Annuleringsbepaling in algemene voorwaarden niet van toepassing op situatie waarin ondernemer bepaalt dat consument de opleiding moet staken.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: PON07-0001

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 3 juli 2006 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst waarbij de consument zich bij de ondernemer heeft aangemeld voor de opleiding verkort Sociaal Pedagogisch Werker niveau vier voor een periode van anderhalf jaar tegen een daarvoor door de consument te betalen prijs van in totaal € 5.325,–.   De consument is in september 2006 gestart met de opleiding.   De consument heeft in juli 2007 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft tot tweemaal toe de verplicht gestelde stage bij de opleiding niet gehaald en mocht van de ondernemer de opleiding niet vervolgen. Hoewel de consument voorafgaand aan de opleiding door de ondernemer is getest en zij de mededeling kreeg dat zij de opleiding met gemak zou kunnen halen, terwijl haar ook na de eerste niet behaalde stage nog werd gezegd dat zij de tweede stage zeker wel zou halen, werd haar vervolgens van de zijde van de ondernemer medegedeeld dat zij eigenlijk nooit aan deze opleiding had moeten beginnen omdat het voor haar veel te snel ging. Dat vormt een beoordelingsfout van de ondernemer. De consument betwist dat de ondernemer een beroep kan doen op zijn algemene voorwaarden (artikel 3) waaruit volgt dat bij annulering van de opleiding de volledige opleidingskosten bij de consument in rekening worden gebracht. De consument heeft namelijk de opleiding niet geannuleerd, maar moest van de ondernemer stoppen met de opleiding zodat zij geen onderwijs meer mag en kan genieten bij de ondernemer. De consument wenst terugbetaling van het door haar teveel betaalde bedrag nu zij de opleiding niet heeft mogen vervolgen.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De totale opleiding zou anderhalf jaar bedragen, te beginnen in september 2006. De opleiding bestond uit theorie- en praktijkstage. In maart 2007 werd de eerste stageperiode van de consument als onvoldoende beoordeeld waarna zij die praktijkstage nogmaals diende over te doen en wel in de periode maart 2007-juli 2007. Omdat zij twee van de vele praktijkopdrachten niet goed zou hebben uitgevoerd, werd ook een tweede stage onvoldoende beoordeeld. Van de zijde van haar praktijkbegeleidster/mentor bij de ondernemer kreeg zij te horen dat er overleg zou moeten plaatsvinden in een vergadering over de situatie van de consument. Nadien is zij gebeld door de begeleidster/mentor met de mededeling dat zij niet meer kon en mocht doorgaan met de opleiding. De definitieve praktijkbeoordeling/uitslag heeft de consument ondanks herhaald verzoek nimmer gekregen. De consument is niet tevreden over de haar geboden stagebegeleiding. Voor de door de consument verrichte stages heeft zij overigens geen vergoeding verkregen.   De consument verlangt terugbetaling aan haar van het bedrag van € 2.000,–; zij heeft slechts één derde deel van de opleiding gevolgd.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument is in september 2006 gestart met de MBO-opleiding Sociaal Pedagogisch Werker niveau vier. Het betreft een intensieve verkorte beroepsopleiding voor volwassenen. Het is een duaal leren traject. Voorafgaand aan deelname heeft de consument een intake gehad. In deze intake wordt onderzocht in welke mate een kandidaat past bij de opleiding en het beroep. In samenspraak met de consument hebben beide partijen ingestemd met de keuze van het volgen van de opleiding en is de inschrijving bevestigd. In maart 2007 werd de Beroepspraktijkvorming/stage van de consument als onvoldoende beoordeeld. Dit onderdeel werd herkanst in de periode maart 2007-juli 2007, hetgeen wederom als onvoldoende werd beoordeeld. Een extra herkansing behoort conform het examenreglement niet meer tot de mogelijkheden en de consument werd derhalve gedwongen met de opleiding te stoppen.   De consument is gehouden de volledige opleidingskosten te betalen. De ondernemer beroept zich op zijn algemene voorwaarden en meer in het bijzonder artikel 3.2.1 waarin staat vermeld: “Bij annulering van de opleiding, na intake en bevestiging van de inschrijving, tot een week voor de start van de opleiding, dient u de helft van de volledige opleidingskosten te betalen. Daarna, en dus ook bij voortijdige beëindiging van de opleiding, worden de volledige opleidingskosten in rekening gebracht. Dit geldt ook bij deelname zonder ontvangst van de bevestigingsbrief. Er vindt geen restitutie plaats”.   De omstandigheid dat de voortijdige beëindiging ook het gevolg kan zijn van onvoldoende behaalde resultaten door de consument is evident. Het verzoek van de consument dient dan ook te worden afgewezen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Anders dan de ondernemer stelt is de commissie van oordeel dat de annuleringsbepaling waarop de ondernemer zich beroept niet ziet op de onderhavige situatie waarbij de ondernemer eenzijdig bepaalt dat de consument de opleiding dient te staken. Die annuleringsbepaling ziet veeleer op een situatie waarbij juist de consument er zelf voor kiest om de opleiding te annuleren dan wel voortijdig te beëindigen en daarvan is in casu geen sprake. Daarbij komt dat de ondernemer ook geen alternatieve mogelijkheden meer aan de consument heeft geboden. Zoals onweersproken door de consument naar voren is gebracht heeft zij slechts 1/3 van de opleiding kunnen volgen waarna zij noodgedwongen met de opleiding heeft moeten stoppen. Verder is ter zitting gebleken dat de negatieve beoordeling van de tweede stage voor de consument bepaald onverwacht is gekomen en dat zij niet heeft kunnen en mogen rekenen op een goede en adequate begeleiding c.q. waarschuwing aan haar adres terzake de stage en de negatieve consequenties voor haar. Bovendien heeft ook nog te gelden dat zij niet de beschikking heeft gekregen over de definitieve schriftelijke uitslag van de tweede stage en is zij er zowel bij aanvang alsook bij de eerste als tweede stage niet dan wel onvoldoende op gewezen dat het niet goed zou kunnen gaan. Onder de gegeven omstandigheden acht de commissie het redelijk en billijk dat de consument het door haar verlangde bedrag van € 2.000,– gerestitueerd zal krijgen van de ondernemer.   De klacht is derhalve gegrond.   Tenslotte hecht de commissie er nog aan op te merken dat de behandeling van de zitting heeft plaatsgevonden met inachtneming van de verzochte verhinderdata van partijen – waarbij van de zijde van de ondernemer niets is aangegeven – en dat volgens het reglement van de commissie in zo’n geval een bepaalde zittingsdatum niet meer zal worden uitgesteld. De behandeling van zaken vindt ook plaats in de zomermaanden en daarbij wordt niet zonder meer rekening gehouden met de vakantieperiode voor onderwijsinstellingen – die overigens ook in het gehele land verschillend kunnen zijn – en al helemaal niet als die data niet als verhinderdata zijn opgegeven. Daarbij geldt verder nog dat de ondernemer zich ook in een voorkomend geval had kunnen laten vertegenwoordigen door een ander dan zijn directeur.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding/restitutie van € 2.000,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan de consument te vergoeden terzake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen op 4 juli 2008.