Artikel 6 lid 2 van de Algemene Voorwaarden kunnen consument niet het recht ontnemen zich te beroepen op gedeeltelijke ontbinding

  • Home >>
  • Rijopleidingen >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Rijopleidingen    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: RYO09-0012

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 16 mei 2009 tussen partijen tot stand gekomen lesovereenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verzorgen van een theorie- en praktijkopleiding voor het rijbewijs categorie B voor de door consument te betalen pakketprijs van € 1.461,–. De lesovereenkomst is uitgevoerd van mei 2009 tot november 2009 (17 lessen van in totaal 21,5 uren).   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer is tijdens de rijlessen herhaaldelijk vervelend tegen de consument uitgevallen. Hij schreeuwt tegen haar en reageert op kleine foutjes, die zij maakt op een manier die in die in geen enkele verhouding staat tot de ernst van de fout. Hij krijgt daarbij woedeaanvallen en schreeuwt tegen de consument. Dit is zo erg dat zij bang voor hem is geworden en zich niet meer in staat acht om het rijden van de ondernemer te leren.   Bij e-mail van 8 december 2009 heeft de consument laten weten dat zij de rijlessen niet meer zal voortzetten en heeft zij gevraagd om restitutie van een deel van het geld. De ondernemer heeft daarop laten weten dat hij dat bericht als contractbreuk ziet en heeft daarbij medegedeeld dat hij niets zal restitueren.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Bij het laatste incident vergat ik de richtingaanwijzer te gebruiken. De ondernemer ging vervolgens zo enorm tekeer dat ik helemaal dicht sloeg. Toen werd hij nog bozer. Eigenlijk wilde ik toen gewoon de auto stilzetten, uitstappen en weggaan, maar het was de tussentijdse toets en de ondernemer wilde dat ik die zou afmaken. Hij ging compleet over de rooie. En dat om een foutje van niks.   De proefles ging heel goed, maar vanaf les drie werd het steeds erger. Als gevolg daarvan was ik eigenlijk voortdurend bezig met het vermijden van fouten, in plaats van het leren rijden. Ik durfde geen foutje meer te maken.   Ik durfde hem daar in de auto niet op aan te spreken. Ik vind het ook wel prettig dat hij vandaag niet is gekomen, want ik durf het niet echt aan om met hem de confrontatie nog eens aan te gaan.   De consument verlangt ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van € 601,–.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Tijdens de lessen zijn de fatsoensnormen niet overschreden. De ondernemer heeft niet tegen de consument geschreeuwd. Evenmin heeft hij ooit woedeaanvallen gehad. Het kan zijn dat de ondernemer de consument belerend heeft toegesproken, maar hij heeft nimmer kwaad over haar gesproken.   Op de lesovereenkomst waren de voorwaarden van de [branche] van toepassing. Op grond van artikel 6, lid 2 van die voorwaarden kan de consument slechts bij een klemmende reden als omschreven in artikel 2, lid 2 van die voorwaarden de overeenkomst beëindigen. Dergelijke klemmende redenen hebben zich niet voorgedaan. De consument kan de overeenkomst dan ook niet beëindigen en een grond voor restitutie van betaald lesgeld bestaat dan ook niet. De ondernemer blijft bereid om het resterende deel van de opleiding te verzorgen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Voldoende is gebleken dat aan de zijde van de consument het vertrouwen in de ondernemer volkomen is verdwenen. Angst voor zijn wijze van instrueren heeft ertoe geleid dat een situatie is ontstaan waarin zij niet langer in staat was te leren, omdat zij enkel nog bezig was zich te concentreren op het vermijden van fouten. Of de consument deze angstgevoelens terecht heeft gekregen of niet, kan de commissie niet beoordelen. De ondernemer betwist dat hij zich buitensporig grof of ruw heeft uitgelaten of enorm tekeer is gegaan. De commissie kan daarom niet vaststellen wat er nu precies is gebeurd. Feit blijft echter dat de benodigde vertrouwensrelatie tussen de consument en de ondernemer in elk geval aan de zijde van de consument verstoord is geraakt.   Het voorgaande betekent dat de commissie niet kan vaststellen dat de ondernemer is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen. Wel is de commissie van oordeel dat zich een bij het aangaan van de overeenkomst onvoorziene omstandigheid heeft voorgedaan die, zou deze zaak bij de rechter aanhangig zijn gemaakt, aanleiding zou hebben kunnen geven om de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden. De onvoorziene omstandigheid is van dien aard dat de ondernemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voortzetting van de overeenkomst niet mag verwachten.   De ondernemer heeft gewezen op artikel 6, lid 2 van de [branche]-voorwaarden, welke bepaling inhoudt dat de consument de overeenkomst enkel mag beëindigen wanneer zich een dringende reden voordoet als bedoeld in artikel 2, lid 2 van deze voorwaarden (ernstig ongeval, ernstige ziekte van familie in de eerste of tweede graad, dan wel overlijden van familie in de eerste of tweede graad). Deze bepaling maakt geen onderscheid tussen een opzegging van de overeenkomst of een beroep op ontbinding ervan. Indien deze bepaling zowel ziet op de mogelijkheid om op te zeggen, als ook op de mogelijkheid om de ontbinding van de overeenkomst in te roepen, dan is de bepaling onredelijk bezwarend op grond van de zwarte lijst in boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (art. 6:236, aanhef en sub b BW). Laatstgenoemde bepaling verklaart elk beding dat de mogelijkheid van een wederpartij om een beroep op ontbinding van de overeenkomst te doen uitsluit of belemmert onredelijk bezwarend.   Er van uitgaande dat het in het regulier overleg over deze voorwaarden niet de bedoeling is geweest om het recht op ontbinding van de overeenkomst in deze bepaling uit te sluiten of te beperken, leest de commissie artikel 6, lid 2 van de [branche]-voorwaarden dan ook aldus, dat dit alleen ziet op het geval waarin de consument de overeenkomst wil opzeggen, maar niet voor het geval waarin een (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst aan de orde is, ook niet de ontbinding van artikel 6:258 BW wegens onvoorziene omstandigheden. Dat laatste geval doet zich hier voor en artikel 6, lid 2 [branche]-voorwaarden kan de consument naar het oordeel van de commissie niet belemmeren in haar mogelijkheid om zich daar op te beroepen.   Tussen partijen staat vast dat de consument inmiddels 21,5 à 22 uur rijles heeft genoten. Bij beëindiging van de overeenkomst heeft de ondernemer bovendien nog aanspraak op één lesuur extra. De commissie zal dan ook in dit geval uitgaan van een redelijke vergoeding voor de ondernemer van 23 uren tegen een overeengekomen tarief van € 40,– per les (€ 920,–). Dat de eigen verklaring is gebruikt voor een examenaanvraag, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat theorieonderwijs is genoten. De consument heeft een pakketprijs voldaan van € 1.461,–, waarvan € 920,– redelijkerwijs aan werk is verricht. Dat betekent dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 541,– dient terug te betalen.   Het voorgaande leidt dan ook tot de navolgende beslissing.   Beslissing   De commissie ontbindt de tussen partijen gesloten overeenkomst gedeeltelijk, te weten: voor het deel dat nog niet is uitgevoerd.   De commissie stelt de door de consument aan de ondernemer verschuldigde vergoeding tot aan het tijdstip van ontbinding vast op een bedrag van € 920,–.   De ondernemer betaalt aan de consument een bedrag terug van € 541,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 330,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Rijopleidingen op 6 april 2010.