Baby in gezicht gekrabd, van opzet geen sprake

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Veiligheid    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2016-104585

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Op de eerste dag op de opvang  is het kindje van de consument gewond geraakt.  Over hoe dit is gebeurd, verschillen consument en ondernemer van mening. Volgens de ouders was er onvoldoende toezicht. De ondernemer zegt dat er wel voldoende toezicht was en dit gebeurde, doordat een ander kindje van 17 maanden de baby heeft aangeraakt in het gezicht tijdens het liedjes zingen. Wat er precies is gebeurd is niet meer te achterhalen, wel is er volgens de commissie geen sprake van opzet of nalatigheid. De ondernemer valt geen verwijt te maken noch valt het voorval onder het risico van de ondernemer waardoor schadeplichtigheid jegens de consument zou zijn ontstaan . De commissie acht de klacht niet gegrond.

De consument klaagt over de behandeling van haar dochter, die volgens haar door nalatigheid van de ondernemer door een ander kindje in het gezicht is gekrabd.

De consument heeft de klacht op 21 juni 2016 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft voor het eerst op 20 juni 2016 gebruik gemaakt van kinderopvang bij het kinderdagverblijf van de ondernemer voor haar dochtertje. Bij het ophalen bleek dat de baby in het gezicht was gekrabd door een ander kindje.
De consument stelt dat dit te wijten is aan nalatigheid van de ondernemer. Ze meent dat er onvoldoende toezicht is gehouden. Ook meent ze dat de leidster haar direct hierover had moeten informeren. Ze is ook overigens ontevreden dat ze die dag geen enkele app heeft ontvangen over hoe het met haar baby ging, terwijl dit wel was toegezegd.

De consument vraagt zich af of het voorval wel in één greep met het handje gebeurd is, zoals de ondernemer stelt, aangezien de baby meerdere wondjes in het gezicht had. Verder werd bij het ophalen verteld dat de baby’s tijdens het voorval geaaid mocht worden door de grotere baby’s (16/17/18 maanden), maar achteraf beweert de ondernemer dat het gebeurd is toen een gezamenlijk liedje werd gezongen.

De consument verlangt een schadevergoeding van € 1.699,46 voor gemaakte kosten, gebaseerd op 9 opgenomen verlofdagen, tijd in het ziekenhuis en bij de huisarts, telefoonkosten, reiskosten en kosten gemaakt in het kader van deze procedure.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De consument meent dat de leidster tijdens het voorval niet oplette en bezig was met andere dingen. De schadevergoeding is mede gebaseerd op het verschil in opvangkosten tussen deze en de nieuwe kinderopvang; de consument heeft dit prijsverschil gedurende een jaar bij de vordering inbegrepen. De kosten voor de opvang bij de ondernemer liggen relatief laag. Ze heeft vrije dagen opgenomen omdat de nieuwe opvang pas een week later inging.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Aan het eind van de opvangdag is de dochter van de consument tijdens het zingen van een liedje onverwacht gekrabd door een jongetje van 17 maanden, zelf nog een baby. Bij een kindje van een dergelijke leeftijd kan er geen sprake zijn van opzet of mishandeling. De leidster zat naast de dochter van de consument en heeft direct ingegrepen door de hand van het jongetje beet te pakken. Vervolgens heeft zij de wondjes van de baby verzorgd met een nat washandje. Zodra de baby tot rust was gekomen wilde zij de ouders bellen. Op dat moment kwamen de ouders de baby alweer halen. De leidster heeft direct uitgelegd hoe het is gegaan, haar excuses aangeboden en medeleven getoond. De verwondingen zijn derhalve niet te wijten aan onvoldoende toezicht. Omdat de baby’s nu meer met de leidsters samen op de grond spelen in plaats van apart in de box, kunnen dergelijke ongelukjes gebeuren. Er waren voldoende, gediplomeerde leidsters aanwezig. Bij de intake is afgesproken dat de ouders kunnen bellen voor informatie. Als het werk het toelaat wordt soms met de ouders geappt, maar de begeleiding van de kinderen gaat vóór het versturen van appjes.

