verloopt overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben.
Indien dit het gevolg is van omstandigheden die noch aan de reiziger noch aan de reisorganisator zijn toe te rekenen (overmacht), draagt ieder zijn eigen schade. Voor de reisorganisator bestaat deze schade o.a. uit de extra inzet van menskracht; voor de reiziger bestaat deze schade o.a. uit extra verblijf- en repatriëringskosten.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de reisorganisator niet aansprakelijk is voor klagers schade als gevolg van de annulering van de vlucht.
De vraag of de reisorganisator, naar gelang de omstandigheden, voldoende hulp en bijstand heeft verleend, beantwoordt de commissie bevestigend. Het kan zo zijn, en dat heeft de reisorganisator ook erkend, dat het contact met de medewerker van de nooddienst van de reisorganisator stroef en gefaseerd verliep, echter, de commissie acht ook aannemelijk gemaakt dat, gegeven de acute overmachtssituatie en de beperkte informatie voorhanden, de medewerker van de nooddienst klager naar beste weten heeft geïnformeerd en zich heeft ingezet om aan klagers wensen te voldoen. Uiteindelijk was het klager die zich niet naar de situatie wenste te schikken, niet het geduld toonde even af te wachten, uiteindelijk het aanbod van de luchtvaartmaatschappij betreffende alternatief vervoer en faciliteiten om haar moverende redenen heeft afgeslagen en ervoor heeft gekozen het verblijf in de geboekte accommodatie en de autohuur te verlengen en een andere terugvlucht te boeken.
Nu de annulering het gevolg was van een overmachtssituatie en klager zelf het alleszins redelijke aanbod van de luchtvaartmaatschappij heeft afgeslagen, ziet de commissie geen aanleiding voor een (ruimere) compensatie dan wel schadevergoeding van de kant van de reisorganisator. De door de reisorganisator aangeboden compensatie van twee overnachtingen (€ 130,– totaal) acht de commissie in dit kader coulant. De commissie zal dit aanbod in de verrekening van het depotbedrag meenemen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is ongegrond.
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
Het depotbedrag ad € 215,– wordt als volgt verrekend.
De reisorganisator ontvangt € 150,–.
Klager ontvangt € 65,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 30 april 2018.