Op 8 juli 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de consument en de ondernemer.

De ondernemer is bij wijze van tegemoetkoming akkoord gegaan met directe opzegging in plaats van de ouders te houden aan de opzegtermijn van één maand. Het reeds betaalde bedrag heeft de ondernemer teruggestort.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Tijdens het voorval zat de baby in een wipstoeltje en zat de leidster met drie kinderen van 16, 17 en 18 maanden en de baby op de grond. Ze was bezig met een voorschoolse educatie activiteit.

Een andere leidster stond in de verschoonruimte en had vanaf daar zicht op het voorval. Alle leidsters krijgen een verdiepingscursus over het samen laten spelen van kinderen van verschillende leeftijden. De ondernemer heeft de klacht serieus genomen en meteen een onderzoek gedaan. Alle ‘bijna-ongelukken’, waaronder deze, worden op schrift gesteld, waarna jaarlijks een risico-inventarisatie wordt gemaakt. Deze verslagen worden jaarlijks ter inzage voorgelegd aan de GGD. De ondernemer zegt niet vooraf toe dat de ouders per app worden geïnformeerd omdat daar geen tijd voor is. De ondernemer weet niet of de geclaimde schade onder de verzekering valt. De ondernemer let sinds dit voorval extra goed op of de nagels van de kinderen goed geknipt zijn.

De ondernemer verzoekt daarom de klacht ongegrond te achten.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie acht het een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat de baby van de consument juist op de eerste opvangdag in het gezicht gewond is geraakt door toedoen van een ander kindje en kan zich voorstellen dat dit op de consument een grote impact heeft gehad. Nu het gaat om een kindje van 17 maanden kan er naar het oordeel van de commissie geen opzet bij het kindje aanwezig worden geacht.

Aan de commissie ligt de vraag voor, in hoeverre dit voorval aan de ondernemer is te wijten. Dit zou het geval kunnen zijn indien er sprake is geweest van onvoldoende toezicht. De commissie stelt vast dat de lezing van de consument en die van de ondernemer van elkaar verschillen en dat achteraf niet meer exact is vast te stellen hoe een en ander is gegaan. Nu de commissie beschikt over enerzijds verklaringen van de medewerkers die bij het voorval aanwezig zijn geweest, anderzijds de ontkenning van de ouders, die daarbij niet aanwezig zijn geweest, kan de commissie uitsluitend beoordelen in hoeverre de verklaringen van de ondernemer aannemelijk overkomen. De commissie acht de lezing van de ondernemer dat het kindje gewond is geraakt door een snelle beweging, aannemelijk. Hoewel de wondjes op verschillende plaatsen in het gezicht zitten zouden deze, zeker met scherpe nageltjes, in één of enkele bewegingen door een kinderhandje veroorzaakt kunnen zijn. De commissie heeft geen reden om te twijfelen aan de bewering van de ondernemer dat de leidster er vlak naast zat en voldoende toezicht hield, maar dit niet heeft kunnen voorkomen. De ondernemer valt derhalve geen verwijt te maken noch valt het voorval onder het risico van de ondernemer waardoor schadeplichtigheid jegens de consument zou zijn ontstaan. De commissie acht de klacht op dit punt daarom ongegrond.

Ten overvloede merkt de commissie op dat een onderbouwing voor het gevraagde bedrag aan schadevergoeding ontbreekt nu geen enkel onderdeel met een concreet bedrag is toegelicht, zodat de commissie geen inzicht heeft in de opbouw van het bedrag. Tenslotte merkt de commissie nog op dat zij zich kan vinden in de keuze van de ondernemer dat het verzorgen van de kinderen voorgaat op het versturen van appjes, te meer nu ouders altijd ook zelf actief contact mogen opnemen met ondernemer.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen op 28 september 2016.